Filipijnen blijft onnozele filmacteur als president bespaard
Filmacteurs en basketballers als bestuurders. Je zou het geen enkel land gunnen. Toch zitten ze in de Filipijnen regelmatig op het regeringspluche - op verzoek van de allerarmsten nog wel. De komende zes jaar blijft de Filipijnen zo’n clownsregime bespaard. Deze week werd bekend dat de zittende president, Gloria Macapagal Arroyo (GMA), de presidentsverkiezingen heeft gewonnen. Maar zijn de Filipijnen met haar beter af?
Dr. Andreas Ufen, Zuidoost-Azië-specialist van het Instituut voor Azië-studies in Hamburg, heeft grote twijfels. „Ze is immers een vertegenwoordiger van de Filipijnse zakenelite. De Makati Business Club heeft haar als kandidaat naar voren geschoven en die koestert nog altijd het zogenaamde crony-kapitalisme: een kapitalisme dat exclusief de belangen van de elite behartigt. Sociaal beleid, zoals armoedebestrijdingsprogramma’s en de aanpak van de wijdverspreide corruptie, is van deze groep niet te verwachten.”
En juist dát is hard nodig in een land waar grote werkloosheid heerst (11 procent van de beroepsbevolking) en waar 40 procent van de burgers dagelijks van minder dan 2 dollar moet rondkomen. Daarmee zijn de Filipijnen (bijna 83 miljoen inwoners en ongeveer negen keer zo groot als Nederland) een van de armste landen in Zuidoost-Azië.
Het land was in de jaren ’50 en ’60 relatief goed ontwikkeld, maar het ’boevenbestuur’ van dictator Marcos zorgde ervoor dat de Filipijnen volledig in de ellende kwamen. In 1986 werd Marcos tijdens een volksopstand verjaagd en keerde met president Cory Aquino de democratie terug. Maar wezenlijk beter heeft de bevolking het daarna niet gekregen, al was er onder Aquino’s opvolger, Fidel Ramos, een tijdelijke keer ten goede. Ook nu nog groeit de Filipijnse economie met jaarlijks zo’n 4 à 5 procent. „Maar”, zegt Ufen, „de arme massa profiteert daar nauwelijks van.”
Ondanks zijn bezwaren tegen Arroyo, geeft Ufen verreweg aan haar de voorkeur boven haar belangrijkste rivaal, de filmacteur Fernando Poe jr., bijgenaamd FJP of Da King. Poe, goede vriend van de familie Marcos en van het voormalige staatshoofd en voormalig filmacteur Joseph Estrada, had sowieso geen enkel politiek programma.
Hij was „absoluut niet in staat om ook maar iets te zeggen over wat hij als president zou gaan doen.” Toch wist Poe de afgelopen weken volle zalen te trekken. Zijn campagne bestond voornamelijk uit optredens van schaars geklede dames…
Het bizarre is dat juist zo’n leeghoofd als Poe de kandidaat van de allerarmsten was, zoals Estrada en Marcos dat in het verleden ook waren. Terwijl juist zij symbool staan voor corruptie, armoede en politieke instabiliteit. Estrada moest in 2002 als president het veld ruimen wegens corruptieschandalen. Aan zijn vertrek dankte Arroyo haar eerste periode als president, omdat zij als vice-president hem mocht opvolgen.
Volgens Ufen waren de Filipijnen pas echt beter af geweest als Raoul Rocco zou zijn gekozen. Hij was eerder minister van Onderwijs, maar had geen sympathisanten onder de zakenelite, en dat is in de Filipijnen een ’dodelijk’ tekort. Rocco had ook de propagandamachine niet waarover Arroyo als zittend president wel beschikte.
Voor een land dat zo veel problemen kent, is het natuurlijk te gek voor woorden dat er geen noemenswaardige politieke partijen zijn die inhoudelijk iets te zeggen hebben. De partijen die nu meedraaien, zijn meer stemmachines die door de elite tijdelijk uit de kast worden gehaald. Het land kent wél een ultralinkse politieke traditie, alleen zitten de aanhangers daarvan niet in het parlement, maar struinen ze als guerrillastrijders door de bergen of zitten ze, net als communistenleider Sison, als balling in Nederland.
Een gematigde sociaal-democratie heeft in het land nog nauwelijks wortel geschoten, aldus Ufen. „De partijtjes die deze richting voorstaan, zijn niet in staat sterk te worden vanwege onderlinge verdeeldheid en geldgebrek, en ze zijn daardoor al helemaal geen partij voor de steenrijke zakenelite.” Overigens heeft deze elite ook al die bij het volk geliefde film- en sporthelden ingelijfd, zegt Evert de Boer, coördinator van de Filipijnengroep Nederland. „Hun populistische retoriek is nog wel dezelfde, ze spreken daardoor meer mensen aan, maar in de praktijk maakt hun optreden geen verschil met dat van de elite.”
Of er ooit serieuze partijpolitiek in de Filipijnen zal komen? Ufen hoopt van wel, en er zijn volgens hem signalen dat hij daarin niet beschaamd gaat worden. „Onder Arroyo zal men mogelijk overgaan op een parlementair systeem. Ze heeft eerder al gezegd die kant op te willen, en dat zou een verbetering kunnen betekenen, want langs die weg zouden echte politieke partijen kunnen ontstaan. Het presidentieel systeem zoals dat nu bestaat, met veel macht voor de president, is funest voor de politiek. Met een parlementair systeem zullen de partijen niet meer zo worden gedomineerd door enkele steenrijke figuren, zoals nu het geval is.”
Evert de Boer heeft zijn hoop op heel iets anders gevestigd: het in 1998 ingevoerde partijlijstsysteem. „Dat is te vergelijken met ons parlementair stelsel. De partijen die op die lijst staan hebben een politiek programma en op hen wordt landelijk gestemd - en niet zoals bij de grote partijen per district. Op de lijst staan partijen maar ook sectorale groeperingen zoals boeren of vrouwenbewegingen, of groepen die de marginale sectoren van de Filipijnen vertegenwoordigen. Naar gelang het aantal stemmen nemen ze plaats in het parlement, zij het met een maximum van drie vertegenwoordigers per partij.
„Wat een aantal van die partijen nu doet is zich aan de basis sterk uitbouwen. Ze hebben weliswaar slechts een of twee zetels in het Huis van Afgevaardigden, maar op lokaal niveau is de burgemeester van hun partij, of domineren ze de gemeenteraad.”
Of het de Filipijnen in de toekomst echt verder zal helpen? De Boer aarzelt. „Er zijn waarnemers die verwachten dat een aantal van deze partijen op den duur een tegenwicht gaat vormen voor de zakenelite doordat ze hun macht hebben opgebouwd op een brede sociale beweging aan de basis.”
Er was nóg een opmerkelijk verschijnsel in de Filipijnse politiek, en dat was de opkomst van de evangelische beweging als politieke factor. Een van de andere presidentskandidaten die het tegen Arroyo moesten afleggen was namelijk een dominee: Eddie Villanueva, voorganger van de Jezus is Heer Kerk in Manilla. Villanueva (57) -beter bekend als broeder Eddie, of Eddie Evangelista (in de jaren ’70 en ’80 was het nog kameraad Eddie, omdat hij voor zijn bekering fanatiek lid was van de communistische guerrillabeweging).
Villanueva maakte vanaf het begin van de campagne weinig kans, maar zijn poging om christenen te mobiliseren is niet onopgemerkt gebleven. In de Filipijnen is 83 procent van de bevolking rooms-katholiek en 9 procent protestant, en uit die twee christelijke denominaties ontwikkelt zich een indrukwekkend leger van evangelische christenen. Het zou om een groep van zo’n 20 miljoen evangelische en charismatische christenen gaan. Villanueva heeft geprobeerd deze groep achter zich te krijgen, en als politiek programma had hij „morele zuivering” van het land gekozen, gericht tegen de corrupte praktijken van zijn rivalen.
Zoals gezegd heeft Villanueva het niet gered, maar wellicht dat in de toekomst zijn kansen keren. Het tijdschrift Far Eastern Economic Review was in ieder geval onder de indruk. In een artikel getiteld ”Power of Prayer” schreef correspondent James Hookway: „De afgelopen weken hebben aangetoond hoe een groeiende groep van evangelische christenen in Zuidoost-Azië zich als een afzonderlijke politieke groepering begint te manifesteren.”
Ook om die reden is het te vroeg om de Filipijnse politiek af te schrijven.