Cultuur & boeken

Antiek adellijk Facebook

Zeer rommelig zagen ze eruit, met moeilijk of nauwelijks leesbare teksten waarvan een fatsoenlijke interpretatie al helemaal te veel gevraagd was. En dan kwamen ze nog vooral uit de grensgewesten ook. Pf. Logisch dat historici de vriendenboekjes die adellijke vrouwen een paar eeuwen geleden samenstelden, links lieten liggen.

Ria Kraa
30 June 2017 10:39Gewijzigd op 16 November 2020 10:56
Heraldiek speelde in het leven van mensen van adel, en dus in hun alba amicorum, een grote rol. Johanna de Liauckema liet voor haar bijdrage aan het album van Juliana de Roussel een gouache maken: twee jongemannen reiken onder toezicht van een oudere man
Heraldiek speelde in het leven van mensen van adel, en dus in hun alba amicorum, een grote rol. Johanna de Liauckema liet voor haar bijdrage aan het album van Juliana de Roussel een gouache maken: twee jongemannen reiken onder toezicht van een oudere man

Zo niet Sophie Reinders (1984). „Die alba amicorum van die jonge vrouwen van vroeger waren zo’n beetje de Facebookaccounts van nu.” Een social network mapping service: zestiende-eeuws klinkt dat bepaald niet. Toch is dit hippe Engels een goede definitie van de vriendenboekjes die adellijke dames 400, 500 jaar geleden bijhielden.

Net zoals Facebook en Instagram dat vandaag de dag doen, brachten zulke invulbundels iemands sociale netwerk in kaart. Het gaf een zo positief mogelijk beeld van de verzameling vrienden die de bezitter had, welke smaken en modes en denkbeelden bij hen pasten, welke gezamenlijke waarden en deugden men deelde, welk geloof men aanhing.

Sophie Reinders, docent historische Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft grondig studie gemaakt van een collectie van die eeuwenoude vriendenboekjes.

Het waren misschien geen verzamelingen van hoogst originele of kwalitatief hoogstaande teksten, maar daar ging het ook helemaal niet om. Er werden wél mooie herinneringen in opgetekend, mensen werden uitgedaagd en gesteund, en er werd voor wie tussen de regels door kan lezen ook flink in geflirt en geroddeld.

Een album amicorum, zoals zo’n vriendenboekje indertijd heette, was geen zeldzaamheid. Ze werden bij duizenden gemaakt en bij duizenden liggen ze ook nog steeds bewaard in bibliotheken en archieven van Noord- Europa. Wel zijn dat voornamelijk exemplaren van mannen en niet van vrouwen. Die maakten weliswaar ook zulke albums, maar die werden niet zo veel bewaard, en nauwelijks bestudeerd. Hun levens werden lange tijd minder interessant geacht dan die van mannen.

Het album amicorum vindt zijn oorsprong ook in mannelijke kring, namelijk de kring van geleerden rond kerkhervormer Maarten Luther. Zijn getrouwen en medegeleerden vroegen hem vaak een Bijbelcitaat of stichtelijke tekst te schrijven in een van hun boeken. Dat nam al snel een hoge vlucht, en zo bleek de Reformatie een katalysator te zijn voor een nieuwe mode: het vriendenboek.

Kostbaar bezit

Aanvankelijk, zo tussen 1530 en 1540, ging het nog om losse bladen of losse inscripties in boeken en Bijbels. Zo’n stukje tekst, een ”autograaf” van Maarten Luther of andere reformatorische geleerden, werd beschouwd als een kostbaar bezit.

En wie er een paar had, wilde er meer. En wie dat zag, wilde zelf ook zo’n collectietje. Het verzamelen van deugdzame levenslessen en stichtelijke teksten was na 1550 al tot ver buiten Wittenberg in de mode geraakt. De belangrijkste handels- en studentensteden in Duitsland die met Wittenberg in contact stonden, namen de mode over. En in de decennia daarna vond het samenstellen van zulke tekstverzamelingen ook zijn weg in andere steden van Europa. En naast de teksten kwamen er algauw plaatjes.

De oudst bekende Nederlandse albums dateren uit 1556 en zijn van de edellieden Steven de Rhemen uit Deventer en Johan van Lynden. Beiden wisten ze een bijdrage te bemachtigen van Johannes Bugenhagen en Philipp Melanchthon, beiden vertrouwelingen van Luther. Gestaag ontwikkelde zich het verzamelen van losse deugdelijke teksten dus tot het in gebruik nemen van speciale albums daarvoor.

Het waren al heel gauw niet meer alleen geestelijken die elkaar om teksten vroegen, ook academici van andere wetenschappelijke richtingen, studenten en edelen namen de mode over. En naarmate het gebruik zich uitbreidde en er aparte boekjes voor op de markt kwamen, gingen de auteurs er vaak eens goed voor zitten om een tekst te vinden of een persoonlijk stukje te schrijven dat bij de eigenaar van het album paste. Zo konden ze zich mooi profileren als creatief figuur of als vrijgezel die beschikbaar was op de huwelijksmarkt, of als vertrouweling van een hooggeplaatst persoon.

Gauw klaar

Zulke hooggeplaatsten maakten zich er zelf met een vaste lijfspreuk of iets anders makkelijk van af. Zo wist de Zutphense Rutghera van Eck in 1606 prins Maurits van Nassau te strikken voor een bijdrage in haar album maar hij was gauw klaar. Hij schreef niets dan zijn familiedevies: „Je maintiendray.”

Voelde hij zich te belangrijk om zich te verlagen tot een persoonlijk epistel? Of was hij domweg te druk met zijn leger (hij verbleef indertijd in het kwartier van Zutphen om de vanuit het oosten oprukkende troepen van Spinola te keren)? Ook Ernst Casimir graaf van Nassau (de latere stadhouder van Friesland) en zijn echtgenote Sophia Hedwig hertogin van Brunswijk-Wollfenbüttel schreven in Rutghera’s album.

Zij deden evenmin veel moeite en kozen een indertijd veelgebruikte slagzin: „Moge dit huis nog overeind staan als de mier de zee heeft leeggedronken en de langzame schildpad rond de wereld is gegaan” – die tekst werd vaak op adellijke huizen geschreven, in het Latijn.

Hoe belangrijk het ‘scoren’ van vips was, is af te zien aan de vaak hiërarchische indeling: belangrijke personen mochten voorin staan, mensen van lager aanzien dienden genoegen te nemen met een plaatsje verder achterin.

Dat het album amicorum wijdverbreid was, blijkt uit het feit dat drukkers uit heel Europa met invulalbums op de markt kwamen, met deels blanco pagina’s die alvast waren versierd met geestige zinnen, portretmedaillons en versierde randen. Een van de eersten was Jean de Tournes uit Lyon, die al in 1558 een ”thesaurus amicorum” verkocht.

Oudste album

Het oudste album amicorum in bezit van een vrouw is het Darfelder Liederhandschrift uit 1546 van Katharina van Bronckhorst (een hoogadellijk geslacht uit Rees dat ook in Gelderland bezittingen had). Katharina schreef er eerst zelf negentien liedteksten in, daarna nodigde ze anderen uit om er ook een bijdrage in te schrijven. Het werden in totaal 106 liederen.

Het op twee na oudste komt uit Friesland en was van Habel van Herema, dochter van Wigle Sybrantsz van Herema, die in 1542 Heremastate in Tzum erfde. Ze bleek een vriendenschaar te hebben die zijn talen kende: tussen 1578 en 1585 verzamelde ze spreuken, gedichten en korte notities in het Nederlands, Fries, Latijn, Frans, Duits en Italiaans.

Reinders wilde zich niet beperken tot een inhoudelijke studie –de albums zelf– maar ook achterhalen wat de context was: hoe woonden deze vrouwen, hoe leefden ze, wat gebeurde er op sociaal, economisch en cultureel gebied in hun tijd? Ze koos daarom 22 albums uit van vrouwen wier familie- en kennissenkring elkaar deels overlapte. Daarmee vielen albums uit de meer zuidelijke en noordelijke contreien van het huidige Nederland buiten de boot. Dat is jammer, want nu lezen we weinig over de albums van bijvoorbeeld Tet van Grovestins, Hiskia van Harinxma, Geertruydt van Engelensteedt, Kunera van Douma en Juliana de Roussel.

Maar via de andere albums zien we in het algemeen toch iets van hun belevingswereld en idealen terug. Meer van dat soort aspecten trouwens dan van de actualiteit. Al woedden de Opstand en de pest, er werd niet over geschreven. In de alba ging het om aardigheidjes, semipersoonlijke (want semipublieke) teksten waarin mensen zich van hun beste kant lieten zien. Het waren meestal ongetrouwde jongelingen die belang hadden bij een goed huwelijk. Je wist maar nooit of je presentatie in zo’n boekje zou helpen.

Het ging om delen

Sophie Reinders ziet hoezeer de stijl van de albumschrijvers verschilt van de Facebookers van nu. Maar ze ziet ook overeenkomsten: het ging toen en ook nu om het delen van muziek, citaten, afbeeldingen en commentaar daarop met vrienden.

En het grappige is dat ze voorzichtig een groeiende voorkeur voor iets tastbaars signaleert. Zijn we de digitale wereld moe? „Mijn zusje maakt weer foto’s met een polaroidcamera, die zij veel leuker vindt dan al die plaatjes op Facebook die je niet vast kunt houden of op kunt hangen.”

Boekgegevens

”De mug en de kaars. Vriendenboekjes van adellijke vrouwen 1575-1640”, Sophie Reinders; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2017; ISBN 978 946 0043 26 0; 528 blz.; € 29,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer