Ook dit schreef De Brès
Guido de Brès staat vooral bekend als de man van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar hij schreef meer: over politiek, over wederdopers, over het christelijk geloof. En brieven aan zijn vrouw.
Toen de Nederlandse Geloofsbelijdenis in 1561 verscheen, was het niet meteen duidelijk dat de Waalse theoloog Guido de Brès (ca. 1522-1567) die had geschreven. Op het document stond geen naam, maar aan het einde van de zestiende eeuw wilden gereformeerden toch weleens weten aan wie ze hun belijdenis te danken hadden. Dus vroegen ze het aan drie predikanten die het allemaal van dichtbij hadden meegemaakt: Jean Taffin, Franciscus Junius en Adrianus Saravia. En die konden het bevestigen: De Brès was de auteur.
Het oorspronkelijke doel van de belijdenis was aan de Spaanse koning Filips II te laten zien dat de gereformeerden helemaal niet ongehoorzaam wilden zijn. Met dit verweerschrift maakte De Brès meteen duidelijk: Kijk, dit geloven we.
De Nederlandse (je kunt ook zeggen: Belgische) Geloofsbelijdenis bestaat uit 37 artikelen, een overzicht van de christelijke leer over God, de mens, Christus, de verlossing, de kerk en de laatste dingen. Christus als Middelaar kennen, daar valt of staat volgens De Brès alles mee.
Stok
De Nederlandse Geloofsbelijdenis was niet het eerste geschrift van De Brès. In 1555 schreef hij een boek waarin hij de rooms-katholieke leer wil weerleggen: ”Le baston de la foy”, de stok of staf van het geloof. Met zo’n stok kun je je verdedigen bij een aanval en zo nodig hard terugslaan.
Dat deed De Brès door over allerlei onderwerpen de Bijbel, de kerkvaders en vroegchristelijke concilies aan het woord te laten. Die hadden immers ook gezag bij de rooms-katholieken. Wat zegt de Schrift bijvoorbeeld over het eren van heiligen? Niet zo veel, laat De Brès zien. Maar duidelijk is dat de Heere Zijn eer aan geen ander geeft, en dat bevestigen Augustinus, Chrysostomus, Hieronymus en Eusebius volgens hem. „Al mijn hoop is in de dood van mijn Heere. Zijn dood is mijn verdienste, mijn schuilplaats, mijn heil, mijn leven en mijn opstanding.”
Wederdopers
Het boekje, dat De Brès een aantal keren herzag en uitbreidde, was een groot succes. Binnen twaalf jaar verschenen er zeventien uitgaven. In 1565 schreef de Zuid-Nederlandse predikant een vergelijkbaar werk als ”De stok”. Hij noemde dat ”De wortel” (”La racine”), omdat hij daarin de oorsprong van de wederdopers nagaat. De Brès wilde de gereformeerden „enige wapens leveren om de verwoede aanvallen van de wederdopers te weerstaan en af te weren.”
Het doel van het geschrift was de voornaamste argumenten van deze „herdoopten” te weerleggen, omdat die daarmee „gewoon zijn de Kerk van onze Heere Jezus Christus te verontrusten en de eenvoudigen te verleiden.”
”De wortel” is veruit het omvangrijkste werk van De Brès: in octavoformaat –ongeveer 20 centimeter hoog– telt het 920 bladzijden. Hoewel hij aangaf ook de „schone vruchten” van de wederdopers te willen beschrijven, staat vrijwel al het gebruikte papier vol met „dwalingen.” De Brès wijst op veelwijverij, gruweldaden in Münster en onderlinge verdeeldheid; hij bestrijdt opvattingen over doop, eed, ziel en overheid.
Manifest
Behalve de Nederlandse Geloofsbelijdenis richtte De Brès zich in nog meer geschriften tot de overheid. In 1564 verscheen een boekje met de wijdlopige titel: ”Gebed tot de Heere, bevattende de verzuchtingen en klachten van de arme gelovigen, verstrooid in de Nederlanden, in Brabant, Vlaanderen, Artesië, Henegouwen en andere streken; uitgeteerd van verlangen naar de prediking van het Evangelie en de zuivere bediening van de sacramenten des Heeren.” Met daaronder een verwijzing naar het Bijbelboek Habakuk, hoofdstuk 1: „Hoe lang nog, Heere?”
Het boekje is dan ook een smeekbede en politiek manifest tegelijk. De Brès roept Gods hulp in vanwege de vervolgingen, hij herinnert aan de plicht tot gehoorzaamheid aan de burgerlijke autoriteiten en hij roept op tot liefde. Onder de zegen van God.
Onder zijn politieke geschriften bevindt zich ook nog een pamflet waarin hij hervormingsgezinde edelen ertoe oproept tegen vervolgingen in de weer te komen. Van vergelijkbare inhoud is een verzoekschrift van de gereformeerde kerk van Valenciennes.
Gevangenis
De Brès was predikant in deze Zuid-Nederlandse stad. Na de Beeldenstorm van 1566 namen Spaanse troepen Valenciennes in. De Brès wist te ontsnappen, maar werd later opgepakt en gevangengezet. Vanuit zijn cel schreef hij vele brieven, onder anderen aan zijn vrouw en zijn moeder.
„Ik ben niet toevallig in de handen van mijn vijanden gevallen”, schrijft De Brès aan zijn echtgenote. Hij ziet er de „zeer goede voorzienigheid van mijn God” in. „Ik ben blij, ja, mijn hart is vrolijk. Er ontbreekt mij te midden van al mijn droefenis niets. Ik ben vervuld met de overvloed van de rijkdommen van mijn God. Nooit had ik gedacht dat God zo goedertieren zou zijn tegenover zo’n ellendig schepsel als ik ben. Ik gevoel de trouw van mijn Heere Jezus Christus. Nu beoefen ik wat ik anderen zo dikwijls heb gepreekt. En eerlijk, ik moet bekennen dat ik toen sprak als een blinde over kleuren. Sinds ik gevangen ben, heb ik meer vorderingen gemaakt en meer geleerd dan gedurende mijn hele leven.”
Op 31 mei 1567, om zes uur in de ochtend, wordt De Brès opgehangen.
Dit is het tweede deel van een drieluik over Guido de Brès, die 450 jaar geleden overleed. Donderdag deel 3.
Zie ook:
Doornik is Guido vergeten, Reformatorisch Dagblad (25-05-2017)