Dialoog in plaats van boycot Israël
Israël maakt zich zorgen. Niet zozeer om vijandige legers. Wél om de toenemende wereldwijde roep om een boycot van de Joodse staat. Sinaasappels en dadels uit Joodse nederzettingen op de Westoever zijn taboe. De strafmaatregelen treffen echter net zo goed de Palestijnen. Calev Myers: „Het gaat erom de kwaliteit van leven aan beide kanten te verbeteren.”
Jeruzalem, op een vroege prachtige lentedag. Het uitzicht op de berg Sion is adembenemend. De Oude Stad schittert in de nu al brandende voorjaarszon.
Wie zijn blik naar rechts laat afdwalen, krijgt al snel de omstreden veiligheidsmuur in het vizier. De scheidslijn tussen de Joodse staat en de Palestijnse gebieden. Of tussen Israël en Judea en Samaria, om het in Bijbelse termen te zeggen.
Achter de muur zijn Arabische dorpen zichtbaar. Een dikke rookpluim hangt boven een van de plaatsen. Vaag klinkt de oproep tot gebed vanaf de talrijke moskeeën. Pal daarachter doemen de hagelwitte appartementen van een Joodse nederzetting op, op slechts een steenworp afstand van de Palestijnse huizen.
Die Joodse nederzettingen zijn daar illegaal en ze breiden zich ook nog eens in snel tempo uit. En dus moeten producten, vooral agrarische, uit deze plaatsen worden geboycot. Banken en bedrijven dienen hun investeringen uit de gebieden terug te trekken en er moeten sancties tegen Israël worden ingesteld.
Antiapartheidsbeweging
Dat is althans de mening van de BDS-beweging. BDS staat voor boycot, desinvestering en sancties. De beweging werd in 2005 opgericht door 170 Palestijnse maatschappelijke organisaties en politici. Zij lieten zich inspireren door de Zuid-Afrikaanse antiapartheidsbeweging.
De bouw en uitbreiding van Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever is veel Palestijnen een doorn in het oog. Zij zien de activiteiten als een belemmering voor de vestiging van een eigen staat in het gebied. Israël vindt echter dat het het volste recht heeft om in Judea en Samaria te bouwen (zie ”Strijdig met internationaal recht”).
De doelstelling van de BDS-beweging is drieledig: Israël moet stoppen met de bezetting en de veiligheidsmuur afbreken. Tevens moet de Joodse staat Arabieren met de Israëlische nationaliteit volledige gelijkberechtiging gunnen. En tot slot dient Jeruzalem alle Palestijnse vluchtelingen die na de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 hun huizen verlieten de mogelijkheid te bieden om terug te keren. Als deze eis niet wordt ingewilligd, is een boycot van producten op zijn plaats, aldus de BDS-beweging.
Hassanim Ali Hamuda sluit zich van harte bij die eisen aan. Hij is burgemeester van het Palestijnse Biddu, ten noordoosten van Jeruzalem. Vooral de veiligheidsmuur is hem een doorn in het oog. „Die is niet menselijk. Daardoor hebben we vee, bomen en land verloren. Ik had liever gezien dat het geld voor de muur aan het bereiken van vrede was besteed.”
Gebruik van geweld is voor Hamuda echter geen optie. „Ik zal de bevolking van Israël nooit haten. Ik heb veel Joodse vrienden. Je moet met de pen vechten, en niet met wapens.”
Voor de bestuurlijke kwaliteit van de Palestijnse Autoriteit heeft Hamuda weinig goede woorden over. Corruptie is een breed verschijnsel. „Als ik niet kan zwemmen en ze gooien me in de zee, wat gebeurt er dan? Dan verdrink ik als burgemeester. Ze hebben geen agenda.”
Westerse landen
De Palestijnse BDS-oproep vond aanvankelijk vooral gehoor in de Arabische wereld. Deze staten onderhielden doorgaans toch al geen handelscontacten met Israël, maar ontzegden internationale bedrijven die zaken met Joodse nederzettingen deden grote contracten.
Ondernemingen in westerse landen volgden. In december 2012 schrapte een financiële instelling in Nieuw-Zeeland drie Israëlische bedrijven uit haar portefeuille omdat zij betrokken waren bij de bouw van Joodse nederzettingen. Een jaar later deed het Luxemburgse staatspensioenfonds acht grote Israëlische bedrijven in de ban.
In datzelfde jaar trok het Nederlandse bedrijf Royal Haskoning zich terug uit een waterproject op de Westelijke Jordaanoever omdat Joodse nederzettingen daarvan zouden profiteren. Het effect was echter dat vooral de Palestijnen door deze maatregel werden gedupeerd.
In sommige landen worden producten uit Joodse nederzettingen niet regelrecht geboycot. Maar ze krijgen wel een verplicht label dat hun afkomst vermeldt, met als motief het kopen van deze artikelen te ontmoedigen.
De maatregelen tegen Israël beperkten zich overigens niet alleen tot bedrijven en producten. De Palestinian Campaign for the Academic and Cultural Boycott of Israel voerde een intensieve lobby om Israëlische universiteiten te boycotten. Dat leidde in december 2013 zelfs tot de uitsluiting van Israëlische wetenschappelijke instellingen door de American Studies Association (ASA). De eerste keer dat de ASA een universiteit in de ban deed.
Tegenbeweging
Maar er kwam ook een tegenbeweging op gang. In Canada en in negentien Amerikaanse staten werd wetgeving aangenomen die bedrijven en instellingen verbiedt om Israël te boycotten.
Over de effectiviteit van de BDS-beweging is de afgelopen jaren veel discussie geweest. Volgens rapporten, zowel binnen als buiten Israël, hebben de sancties tot nu toe weinig impact op de Israëlische economie.
Denktank Rand Corporation becijferde in juni 2015 dat de BDS-campagne de Israëlische economie op termijn mogelijk in totaal 47 miljard dollar zou kosten. Op voorwaarde dat de maatregelen breed worden gedragen en nog zeker tien jaar worden ingezet. Rand Corporation baseerde zich daarbij op eerdere voorbeelden van boycotten.
Volgens de Israëlische mensenrechtenadvocaat Calev Myers biedt BDS helemaal geen oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. De jurist staat zowel Israëliërs als Palestijnen bij in zaken rond schendingen van de mensenrechten. „Het is slechts een indirecte manier om zaken te beïnvloeden. Het gaat ook voorbij aan het feit dat mensen met deze maatregelen opkomen voor organisaties die nog steeds officieel op de vernietiging van de Joodse staat uit zijn.”
Bovendien treffen de internationale strafmaatregelen net zo goed de Palestijnen, betoogt Myer. „Meer dan 70.000 arbeiders hebben hun baan verloren doordat ze niet meer in de nederzettingen mogen werken, terwijl ze dat wel graag willen. Zij leven nu in armoede. Ik vind BDS een imperialistische en paternalistische maatregel. Waarom zou de wereld Israël op deze manier moeten bevoogden?”
„Daar komt ook nog eens de eenzijdigheid bij”, vervolgt de Israëlische jurist. „Toen Egypte en Jordanië respectievelijk de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever bezetten, werden er toch ook geen sancties ingesteld? Het is heel duidelijk dat deze strafmaatregelen specifiek tegen Israël als Joodse staat zijn gericht. Het alternatief voor boycot is dialoog. Het gaat erom de kwaliteit van leven aan beide kanten te verbeteren.”
Groeiend antisemitisme
Myers maakt zich grote zorgen om de houding van een groot deel van de wereld ten aanzien van Israël. En dat geldt niet alleen de boycot van producten uit nederzettingen. „Ik zie een groeiend antisemitisme. De manier waarop Israël in de media wordt weggezet, is heel erg eenzijdig. Vooral als we bijvoorbeeld oorlog in Gaza voeren.”
„De vooroordelen zijn enorm. De strijdkrachten treden in de ogen van de internationale gemeenschap al bij voorbaat disproportioneel op. Tijdens de laatste Gazaoorlog heeft het leger 50.000 flyers boven de Gazastrook uitgestrooid en 150.000 telefoontjes gepleegd om bewoners te waarschuwen dat een bepaald gebied zou worden aangevallen. Hamas dwingt de bevolking echter in huis te blijven, verbergt wapens in appartementen en gebruikt kinderen als menselijk schild. Ze doden hun eigen mensen.”
De zon klimt langzaam naar zijn hoogtepunt. De lucht boven de berg Sion trilt. Het felle licht weerkaatst in de ramen van de wachttorens van de veiligheidsmuur én in de hagelwitte muren van de huizen in de Joodse nederzettingen. De rookpluim boven de Palestijnse dorpen is breed uitgewaaierd. Het dagelijks leven gaat door. Boycot of geen boycot.
Strijdig met internationaal recht
De boycot van producten uit Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever is in strijd met het internationaal recht.
Dat betoogt prof. Eugene Kontorovich, hoogleraar rechtsgeleerdheid aan de Northwestern University in Illinois (VS). Hij zet zich al jaren in om de illegaliteit van de BDS-maatregelen (boycot, desinvestering en sancties) tegen Israël aan te tonen. Daarvoor getuigde hij ook voor een commissie van het Amerikaanse Congres.
Kontorovich weigert de BDS-beweging als beweging te beschouwen. „Het wordt een beweging genoemd om een bepaalde reden. Om het te laten klinken als iets waar campagnes en demonstraties achter zitten. In feite zou je het economische discriminatie van Israëliërs moeten noemen, discriminatie op grond van nationaliteit, of gewoon ouderwets discriminatie.”
Kontorovich wijst erop dat de Volkenbond in juli 1922 het Mandaat voor Palestina heeft ingesteld. De Britten kregen na de overwinning op de Ottomanen zeggenschap over dit deel van het Midden-Oosten. „De grenzen van deze resolutie zijn bindend. In artikel 6 van het document staat dat Joden nederzettingen op het land mogen bouwen.”
Die grenzen omvatten ook de Westelijke Jordaanoever, of het Bijbelse Judea en Samaria. „Toen de Arabische landen het delingsplan van 1947 niet accepteerden, golden nog steeds de grenzen van het mandaat”, zegt Kontorovich. Tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 heeft Jordanië dan ook illegaal dit gebied veroverd. Israël heeft het in 1967 heroverd. Het heeft daarom het meeste recht van aanspraak op het land.”
Handelsverdragen
De zaak van Israël is uniek, stelt de Amerikaanse jurist. „Het is niet eerder voorgekomen dat het grondgebied van een nieuwe staat direct werd bezet. Israël heeft vanuit het mandaat een rechtsgeldige claim op de Westoever en heeft het gebied daarom rechtmatig in bezit.”
De boycot tegen producten uit de Joodse nederzettingen is daarom indirect in strijd met het internationaal recht – en daarmee onrechtmatig, meent Kontorovich. Hij wijst ook op diverse internationale handelsverdragen waarbij Israël partij is. „Daarin is vastgelegd dat de regels uit het verdrag gelden voor het grondgebied waarin de douanewetten van het land van kracht zijn.” Daar hoort de Westelijke Jordaanoever bij, in het geval van Israël.