Harmonie tussen CU en SGP kan blijven, ook na formatie
Sinds de invoering van het algemeen kiesrecht heeft Nederland altijd minimaal drie christelijke partijen gekend. Nog in 1948 waren we er vijf rijk: KVP, ARP, CHU, SGP en KNP (Katholiek Nationale Partij, 1 zetel). In 1982 eveneens: CDA, SGP, GPV, RPF en EVP (Evangelische Volkspartij, 1 zetel).
Het is steeds weer boeiend om te zien hoe de christelijke partijen zich in tijden van kabinetsformaties altijd even moeten heroriënteren, even opnieuw moeten bepalen hoe zij zich tot elkaar verhouden. Dat speelde bijvoorbeeld in 1994. Na een kleine eeuw van continu regeren kwam het CDA plotseling naast SGP, RPF en GPV in de oppositiebankjes terecht. Wat betekende die herschikking voor de wijze waarop ze met elkaar omgingen? Was het mogelijk zich gevieren tegen de paarse dreiging te keren?
Iets van heroriëntatie zagen we ook in 2003. Voor het eerst in de geschiedenis leek het er serieus op dat de kleine christelijke partijen, ChristenUnie en SGP, zouden gaan meeformeren met VVD en CDA. Toch kozen Zalm en Verhagen uiteindelijk, op weinig galante wijze, voor D66. Dat laatste namen Rouvoet en Van der Vlies hun ‘grote broer’ natuurlijk zeer kwalijk. Maar ook tussen de ‘kleintjes’ schuurde het in die tijd een beetje. Want kwam het er in feite niet op neer dat een deel van de VVD-top de SGP niet pruimde vanwege haar theocratische gedachtegoed en vrouwenstandpunt, en dat dát meteen ook afstraalde op de ChristenUnie?
De spanning tussen beide groeide na de kabinetsformatie van begin 2007. Van der Vlies’ opmerking dat hij onder dit regeerakkoord zijn handtekening niet zou hebben gezet –volgens de SGP bedoeld als aanmoediging richting de ChristenUnie om nóg meer uit haar positie als coalitiepartner te peuren– zette bij Rouvoet en de zijnen kwaad bloed. Uiteindelijk begon het zelfs in de Senaat, de plek waar de kleine christelijke fracties jarenlang voorbeeldig hadden samengewerkt, af ten toe te knetteren.
Met het kabinet-Rutte I, gedoogd door Wilders, ging de verhouding tussen ChristenUnie en SGP weer een nieuwe fase in. CU’ers vonden het lastig te begrijpen dat Van der Staaij en de zijnen een zó rechts en naar de PVV geurend kabinet gedoogden. In die hoek moest je als christelijke partij toch niet willen zitten? luidde hun stellig overtuiging.
Ook nu is er weer sprake van zo’n moment van heroriëntatie. Na vier jaar samen in de oppositie te hebben gezeten, lijkt de ChristenUnie straks voor de tweede maal in de Trêveszaal te gaan plaatsnemen. Toch liggen nieuwe spanningen tussen ChristenUnie en SGP om meerdere redenen nú niet voor de hand.
De eerste reden is dat de contacten tussen de huidige partijleiders erg goed zijn en de lijntjes tussen hen kort. Zowel Van der Staaij als Segers is gewend open en helder te communiceren en heeft er geen moeite mee de ander soms een succesje te gunnen. Ze hebben een zelfde stijl van politiek bedrijven, gaan ontspannen om met de verschillen tussen de twee partijen, en proberen elkaar waar dat kan te versterken.
De tweede is dat de SGP zich sinds 2010, al akkoorden sluitend en het ministerie van Financiën in- en uitlopend, heeft laten kennen als een partij die zich tussen de ‘grote jongens’ goed kan handhaven; als een kundige, betrouwbare en relevante speler aan het Binnenhof in situaties waarin op haar een beroep wordt gedaan.
Dat alles heeft de SGP een groter zelfbewustzijn gegeven dan voorheen en behoedt haar voor een Calimero-houding („Zij zijn groot en ik ben klein, dat is niet eerlijk!”). Ook leidde die ontwikkeling bij de staatkundig gereformeerden haast vanzelfsprekend tot meer begrip voor (christelijke) partijen die, deel uitmakend van een coalitie, voortdurend compromissen moeten sluiten.
Het zou daarom zomaar kunnen dat de twee partijen de komende maanden, hoewel ieder in een eigen rol, even soepel blijven accommoderen als in de achterliggende kabinetsperiode. Als dat inderdaad lukt, is dat én voor de partijen zelf én voor Nederland alleen maar winst.