Tip voor grootouders: Maak een generatie-uitje met je kleinkind
Onverwachts kregen Bert en Willemien Reinds ruim elf jaar geleden op een doordeweekse avond hun zoon en schoondochter op bezoek. De reden van hun komst werd snel duidelijk: „We zijn zwanger en jullie worden opa en oma, leuk hé?” Inmiddels heeft het echtpaar Reinds vier kleinkinderen. Onlangs verscheen hun boekje ”De eerste keer... opa & oma”.
Bert en Willemien Reinds zijn respectievelijk orthopedagoog en verpleegkundige. Ze geven workshops en lezingen over grootouderschap. In hun boek (uitg. Buijten & Schipperheijn Motief, Amsterdam, 72 blz.; 12,50 euro) verwerkten ze zowel persoonlijke ervaringen als voorbeelden van anderen. Zelf werden ze op 45-jarige leeftijd voor het eerst opa en oma. Vier van hun vijf zonen woonden toen nog thuis.
De auteurs wijzen erop dat grootouders van betekenis mogen zijn in de „ontdekkingsreis naar volwassenheid” van hun kleinkinderen. Als een kleinzoon 8 jaar is geworden, maakt Bert een generatie-uitje met hem naar zijn eigen geboorteplaats, dat eindigt bij McDonald’s. Willemien doet dit met de kleindochters. „Hier laten we hun onze ouderlijke huizen zien, de plaatsen waar we op school zijn geweest (…) en vertellen wij hun iets over de geschiedenis. Het is de kunst hen de vragen te laten stellen en niet steeds zelf aan het woord te zijn.” Ook het doorgeven en voorleven van „belangrijke waarden” komt aan bod, met een verwijzing naar Psalm 78.
Elke grootouder heeft zijn mogelijkheden en beperkingen, erkennen de auteurs. Ze benadrukken dat het van belang is die eerlijk onder ogen te zien als het bijvoorbeeld gaat om (structureel) oppassen. Als opa’s en oma’s geregeld de zorg voor kleinkinderen op zich nemen, is het volgens hen van belang hierover heldere afspraken te maken met hun kinderen. Ook adviseren ze zichzelf niet te vergelijken met de andere grootouders van hun kleinkinderen, die bijvoorbeeld duurdere cadeaus geven, maar zichzelf te blijven.
De auteurs vinden het belangrijk betrokken te zijn op mijlpalen in het leven van kleinkinderen, zoals een verjaardag, afzwemmen of een sportwedstrijd. Het supporten van het eigen kind als opvoeder, noemen ze eveneens van belang. Zo adviseren ze grootouders met hun kinderen terug te blikken op de tijd dat ze nog thuis woonden. Met diverse tips kan de lezer zijn winst doen, zonder alles klakkeloos over te hoeven nemen. Zo zal niet iedereen uit de voeten kunnen met de eerste „gouden regel” voor grootouderschap: Ga alleen op bezoek op afspraak of na een uitnodiging.
Verscheidene voorbeelden zullen bij een deel van de lezers vervreemding oproepen, bijvoorbeeld als het gaat over kleinzonen die tijdens de rouwsamenkomst van hun opa met hun band op het drumspel spelen dat ze van hem hebben gekregen. De auteurs wijzen erop dat grootouders elke dag God om een zegen mogen vragen voor hun kinderen en kleinkinderen. Velen zullen daarbij ook denken aan hun geestelijk welzijn, al blijft uitgerekend dat wezenlijke aspect in een voorbeeldgebed ongenoemd.