Zuid-Koreaanse wint twaalfde Schnitgerconcours Alkmaar
De Zuid-Koreaanse Minji Choi (1992) heeft vrijdagavond 16 juni het twaalfde Internationaal Schnitger Orgelconcours in Alkmaar op haar naam geschreven. Ook de publieksprijs ging naar haar.
De tweede prijs was voor de Oostenrijker Martin Riccabona (1993), de derde prijs ging naar de Fransman Thomas Kientz (1991).
De drie finalisten streden tegen elkaar op beide orgels van de Grote Kerk in Alkmaar. Zo’n honderd mensen waren op de finale van het prestigieuze concours afgekomen. Het Internationaal Schnitger Orgelconcours wordt elke twee jaar in Alkmaar gehouden tijdens het Orgel Festival Holland, dat naast het concours allerlei concerten en een orgelacademie organiseert.
Niet alleen de (oorspronkelijk twaalf) deelnemers kwamen van over de hele wereld, ook de jury bestond uit organisten met een internationale carrière: Sophie-Véronique Cauchefer-Choplin (Frankrijk), Maurizio Croci (Zwitserland), Franz Danksagmüller (Oostenrijk), Miklós Spányi (Hongarije) en David Titterington (Engeland). In de finale fungeerde de Nederlander Jos van Veldhoven, de vaste dirigent van de Nederlandse Bachvereniging, als juryvoorzitter.
De deelnemers moesten in de finale zowel het grote Van Hagerbeer/Schnitgerorgel als het Van Covelensorgel bespelen. Op het koororgel speelde elke finalist een van de grote fantasieën van Sweelinck (naar eigen keuze). Hierna ging hij/zij naar het hoofdorgel, en ook het publiek en de jury verhuisden steeds van het koor naar het schip van de kerk. De spelers waren anoniem: ze werden met een nummer aangekondigd en dankzij zorgvuldig geplaatste gordijnen konden de juryleden de deelnemers niet zien, zowel bij het lopen tussen de orgels als op het videoscherm, waar voor het publiek op zeer professionele wijze de verrichtingen van de deelnemers bij beide orgels werden getoond.
Op het hoofdorgel speelden de deelnemers alle drie twee werken van J. S. Bach: één bewerking van een concerto (naar keuze) en een Toccata en Fuga (te kiezen uit een lijst van vijf).
De eerste finalist was Martin Riccabona (Oostenrijk), leerling van onder anderen Wolfgang Zerer, Pieter van Dijk en Bernhard Haas. Hij won de tweede prijs (de Flentropprijs). Op het Van Covelensorgel speelde hij Sweelincks Hexachordfantasie met een subtiele, levendige articulatie waarbij hij de spanningsboog van het stuk goed volhield. Riccabona viel in het algemeen op door zijn superieure techniek en controle en zijn rustige, kalme beweging. In het concerto dat hij speelde (de zogenoemde ”Grosso Mogul”, BWV 594) trok hij de aandacht met zeer vrij en fantasierijk spel in de imitaties van vioolsoli die in het werk voorkomen. Hij sloot af met een brede en voorname uitvoering van Bachs Toccata en fuga in E (BWV 566).
De tweede finalist was de Fransman Thomas Kientz, leerling van onder anderen Olivier Latry en Louis Robilliard. Hij won de derde prijs (de Johan Knibbeprijs). Bij zijn interpretatie van Sweelincks Chromatische Fantasie liet hij zowel het klagende karakter van het thema als het levendige karakter van de virtuoze tegenstemmen duidelijk naar voren komen. Op het hoofdorgel speelde hij het uitdagende Concerto in d (BWV 596) en de Dorische Toccata en Fuga (BWV 538). De Dorische fuga wist hij op een indrukwekkend monumentale manier neer te zetten.
De derde finalist en de winnaar van het concours was de Zuid-Koreaanse Minji Choi, net afgestudeerd bij Pieter van Dijk aan de Hochschule für Musik und Theater in Hamburg. De jury prees haar vanwege haar perfecte beheersing van de instrumenten: beide orgels bracht ze op uitstekende wijze tot klinken. Zowel Sweelincks Fantasie in a (SwWv 273) als het Concerto in d (BWV 596) van Vivaldi/Bach speelde ze op een kalme, maar voortvarende wijze. Ze sloot af met een rake vertolking van Bachs Toccata, Adagio en Fuga in C (BWV 564).
Ook de publieksprijs (de Izaäk Kingmaprijs), die bestond uit de opbrengst van een collecte onder het publiek, ging naar Choi.