Wat als het schoolplein overstroomt?
Hoe veilig we ons ook achter de dijken wanen, een overstroming ligt altijd op de loer. Daarom bedacht docent en onderzoeker Adwin Bosschaart een lesmethode die leerlingen bewust moet maken van waterveiligheid in hun eigen omgeving.
Kijk, zegt hij, wijzend op het scherm van zijn laptop. „Als ik de Grebbedijk bij Wageningen laat doorbreken, komt het water helemaal tot aan de dijken bij het Eemmeer.” In Achterberg en Veenendaal –4 meter onder NAP– zal het water op sommige plekken 5 meter hoog staan, laat het kaartje zien. Volgens berekeningen zou een overstroming zo’n 950 slachtoffers eisen en 10 miljoen euro aan schade veroorzaken.
Fantasie? Beslist niet, zegt Bosschaart. Wat hij met een paar muisklikken virtueel laat zien, is een realistisch scenario: 60 procent van Nederland kan overstromen, al is dat niet overal tegelijk.
Grootste probleem is misschien wel dat mensen het gevaar niet inzien. Toch zakt de bodem, stijgt de zeespiegel en zorgt klimaatverandering ervoor dat regenbuien en stormen heftiger worden. En dan kan het zomaar dat een liefelijk ogende dijk, met schaapjes in het groene gras, scheuren vertoont.
Ramp bespaard
Onderzoek dat Bosschaart deed voor zijn promotie in 2015 laat zien dat middelbare scholieren het risico van een overstroming laag inschatten. Zelfs leerlingen die meters onder onze zeespiegel wonen of dicht bij de grote rivieren, verwachten niet dat een overstromingsramp hun eigen omgeving kan treffen.
De onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam enquêteerde en interviewde leerlingen die dagelijks over dijken fietsen naar hun school in Gouda of Culemborg. „Ze realiseren zich niet dat die dijk hen moet beschermen tegen het water”, ontdekte hij.
Opvallend genoeg antwoordt bijna 70 procent van de scholieren bevestigend op de stelling ”Ik denk dat Nederland kan overstromen”. Tegelijkertijd denkt bijna 60 procent dat de omgeving van zijn school niet kan overstromen. „Leerlingen zien dus wel het overstromingsgevaar in het algemeen, maar zijn zich niet bewust van de risico’s in hun eigen omgeving. Als het gebeurt, dan ergens anders.”
Dat Gouda onder de zeespiegel ligt, wisten de scholieren ook wel. Maar niet dat het gebied rond hun school in 1953 op het nippertje een ramp is bespaard gebleven. Op 5 kilometer afstand van hun school brak de dijk door die het vasteland moest beschermen tegen het water van de Hollandse IJssel. Dankzij een schipper die precies in het gat wist te varen, overstroomde de Randstad niet. De Deltawerken in Zeeland zijn echter bekender bij de Goudse leerlingen dan de stormvloedkering in de Hollandse IJssel.
Stel dat de rivier toch overstroomt, hoe hoog komt het water dan? „Natte voeten, meer niet”, luidden de reacties. „Die dijken worden tegenwoordig toch zo goed gemaakt dat ze niet kunnen doorbreken?” En: „Ik denk dat het de school niet eens bereikt. Als je een emmer water op de grond gooit, is het ook meteen weg.” De werkelijkheid is dat het hele gebied onder water komt te staan.
Niet in de auto
Het geringe risicobesef was weleens te lezen in een enkel zinnetje van een lijvig rapport: „De burger is zich niet waterbewust.” Waar mensen vroeger rekening hielden met de dreiging van het water, voelen ze zich sinds de Deltawerken veilig en beschermd. Het door Bosschaart ontwikkelde lespakket ”Hoogwater op het schoolplein” richt zich op de bewustwording van waterveiligheid in de directe omgeving. De methode, die op steeds meer middelbare scholen gebruikt wordt, won in 2015 de Waterinnovatieprijs van de Unie van Waterschappen.
Zeker, de kans dát er iets gebeurt is klein. „Maar morgen kunnen de dijken breken. Of overmorgen. Of over een halfjaar.” Bosschaart noemt New Orleans, waar in 2005 orkaan Katrina de stad bijna volledig onder water zette en meer dan duizend slachtoffers eiste. „Het grootste gevaar is dat mensen elkaar aankijken en zich afvragen: Wat moeten we doen? Dit was toch geschiedenis?”
Het is een combinatie van factoren die voor gevaar zorgt: springvloed, een storm op zee en extreem veel water in rivieren, waardoor de dijken verweerd raken. Meteorologen kunnen drie tot vier dagen van tevoren een lagedrukgebied op de oceaan voorspellen, wat een stevige storm kan betekenen.
Hoe belangrijk een goede voorbereiding is, laat de situatie in 1995 zien, toen het Rivierengebied dreigde te overstromen. „Veel mensen pakten op het allergevaarlijkste moment de auto. Als er dán een doorbraak was geweest, hadden ze als ratten in de val gezeten. Woon je in de Randstad, dan betekent in de auto stappen waarschijnlijk je dood. Je komt gegarandeerd in de file te staan. Bij een regenbui staat het al vast, laat staan als er een dijk op springen staat.”
Je toevlucht nemen tot de zolder is in veel gevallen beter, leert de lesmethode. Het brengt de leerlingen ook bij hoe je goed voorbereid kunt zijn. Spullen klaarleggen bijvoorbeeld: een radio op batterijen, flessen met water, pakket met dekens, eten in blik. „Je moet kunnen kamperen op zolder. De supermarkten zullen meteen leeg zijn als er zo’n onheilsbericht komt. En verwacht niet dat de overheid je een dekentje en voedselpakket komt bezorgen. Reken maar dat de chaos niet te overzien is als er zoiets gebeurt.”
Bosschaart laat kansberekeningen bewust achterwege in zijn lesmethode. „Ik vind dat misleidend. Het gaat om de kwetsbaarheid. We denken alles onder controle te hebben, maar bij één extremiteit kan het totaal misgaan, met dramatische gevolgen.” Volgens hem heeft zijn onderzoek niet aangetoond dat aandacht op school voor de risico’s onnodig angst opwekt. „Wel worden leerlingen zich bewuster.”
Risicokaart
Bosschaart, die zelf 25 jaar als aardrijkskundedocent voor de klas stond, heeft zelf nooit uit zijn methode lesgegeven. „Ik was leerkracht in het Gooi, en dat ligt boven NAP”, vertelt hij. Juist omdat traditionele schoolboeken volop aandacht hebben voor de stevige Deltawerken en de kracht van de rivier, kwam hij met het idee voor een module die leerlingen moet laten zien hoe het is gesteld met de waterveiligheid in hun eigen omgeving.
Op de site overstromingsrisicoatlas.nl kunnen ze precies zien wat er gebeurt met hun woonomgeving als de dijken het begeven. „Ik laat leerlingen daar zelf mee aan de slag gaan. Dat heb ik liever dan een klas stille leerlingen die alleen maar luisteren.” Naast de simulatie is er ook een game, waarbij de scholieren zwakke plekken in de dijk moeten opzoeken en verstevigen.
De gegevens van de overstromingsrisicoatlas zijn beschikbaar gesteld door de waterschappen. Bijna allemaal doen ze inmiddels mee, alleen de Zeeuwse zijn niet over te halen. Hoewel de methode gratis beschikbaar is voor scholen, is het kostenplaatje voor de waterschappen niet mis: 10.000 tot 12.000 euro. Maar zij hebben er zelf óók wat aan, legt Bosschaart uit.
Scholieren komen door de lessen te weten waarom er zo veel geld gaat naar het waterschap. En dat is hard nodig, betoogt hij. „Het waterschap houdt voortdurend in de gaten of ophoging nodig is, maar daarvoor is wel draagvlak onder de bevolking nodig.” Als voorbeeld noemt hij het protest dat losbarstte toen een dijk langs het Markermeer verstevigd moest worden. „De inwoners stonden, onder aanvoering van een groep bekende Nederlanders, op hun achterste benen, omdat het cultureel erfgoed wordt aangetast. En dat terwijl heel Noord-Holland onder NAP ligt –soms wel 4 of 5 meter– en de zeespiegel stijgt.”