De zaak draait om het feit dat Trump nog steeds eigenaar is van zijn zakenimperium, terwijl hij had beloofd afstand te nemen van de onderneming. Zo erkende zijn zoon Eric eerder dat de president regelmatig wordt bijgepraat over de financiële gezondheid van zijn bedrijf.

D.C. en het aangrenzende Maryland vinden onder meer dat bedrijven op hun grondgebied oneerlijke concurrentie ondervinden van het Trump-hotel in de buurt van het Witte Huis. Diverse buitenlandse functionarissen hebben daar de afgelopen tijd evenementen georganiseerd of kamers geboekt. President Trump heeft er meerdere keren zijn opwachting gemaakt en gasten begroet.

De president zou ook op andere manieren zakelijk profiteren van zijn positie. Zo vinden de overheden dat de General Services Administration (GSA), dat gaat over federaal vastgoed, het bedrijf van Trump ten onrechte toestemming heeft gegeven het voormalige postkantoor te blijven leasen waarin zijn hoofdstedelijke hotel is gevestigd.

In het contract stond volgens de aanklacht dat gekozen functionarissen het gebouw niet kunnen leasen. De GSA zou daarom aanvankelijk hebben aangegeven dat Trump na de verkiezingen afstand zou moeten doen van het historische pand. Die eis zou zijn ingetrokken nadat de president voorstelde het budget voor de dienst te verhogen.

Als de federale rechter aangeeft dat de zaak kan worden behandeld, willen de hoogste justitie-ambtenaren van D.C. en Maryland vragen om belastinggegevens van de president. Dat moet licht werpen op zijn buitenlandse zakenrelaties.