Jos van der Kooy: orgelspelen met een korte vinger
Toen hij puber was, twijfelde hij. Zou hij toch maar geen theologie gaan studeren, of bij de muziek blijven? Organist Jos van der Kooy heeft er geen spijt van dat hij voor de muziek koos: „Maar ik kan niet zonder theologie. Daarom ben ik dankbaar dat ik theologie en muziek in mijn werk als kerkorganist kan combineren.”
Jos van der Kooy is verbonden aan enkele van de bekendste kerken in ons land. Als stadsorganist van Haarlem is hij verantwoordelijk voor het geven van concerten in de Sint-Bavokerk. Kerkdiensten speelt hij er niet, „daarvoor is Anton Pauw aangesteld.” Maar in de Amsterdamse Westerkerk voelt Van der Kooy zich als een vis in het water. „Het is elke keer weer een feest om met dominee Fokkelien Oosterwijk de wekelijkse diensten voor te bereiden. We maken er altijd veel werk van om passende liederen uit te zoeken. Daarbij kom ik elke keer weer onder de indruk van de schoonheid van het Geneefse Psalter. Die melodieën hebben na meer dan 400 jaar nog niets van hun levendigheid verloren.”
Vijftig jaar geleden, Van der Kooy was toen 15, speelde hij zijn eerste kerkdienst, in Amsterdam. „Dat was op Hemelvaartsdag 1967 in de gereformeerde Pniëlkerk aan de Bos en Lommerweg.” Hij speelde toen overigens al jaren. „Toen ik vier jaar was, probeerde ik al allerlei wijsjes uit op het harmonium van mijn ouders.” Vier jaar later kreeg hij zijn eerste lessen.
De jonge Jos kon aardig improviseren, wat hem van pas kwam bij het harmoniseren van liedmelodieën. Zijn talent viel al snel op, en hij speelde enkele maanden later in andere gereformeerde kerken. Daar bleef het niet bij. „Omdat er veel meer jonge gereformeerde dan hervormde organisten waren, kwam vanuit de hervormde gemeente iemand luisteren.” Het gevolg: Jos speelde ook al snel in hervormde kerken in de hele stad.
Intussen vond hij ook nog tijd om bij enkele grootmeesters het vak af te kijken. „Ik was vaak in de Oude Lutherse Kerk, waar Cor Kee prachtig kon improviseren, of in de Westerkerk, waar ik soms boven bij Simon C. Jansen zat.”
Vingertopje
Van der Kooy weet nog precies wanneer zijn passie voor muziek echt begon: „Dat was op 15 mei 1959, ik was toen 7. Op die dag kwam er een pick-up in huis. Er zaten drie platen bij. Op een orgelplaat klonk de Suite Gotique van Léon Boëllmann, gespeeld door Piet Kee op het orgel van de Sint-Bavo in Haarlem.”
Een jaar later kreeg Van der Kooy voor het eerst les op het harmonium. Toen was voor hem duidelijk wat hij wilde worden: organist. Maar een jaar later gebeurde er een klein drama. „Ik logeerde bij mijn opa en oma en kreeg toen een vinger tussen de deur. De schade was zo erg dat het vingertopje van mijn linkerwijsvinger geamputeerd moest worden.” Zijn jongensdroom viel in duigen, maar zijn vader reageerde nuchter: „Joh, dat zien we later wel. Als het echt niet wil, kun je altijd nog componist worden.”
Uiteindelijk gaf het geen enkel probleem, Van der Kooy leerde prima spelen met een kortere vinger en kwam zonder moeite door het toelatingsexamen voor het conservatorium. Al kwam er kort na die tijd wel een andere ‘kaper’ op de kust. „Ik was zo in theologie geïnteresseerd dat ik er serieus over heb nagedacht om met mijn muziekstudie te stoppen en theologie te gaan studeren. Maar mijn toenmalige docent, Piet Kee, zei: „Niet doen Jos, er zijn al dominees genoeg.” En ik kon toch ook moeilijk wennen aan de gedachte dat ik als dorpsdominee ergens in Friesland het spel van een broddelende organist zou moeten aanhoren.”
Vriendjespolitiek
Na zijn muziekstudie ontwikkelde Van der Kooy zich tot een allroundorganist die ook befaamd werd om zijn improvisaties. Tussen 1977 en 1981 won hij vier improvisatieconcoursen, waaronder twee keer in Haarlem. Hij werd intussen docent aan conservatoria, eerst in Alkmaar en Leeuwarden, later in Den Haag.
Eind 1980 werd hij benoemd tot organist van de Grote Kerk in Leeuwarden, maar daar is hij nooit gekomen. „Ik had die benoeming net aangenomen toen mij werd gevraagd of ik organist in de Amsterdamse Westerkerk wilde worden. Ik had daar al enkele keren een dienst gespeeld en kennelijk was dat in de smaak gevallen.” Van der Kooy nam toen een risico: hij zegde Leeuwarden af, voordat hij zeker wist dat hij naar Amsterdam kon. „Want ze wilden in de Westerkerk wel een officiële procedure, geen vriendjespolitiek.”
Qua orgel ging hij er op achteruit; het orgel in Leeuwarden was net gerestaureerd, dat van de Westerkerk was erg krakkemikkig. „Ik heb me daarom snel voor een restauratie en reconstructie ingezet”, zegt de organist. In 1992 kon het orgel opnieuw in gebruik worden genomen.
Twee jaar eerder kende Van der Kooys loopbaan nog een mijlpaal. „Ik werd toen ook organist van de Sint-Bavo in Haarlem, als opvolger van Piet Kee. Daarvoor zochten ze iemand die breed, internationaal geschoold was. Ik moest daar veel concerten geven met werken uit de hele orgelgeschiedenis. Verder fungeer ik als ambassadeur van het orgel, dat een wereldwijde reputatie heeft. Kerkdiensten begeleiden hoef ik daar niet, daarvoor zorgt mijn collega Anton Pauw.”
Barthiaans
De diensten in de Amsterdamse Westerkerk noemt Van der Kooy vrij traditioneel: „Een preek met liturgie, waaraan altijd veel zorg wordt besteed.”
In de loop van de tijd werden de tekortkomingen van het Liedboek voor de kerken steeds sterker gevoeld. „Veel liederen zijn nogal barthiaans. Bij Barth is er een enorme afstand tussen God en mens, God is groot, is ver weg, afstandelijk. Die theologie zie je in nogal wat gezangen. Zo wordt er in de Westerkerk niet meer gepreekt”, zegt Van der Kooy. „Mensen van nu willen meer van zichzelf in hun geloofsbeleving. Fokkelien Oosterwijk heeft daarom zelf een aantal liederen geschreven, op bekende melodieën, die in de Westerkerk graag gezongen worden.”
Van der Kooy is in het nieuwe Liedboek uit 2013 op zoek gegaan naar geschikte liederen. „Ik zie tot mijn vreugde dat daar heel wat in staat dat wij goed kunnen zingen. Daarin is meer aandacht voor persoonlijke vroomheid, voor bevinding. Daar voel ik me bij thuis.”
Tegelijkertijd is er in de Westerkerk een andere benadering, die van de Amsterdamse school, waarvan de vorige predikant Nico ter Linden een belangrijke vertegenwoordiger is. „Daarin is veel aandacht voor de manier waarop er in de Bijbel de verhalen worden verteld. Ik zie die twee geloofslijnen niet als tegenstelling, maar als verrijking.”
Weinig poëtisch
Een meer persoonlijke benadering vind je ook in Opwekking, maar daar moet Van der Kooy niets van hebben. „Ik vind de taal daarin vaak plat en weinig poëtisch. Hetzelfde geldt voor de melodieën. Die klinken alleen goed met een combo en een koor, voor samenzang zijn ze veel minder geschikt.”
Sommige mensen noemen het elitair als er in de Westerkerk alleen traditionele kerkliederen met orgelbegeleiding worden gezongen. „Er doen bij ons ook geregeld andere instrumenten mee”, vult Van der Kooy aan. „Maar wat is traditioneel? Je kunt kerkliederen op veel verschillende manieren inleiden en begeleiden. Ik speel in diverse stijlen, afhankelijk van de melodie, maar vaak ook de tekst van de liederen. Is dat elitair? Zijn goede omgangsvormen en duidelijk spreken in een conversatie dat ook? Naar onze diensten komen elke zondag honderden mensen, soms van ver buiten Amsterdam. Wie een dienst met opwekkingsliederen wil bijwonen, heeft keuze genoeg.”
Beroerd
Van der Kooy vindt het logisch dat er liederen uit alle eeuwen worden gezongen. „Geloven is gedenken: het heden beleven vanuit een band met het verleden en een blik op een perspectiefvolle toekomst. Dat kan –muzikaal gezien– van Sweelinck tot Manneke gaan.”
Dat veel mensen weinig met het orgel op hebben en liever Opwekking zingen, begrijpt Van der Kooy goed. „Dat heeft volgens mij met twee dingen te maken. Allereerst dat er in veel kerken te lang alleen maar psalmen zijn gezongen, en dan ook nog niet-ritmisch en vaak uiterst traag. Het hele leven is er dan uit. In de tweede plaats: er wordt vaak beroerd orgelgespeeld.”
Van der Kooy ziet de orgelcultuur niet zo snel verbeteren. „In veel kerken heerst de gedachte dat het goed is als zo veel mogelijk kerkleden een muzikale bijdrage aan de diensten leveren. Daarbij wordt vaak niet op de kwaliteit gelet. Ook neemt het aantal mensen dat orgelles neemt drastisch af. Maar ook professionele organisten worden niet altijd gewaardeerd. Ik ken diverse gevallen waarin zulke mensen werden afgewezen met argumenten als: „U past niet in ons organistenteam”, of: „Wij willen niet iemand die in bijna al onze diensten speelt, maar liever meer afwisseling.” Jammer, want zo wordt de kwaliteit van de kerkmuziek niet beter.”
Stadsorganist
Jos van der Kooy werd op 1 december 1951 geboren in Rotterdam. Toen hij 8 jaar was, verhuisde het gezin Van der Kooy naar Amsterdam. In 1967 werd hij organist van de gereformeerde kerk Amsterdam-West, in 1973 werd hij organist van de Engelse Kerk in Amsterdam en in 1981 cantor-organist van de Westerkerk in die stad. Zijn orgelopleiding kreeg hij vooral aan het conservatorium van Amsterdam bij Piet Kee.
Van der Kooy maakte al snel naam als improvisator, vooral nadat hij in 1980 en 1981 het Internationaal Improvisatieconcours in Haarlem had gewonnen. In 1990 werd hij als stadsorganist van Haarlem de opvolger van zijn leermeester Piet Kee. Hij werd daarbij niet alleen verantwoordelijk voor het Müllerorgel van de Sint-Bavo, maar ook van het Cavaillé-Collorgel van de Philharmonie. In 2007 werd Van der Kooy bovendien de vaste bespeler van het orgel van de Gotische Zaal in Den Haag. Van der Kooy is daarnaast docent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en aan de Universiteit Leiden.
Meer informatie: www.josvanderkooy.com
Jubileumconcert
Jos van der Kooy geeft ter gelegenheid van zijn 50-jarig organistenjubileum zaterdagmiddag 10 juni een concert. Het vindt plaats in de Westerkerk in Amsterdam en begint om 14.00 uur en duurt ongeveer een uur.
Van der Kooy speelt werken van Bach, Reger en de première van een nieuw werk van Daan Manneke. Dit werk, ”Le Bouquet”, is gebaseerd op enkele melodieën van het Geneefse Psalter. Aan de uitvoering daarvan werken ook sopraan Elena van Slogteren en organist Evan Bogerd mee. Verder speelt Marian Jaspers Fayer solo een werk voor fluit van Van der Kooys leermeester Piet Kee. Na afloop van het concert is er een receptie, waarin de jubilaris kan worden gefeliciteerd.