Gezondheid

Medicalisering kent geen grens

Zijn de medische technieken die artsen kunnen benutten louter een zegen of kunnen de steeds verdergaande ontwikkelingen –onbewust en onbedoeld– ook schadelijk zijn? Die vraag werpt Gerard Adelaar op in ”De onverbeterlijke mens. Reflecties op medicalisering”.

Anca Boon
6 June 2017 10:30Gewijzigd op 16 November 2020 10:43
Gerard Adelaar roept op tot reflectie op de gevolgen van medicalisering voor mens en maatschappij. beeld Bram Gebuys
Gerard Adelaar roept op tot reflectie op de gevolgen van medicalisering voor mens en maatschappij. beeld Bram Gebuys

Het krijgen van een kind met een lichamelijke of verstandelijke aandoening, het al of niet krijgen van een erfelijke ziekte, het verouderings- en stervensproces: vroeger kon de mens daar weinig of geen invloed op uitoefenen. Ziekte en gezondheid overkwamen je en werden als zodanig geaccepteerd.

Vandaag de dag zijn de medische kennis en kunde zover gevorderd dat al voor de geboorte afwijkingen kunnen worden opgespoord, bestaan er genetische testen en bevolkingsonderzoeken om kanker in een vroeg stadium op te sporen en te behandelen, kunnen versleten heupen en knieën worden vervangen en zijn er medicijnen voor allerlei kwalen die gepaard gaan met de ouderdom.

„De traditionele arts trok zich respectvol terug als iemands dood zich aandiende. Vandaag de dag echter wordt zo’n beetje elk risico op ziekte en dood beschouwd als behorend tot het medische domein”, schetst Adelaar. Met andere woorden: het leven wordt gemedicaliseerd. „Steeds meer levensvragen worden gezien als gezondheidsvragen waarop een medisch antwoord gegeven kan worden.”

Grenzen

Adelaar constateert in zijn boek, dat donderdag werd gepresenteerd, dat er onder medici en onderzoekers weinig wordt gereflecteerd op de gevolgen van hun handelen. En áls er in de maatschappij of de politiek al vragen worden gesteld bij ontwikkelingen op medisch-technisch gebied, gaan die louter over de veiligheid en de kosten.

De geest van vooruitgang staat een perfecte, onsterfelijke mens voor ogen. „Soms wordt opgeroepen grenzen te stellen aan mensverbetering. Echter, de medische wereld wil altijd méér. Voor de markt geldt hetzelfde.”

Ter illustratie noemt Adelaar een rapport dat de Gezondheidsraad begin maart uitbracht over kiembaanmodificatie, het veranderen van genen, bijvoorbeeld voor een erfelijke aandoening, in een vroeg embryo. „De Gezondheidsraad stelde daarin dat de maatschappij altijd kan besluiten om deze techniek na invoering een halt toe te roepen en deze praktijk terug te draaien.”

De geschiedenis leert echter anders. Adelaar wijst erop dat in de afgelopen decennia geen enkele medische verruiming is teruggedraaid. Integendeel, de hielpriktest is uitgebreid, evenals het rijksvaccinatieprogramma, de screening op aandoeningen tijdens de zwangerschap, de ondergrens voor de behandeling van premature baby’s, de bevolkingsonderzoeken om kanker in een vroeg stadium op te sporen en ga zo maar door.

Dwang

De mogelijkheid van screening en behandeling creëert bovendien –in meerdere of mindere mate– dwang om die technieken ook daadwerkelijk te benutten. Deelname aan de twintigwekenecho, het vaccinatieprogramma en bevolkingsonderzoeken is in theorie vrijwillig. In feite is het schijnvrijheid, stelt Adelaar. „Is een bepaalde praktijk eenmaal geaccepteerd, dan moet je je verantwoorden als je daar geen gebruik van wenst te maken.”

Voor de duidelijkheid: de politicoloog en publicist is niet tegen medische behandelingen in het algemeen. „Ik wil afblijven van ernstige ziekten die je überhaupt moet behandelen, zoals kanker, spier- en stofwisselingsziekten.” Bij zulke aandoeningen kan het gebeuren dat artsen te lang doorbehandelen, erkent hij. „Maar daar ligt voor mij niet de focus.”

Voor hem is de centrale vraag een meer filosofische: wordt een mens er echt beter en gelukkiger van als zijn leven draait om gezondheid, lengte van jaren en het uitbannen van alles wat hem daarin belemmert? „Met mijn boek wil ik twijfel zaaien. Je hoort in onze maatschappij hier en daar wel kritische geluiden over bijvoorbeeld de invloed van mobieltjes op het dagelijks leven, maar op de invloed van medische technieken wordt nauwelijks gereflecteerd.”

De filosofische insteek is een bewuste keuze. Adelaar signaleert dat er in de Nederlandse samenleving en politiek een patstelling bestaat rond medisch-ethische vraagstukken. „Zodra er een argument tegen medische vooruitgang wordt ingebracht, is de reactie in seculiere kring: dat zal wel een religieus argument zijn, dus dat hoeven we niet serieus te nemen. Ik wil wegblijven van die patstelling en reflecteer daarom op wat medicalisering met ons als mens en als samenleving doet zonder allerlei religieuze argumenten aan te voeren. Over een embryo valt bijvoorbeeld meer te zeggen dan dat het vanaf de eerste dag leven is.”

Paradox

Het probleem van medicalisering illustreert Adelaar met een grafiek waarin gezondheid wordt uitgezet tegen een goed leven: een leven met schoonheid, diepte en zin. Veel mensen zullen dan een stijgende lijn of een S-vormige curve voor ogen hebben: mensen die volledig gezond zijn, zijn het meest gelukkig. Adelaar staat echter een andere grafiek voor ogen: een klokvormige curve. Na een optimum, gaat de lijn weer naar beneden: het leven wordt minder mooi.

Hij wijst erop dat heel wat filosofen er de vinger bij hebben gelegd dat moeite, lijden en eindigheid onlosmakelijk verbonden zijn met het leven. Toegegeven, niemand kiest daar uit zichzelf voor. Maar dat is wellicht de paradox van het leven: moeite, pijn en het wegvallen van geliefden of de confrontatie met onze eigen sterfelijkheid, kunnen ons leren wat werkelijk van waarde is in het leven en dat we die tijd niet zomaar voorbij moeten laten gaan.

Dat lijden en tegenslag een mens kunnen verrijken, laten groeien en sterker worden, ervoer Adelaar in de periode dat hij zijn boek schreef. Het was een bewogen jaar, vertelt hij. Het gezin verhuisde van Leiden naar Gouda, zijn moeder kwam na een periode van ziekte te overlijden en een tweede kindje werd geboren. „Een intensieve periode, maar ik ben er groter en sterker uitgekomen.”

Met het oog op die persoonlijke ontwikkeling wijst hij op het gebruik van onder meer antidepressiva. „Pillen leren iemand niet om te gaan met het leven en de factoren die bijdragen aan de depressie. Nee, ze verdoven.”

Op de vraag hoe om te gaan met medicalisering van de samenleving geeft Adelaar bewust geen antwoord. Hij verwijst naar de maatschappijcriticus Ivan Illich (1926-2002), die medicalisering ook aan de kaak stelde. „Als mensen hem vroegen: Wat wil je nu? weigerde hij structureel een antwoord te geven.” Adelaar wil, net als Illich, zijn lezer zelf laten nadenken over de genoemde zaken, zelf zijn mening laten vormen en zelf zijn positie laten bepalen ten opzichte van de medische wetenschap.

Biografie

Gerard Adelaar (34) studeerde politieke wetenschappen in Leiden. Hij was actief voor het CDJA en fractiemedewerker voor het CDA in de Tweede Kamer.

Voor zijn werk adviseert hij zorgorganisaties over de implicaties van beleid, rechterlijke uitspraken en marktontwikkelingen. Verder publiceert hij en geeft hij lezingen over de medicalisering van de samenleving. Adelaar is getrouwd en heeft twee kinderen. Het gezin zoekt in Gouda kerkelijk nog een thuisgemeente.

De onverbeterlijke mens. Reflecties op medicalisering, Gerard Adelaar; uitg. Klement, Utrecht, 2017; ISBN 978 90 8687 2008; 176 blz.; € 19,99.

Ambivalentie in christelijke visie

Adelaar waardeert dat christenen in Nederland vasthouden aan de beschermwaardigheid van het leven. Tegelijkertijd stelt hij dat die boodschap niet helemaal consequent is. „Het leven wordt ook beschermwaardig geacht als dat alleen maar kan bestaan doordat mensen eerder voor God hebben gespeeld met medische technieken.”

Ook in christelijke kring is er gebrek aan reflectie op medische ontwikkelingen, zegt Adelaar. „Ik merk dat er een groot ongemak is om een juiste balans te vinden tussen maakbaarheid enerzijds en Gods hand anderzijds. Hoe meer we weten en kunnen, hoe meer Gods wil op de achtergrond raakt.”

De inconsequentie in de christelijke visie speelt vooral rond het begin en het einde van het leven, schetst Adelaar. „Eerst wordt bijvoorbeeld alles op alles gezet om met vruchtbaarheidsbehandelingen zoals ivf een embryo te creëren. Vervolgens noemt men dat leven beschermwaardig omdat het door God gegeven is. Ook aan het einde van het leven is er vaak de neiging om alle middelen in te zetten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer