Het houten hart van Lijiang
In de Zuid-Chinese stad Lijiang loop je van tussen hypermoderne hoogbouw pardoes het oude stadshart in. Het asfalt maakt plaats voor hobbelige keien; in plaats van stenen gevels is er opeens heel veel hout.
Het oude centrum prijkt niet voor niets op de werelderfgoedlijst van Unesco. De steegjes die langs lange rijen authentieke winkeltjes voeren, zijn voor autoverkeer ontoegankelijk. Het ene winkeltje oogt nog smaller dan het andere. En wie geen winkelruimte heeft, gaat eenvoudigweg in een steegje op de grond zitten om zijn waren aan de man te brengen.
Door de wijk kronkelt een smal, ondiep riviertje. Het bestaat uit helder smeltwater, regelrecht afkomstig uit de bergen. Het is zelfs drinkbaar, en dat kan van het kraanwater niet gezegd worden.
Bij uitzondering is het op deze dag rustig in het bejaarde stadshart, dat leeft van het toerisme. Op het marktplein en in de steegjes kun je vaak over de hoofden lopen. Wie de hordes wil vermijden, kan beter vroeg opstaan.
Bezoekers moeten ervoor oppassen niet in het water te tuimelen. Op sommige terrasjes hoef je als gast je stoel geen 20 centimeter naar achteren te schuiven, want dan volgt er een grote plons.
Verkopers prijzen hun waren luidkeels aan. In een groot aantal winkels worden trommels verkocht én gedemonstreerd. Er wordt veel zilver te koop aangeboden dat afkomstig is uit de mijnen in de omgeving.
Het contrast tussen het oude centrum en de rest van de stad is groot. Net buiten het houten hart liggen brede, strakke boulevards, voor een deel aangelegd na de verwoestende aardbeving van 1996, die 200 inwoners het leven kostte en 200.000 huizen in puin legde. De herbouw vaagde veel historische schoonheid weg.
Op grote hoogte
Lijiang ontstond als handelspost in de streek langs de grens met Tibet. Een deel van de bevolking behoort tot de Naxi’s. Deze afstammelingen van Tibetaanse nomaden vormen een van de 56 erkende etnische groepen onder de 1,4 miljard inwoners van dit grote land.
De stad Lijiang ligt op 2400 meter hoogte. In de verte is een besneeuwde bergtop te zien, de Yulong. Met zijn 5600 meter is die nog 800 meter hoger dan de Mont Blanc, de hoogste berg van Europa. In deze regio is de Yulong echter nog lang de hoogste niet: in de Himalaya liggen de tien hoogste bergen ter wereld, waarvan de Mount Everest met zijn 8848 meter de topper is. Wie het aangrenzende Karakoramgebergte meerekent, vindt hier zelfs de honderd hoogste toppen ter wereld.
Maar 5600 meter mag er ook zijn. Het zorgt er in elk geval voor dat het in Lijiang nauwelijks schemert: als de zon achter de bergen verdwijnt, is het snel donker.
Zwarte Draak
Daarmee verdwijnt de drukte op straat niet. In een stadspark wordt massaal aan gymnastiek gedaan. „Het valt mij vaak op hoe lenig ouderen hier nog zijn”, zegt een Nederlander die al tal van jaren in China verblijft. „Je komt in China sowieso weinig mensen met overgewicht tegen.”
De stad eindigt bij een rivier. Aan de overkant, onder aan een berghelling, ligt het park van de Zwarte Draak. Wandelpaden voeren over bruggen en langs paviljoens en kleine tempels. Het is er rustig en dat wil wat zeggen, want Chinezen zijn gezelschapsmensen; ze zijn vaak met velen bij elkaar.
Het oog is het allerlekkerst
Het is een delicatesse, wérkelijk. In heel die grote, borrelende pan soep is de vissenkop het lekkerst, en daarvan nader… het oog.
Het valt een Europese bezoeker van de regio rond Lijiang te beurt: het oog belandt op zijn bord. En hij woont lang genoeg in China om het met smaak op te peuzelen. Je neemt het oog tussen je stokjes en brengt het naar je mond. En dan maar knagen en sabbelen, terwijl andere Europeanen met enig afgrijzen toekijken.
De maaltijd staat opgediend op een grote ronde tafel in een rommelige serie bouwsels die tezamen een restaurant vormen. Met helder uitzicht op een riviertje en de bergen.
In een gat in het midden van de tafel staat een kolossale soeppan op het vuur. Het keukenpersoneel draagt het ene na de andere schaaltje aan, niet om die op tafel te zetten, maar om ze met één worp te legen in de soep.
Daar onder dat weidse, bobbelende wateroppervlak dat soep genaamd wordt, gaat van alles schuil. En de vermaning „niet vissen!” –als kinderen gericht de balletjes in de soep opzoeken– klinkt hier niet. Hier wordt gevist. Naar de vissenkop, of juist níét. Naar allerhande stengels –groenten, waarschijnlijk– of andere ondefinieerbare ingrediënten van het kolkende diner, daar midden in de ronde tafel.
De Chinese gastheren laten het zich allemaal goed smaken. Eén van hen rookt na de maaltijd een sigaret. Via een waterpijp die tussen zijn benen op de grond staat. Opnieuw klinkt er luid geborrel; nu minder gezond.
www.bezoekchina.nl/steden/lijiang