Anthonio in Groenlezing: Leiders, zie om naar kwetsbare medemensen
In materieel opzicht gaat het Nederland voor de wind. Maar onder de oppervlakte borrelt een stroom van onbehagen over de richting die onze samenleving in slaat. Leiders, zeker christelijke voorlieden, moeten die onvrede serieus nemen. Door in navolging van Jezus af te dalen naar de rand van de maatschappij.
Dat het goed gaat met Nederland, merkt lang niet iedereen, signaleert prof. dr. G. G. Anthonio in de Groenlezing die hij woensdagavond uitspreekt (zie kader). Integendeel, velen maken zich zorgen over hun positie in de samenleving of zijn ontevreden over besluiten die politici nemen en de manier waarop ambtenaren die uitvoeren.
Dat onbehagen, licht de voorzitter van de raad van bestuur van Verslavingszorg Noord Nederland toe, „komt voort uit gevoelens van vervreemding, de afstand die de burger ervaart tot de politiek, het ambtelijk bestuur en de publieke instellingen.”
Mensen ervaren besluitvorming vaak te veel als top-down, niet-realistisch of zelfs onuitvoerbaar, vervolgt hij. De overheid behandelt hen op een onpersoonlijke, onverschillige manier, als een nummer. Politici goochelen met miljarden euro’s aan meevallers, terwijl veel ouderen dankzij bezuinigingen minder hulp krijgen, studeren voor sommigen onbetaalbaar wordt en de wachtlijsten in de jeugdzorg worden langer.
De kloof tussen politiek en burgers groeit. „Dat zal de samenwerking tussen burgers en overheid niet bevorderen”, waarschuwt Anthonio, bijzonder hoogleraar sociologie van leiderschap, organisaties en duurzaamheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sterker nog, hij is bang dat onze samenleving uiteenvalt, dat steeds meer groepen tegenover elkaar komen te staan en individuen „verward en verloren ronddwalen.” Van het eendrachtig werken aan gedeelde belangen en idealen komt dan steeds minder terecht. „De democratie wordt hiermee ondergraven.”
Als we willen dat het goed blijft gaan met Nederland, is het dus noodzakelijk dat leiders van politieke partijen en publieke instellingen „deze onderstroom van gevoelens van onbehagen erkennen en begrijpen.” En daar wat aan doen.
Maar wat? De huidige tijdgeest, „met zijn sterke drang naar economische groei, winst en de voortdurende focus op groei” biedt geen soelaas. In de onderwijs-, zorg- en veiligheidssector is sprake van toenemende commercialisering. Het draait staat vaker om concurrentie, marktaandeel en winstmarge. „Leiderschap wordt steeds sterker afgerekend op jaarcijfers en boekwinsten.”
De kwaliteit van leven van burgers is daarmee niet gediend, analyseert Anthonio. Deze manier van denken zet ook het milieu en de schepping „enorm onder druk.” Duurzaam beleid „gaat nu eenmaal niet samen met het voortdurend streven naar economische groei.”
In zijn Groenlezing prijst Anthonio „de weg naar beneden” aan als „wenkend alternatief.” Hij stelt leiders de Heere Jezus ten voorbeeld. Tijdens Zijn omwandeling op aarde koos Hij er steeds weer voor „om af te dalen naar wat verloren dreigt te gaan.”
Niet tot de farizeeën richtte Hij Zich, maar tot mensen aan de rand van de samenleving, tot eenvoudige vissers, zieken, hoeren en tollenaars. Als woonplaats koos hij niet de hoofdstad Jeruzalem, maar het verachte Kapernaüm. „Als deze weg naar beneden een van de eerste grote lessen in leiderschap is, waar Hij vervolgens ook steeds op terugkomt, moet dit wel van groot belang zijn voor Zijn volgelingen”, concludeert Anthonio.
Wat betekent dit dan concreet voor hedendaagse leiders?
„Veel leiders zijn vooral met zichzelf bezig, met hun eigen positie en organisatie. Ze moeten zich onttrekken aan het huidige bestuurlijke frame, dat wordt gedomineerd door ambtelijke notities met beleid en tabellen, en aan de bureaucratie.
Ze moeten omzien naar kwetsbare mensen. Burgers die in armoede leven en de voedselbank bezoeken bijvoorbeeld, verwarde mensen op straat, eenzame ouderen, kinderen van verslaafde ouders.
Hen opzoeken, naast hen gaan staan en naar hun verhalen luisteren. Hun gevoelens van onbehagen onderzoeken en bespreekbaar maken. En dat alles vervolgens mee laten wegen in hun besluitvorming.”
Hoe ziet u dat in de praktijk voor zich?
„Politieke leiders, bestuurders of leidinggevenden in een publieke organisatie zouden bijvoorbeeld structureel een halve dag per week, een vaste avond of een dag per maand actief bezig kunnen zijn in de samenleving. Laat ze aan de slag gaan in een van onze klinieken voor verslaafde moeders of bij de nachtopvang het ontbijt helpen regelen. De formele afstand tussen beleid maken en uitvoeren zal dan verminderen. En het draagt bij aan de persoonlijke levenservaring en de vorming van politieke en bestuurlijke leiders.”
Oud-PvdA-leider Samsom was in 2010-2011 een jaar lang straatcoach in Amsterdam-Slotervaart; premier Rutte geeft elke donderdag maatschappijleer op een school in Den Haag. Bedoelt u zoiets?
„Ik vind het mooi om te zien dat verschillende politici al bezig zijn in de maatschappij. Dat zouden meer leiders moeten doen. Iedere poging van politici om af te dalen naar burgers moedig ik aan.
Als ze dat dan maar niet aangrijpen om zichzelf op de borst te slaan of in een gunstig daglicht te stellen. Het lijkt mij beter als ze hun pogingen niet publiekelijk uiten. Dan speelt het gezien willen worden al snel een rol. Dat werkt alleen maar extra vervreemding in de hand.
Bij het afdalen naar de maatschappij past bescheidenheid. Niet de leiders die tijdelijk een overall aantrekken of een schort voordoen verdienen complimenten, maar de mensen die hen ontvangen, die zich kwetsbaar tegenover hen durven opstellen.
Zoek die mensen in stilte op. Je krijgt de meeste diepgang in persoonlijke ontmoetingen, als je iemand helpt in de keuken of met zijn steunkousen, of als je een kop thee zet voor iemand die eenzaam is en eens een uur naar iemand luistert en zelf je mond houdt.”
Jezus riep mensen consequent op het Koninkrijk der hemelen te zoeken. Zouden christelijke leiders dat in navolging van Hem ook moeten doen? Dat ze niet alleen naar mensen luisteren, maar hen ook oproepen zich te bekeren?
„Dat vind ik geen primaire taak van christelijke publieke leiders. Bij Verslavingszorg Noord Nederland, waar ik werk, hebben we geestelijke verzorging. Ik treed dus niet zelf op als pastor en ga niet met mensen bidden. Dat vind ik te intiem en te persoonlijk en ook verwarrend voor mijn medewerkers en de patiënten.
In een gezags- of machtsverhouding staan tot mensen en tegelijk geestelijk leidsman of -vrouw willen zijn, gaat niet goed samen. Het is zelfs gevaarlijk om op materieel én geestelijk niveau invloed te hebben op mensen, want dan ligt het risico op machtsmisbruik op de loer.
Ik neem graag een voorbeeld aan Daniël. Een diepgelovig man met politieke en bestuurlijke taken. Hij begon niet met preken en roepen, maar was zelf diep toegewijd, hield vast aan zijn eigen principes en deed zijn werk naar behoren. Hij was een voorbeeld, zonder anderen proberen te overtuigen van zijn geloof. Hij was op zich al licht en zout genoeg.
Het lijkt me dus veel belangrijker in ons gedrag als christenen te laten zien dat ons geloof ons inspireert tot een volstrekt andere manier van denken en handelen dan gebruikelijk. Niet opstijgen naar meer en nog meer, maar afdalen en dienstbaarheid aan de ander centraal stellen, zelf wat minder worden.”
In uw lezing pleit u ervoor dat leiders, eveneens in navolging van Jezus, gemeenschappen vormen van vrienden waar ze „kunnen oefenen in afdalen, waar zaken zoals onbehagen en vervreemding besproken en opgeruimd kunnen worden.” Wat houdt dat in?
„Tegen het einde van Zijn openbare missie bereidt Jezus Zijn discipelen voor op Zijn vertrek. Hij daalt dan niet meer af naar de rand van de samenleving, maar naar Zijn leerlingen. Denk aan de voetwassing in de paaszaal. En Hij noemt hen Zijn vrienden. Hij introduceert zo als het ware een volstrekt nieuwe organisatievorm: geen verticale, hiërarchische, maar een horizontale gemeenschap van vrienden, gebaseerd op liefde en respect voor elkaar. Dat is de leer- en werkplaats van de leiders die Hij voor ogen heeft: een plek waar ze zich veilig voelen.
Christelijke leiders zouden ook zulke coalities kunnen vormen, met mensen van buiten hun dagelijkse leef- en werkomgeving. Denk aan verslaafden, of aan jongeren die via hulpverlening de weg terug naar de maatschappij proberen te vinden.
Ik behoor zelf ook tot enkele groepen met mensen van verschillende achtergronden. Daarin delen we lief en leed, wisselen we verhalen en ervaringen uit en doen we inspiratie op.”
U maakt in uw lezing nadrukkelijk onderscheid tussen christelijk en niet-christelijk leiderschap. Waar zit ’m dan het verschil in?
„Christelijke leiders in de politiek en het bestuur moeten het voortouw nemen door een alternatieve route te kiezen voor de huidige, hiërarchische organisatievormen in het publieke domein.
Er is een soort exodus nodig, weg van de farao die de werkdruk almaar opschroeft. We zijn met z’n allen slaaf geworden van vergaderingen, beleidsrapporten, overvolle mailboxen, werkgroepen en commissies.
We moeten juist minder vergaderen en meer echte mensen ontmoeten. Christelijke politieke leiders kunnen daar samen de aanzet toe geven. Dat vraagt van hen wel lef om tegen de heersende opvattingen en mores in te gaan, uit hun comfortzone te stappen. En, net als Jezus, de weg naar beneden te gaan, vies en vuil te worden in de goten van de samenleving, de dialoog aan te gaan met kwetsbare mensen en met respect naar hen te luisteren. Die ander vervolgens ook écht centraal te stellen in hun handelen. Zodoende kan er meer rust, tijd en aandacht voor elkaar en voor de ander komen.”
U roept christelijke leiders ertoe op om „verbinding te zoeken en te streven naar samen werken aan een fatsoenlijke samenleving waarin ieder mens ertoe doet.” Hoe onderscheidend is dat? Seculiere politici zoals oud-PvdA-leider Cohen proberen dat ook te doen.
„Voor mensen als Cohen heb ik daarom veel respect. Politieke en bestuurlijke leiders hebben vaak zware en zeer verantwoordelijke functies. Ze lopen allerlei risico’s en hun werk doet een enorme aanslag op hun privéleven en soms zelfs op hun gezondheid.
Ik wil ook niet pretenderen dat christelijke leiders beter zijn dan hun seculiere collega’s. Maar als zij zich volgelingen van Jezus noemen, kan het niet anders dan dat ze een alternatief bieden voor de tijdgeest die verhardt, materialisme in de hand werkt en mensen tegen elkaar op zet. Door de weg naar beneden die Jezus ging als inspiratie voor hun optreden te zien.”
Kunt u voorbeelden noemen van christelijke leiders die dat doen?
„Een sprekend voorbeeld is wat mij betreft Nelson Mandela. En in eigen land zie ik enkele collega-bestuurders in de zorg en het onderwijs die regelmatig handen uit de mouwen steken, meewerken in een behandelteam, de operatiekamer of voor de klas staan.
Ik zie een groeiende groep, maar het zijn er nog te weinig. In het algemeen zijn leiders nog onvoldoende in contact met de dagelijkse problemen en zorgen in de samenleving waarvoor ze op hun hoge niveau oplossingen proberen te vinden. En dat terwijl het niveau van beschaving wordt gekenmerkt door hoe een samenleving, met de leiders voorop, met kwetsbare mensen omgaat.”
Hoe brengt u het er zelf van af?
„Zoekend en tastend probeer ik mijn weg te gaan. Geregeld struikel ik daarbij over mijn eigen ego, als ik me toch weer probeer te verheffen. Wat mij dan sterkt en troost, is dat ik niet alleen wandel en Iemand mij is voorgegaan.”
Groenlezing
Prof. dr. G. G. Anthonio (1963) spreekt woensdagavond in de Gertrudiskapel in Utrecht vanaf 19.45 uur de veertiende Groenlezing uit. Hij gaat in op de vraag wat politici en leiders van publieke instellingen te doen staat in een tijd van onbehagen, waarin de burger van de politiek lijkt te vervreemden.
De Groenlezing is een initiatief van het wetenschappelijk bureau voor de ChristenUnie. Volgens dat instituut is de speech „een speciale lezing met een breed perspectief voor de christelijke politiek, die vaak wordt uitgesproken op een bijzondere locatie.”
Eerdere sprekers waren onder anderen oud-GPV-leider G. J. Schutte, ChristenUnieleider A. Rouvoet, econoom B. Goudzwaard, historicus J. C. Kennedy en bisschop G. J. N. de Korte.