Nederland zakt verder op lijst kinderrechten
Nederland is dit jaar verder gezakt op de internationale ranglijst voor kinderrechten die de organisatie Kidsrights maandag heeft gepubliceerd. Nederland belandde op de vijftiende plaats en eindigde daarmee onder minder welvarende landen als Thailand, Tunesië en Slovenië.
Een groot aantal kinderen in Nederland leeft volgens de organisatie in armoede en kinderen in gezinnen met minimuminkomens werden geraakt door de bezuinigingen. Bovendien is de kwaliteit van jeugdzorg in veel gemeenten als gevolg van de decentralisatie nog altijd niet op orde.
Vorig jaar verloor ons land al zijn plek in de top 10 van landen die goed omgaan met de rechten van de kinderen toen het van de tweede naar de dertiende plaats tuimelde.
Volgens Kidsrights moet er nog veel worden verbeterd. „Nu het Nederland economisch weer voor de wind gaat, moeten kwetsbare kinderen daar als eersten van profiteren”, vindt Marc Dullaert van KidsRights. „Tegen de formerende partijen wil ik zeggen: blijf vooral investeren in kinderen en gezinnen die in armoede leven. Zo wordt voorkomen dat armoede van generatie op generatie overgaat.”
Op de index staan 165 landen. De jaarlijkse ranglijst geeft weer hoe de kinderrechten wereldwijd worden nageleefd en hoe landen zich inzetten om de rechten van kinderen te verbeteren. Portugal is dit jaar voor het eerst lijstaanvoerder, gevolgd door Noorwegen, Zwitserland, IJsland, Spanje, Frankrijk, Zweden, Thailand, Tunesië en Finland.
Rijkere landen doen het volgens de organisatie niet vanzelfsprekend beter dan ontwikkelingslanden. Veel geïndustrialiseerde landen investeren in verhouding te weinig in kinderrechten, vindt de organisatie. Bij de beoordeling wordt ook gekeken naar de financiële draagkracht van een land. „Het is prijzenswaardig dat veel armere landen met beperkte middelen relatief veel bijdragen. Anderzijds is het alarmerend dat het rijke westen zijn leiderschapsverantwoordelijkheden verwaarloost en binnen zijn mogelijkheden ruim onvoldoende investeert in kinderrechten”, aldus de organisatie.
Vorig jaar plaatste staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) kanttekeningen bij de lijst. Hij stelde dat de lijst een „vertekend beeld” geeft en landen niet onderling vergeleken kunnen worden.