Consument

Praatpaal herinnert Mieneke van Hattem aan bizar ongeval

Een snelwegicoon verdwijnt. Het einde van de gele ANWB-praatpaal is in zicht. Komende zomer verwijdert Rijkswaterstaat de duizenden exemplaren uit de bermen.

J. Visscher
13 May 2017 07:42Gewijzigd op 16 November 2020 10:32
Praatpalen langs de snelwegen verdwijnen deze zomer. beeld RD, Anton Dommerholt
Praatpalen langs de snelwegen verdwijnen deze zomer. beeld RD, Anton Dommerholt

Had je vroeger autopech, dan struinde je door de berm naar de dichtstbijzijnde praatpaal. Een kilometer lopen was dat hooguit. Je drukte op de knop en kreeg de ANWB aan de lijn. Zo nodig bood een wegenwachter hulp. Dat was vroeger, pakweg veertig jaar geleden.

Nu vrijwel iedereen een mobieltje heeft, is de praatpaal overbodig geworden. Bovendien, stelt Rijkswaterstaat, is het veiliger om bij pech direct achter de vangrail te gaan staan dan om langs de snelweg naar de gele paal te lopen.

Communicatie per praatpaal is vanaf 1 juli niet meer mogelijk. In juli en augustus verwijdert Rijkswaterstaat de ongeveer 3300 karakteristieke gele palen, die langs de (snel)wegen om de 2 kilometer staan. Met het stopzetten van de praatpalenservice bespaart Rijkswaterstaat jaarlijks ongeveer 1 miljoen euro.

Sinds 1970 stonden de praatpalen langs de snelweg. De gele gevaartes belanden niet allemaal op de schroothoop. In de toekomst kun je de praatpaal in een museum tegenkomen. Hoop is er voor de nostalgischen onder ons. De overheidsdienst Domeinen Roerende Zaken biedt waarschijnlijk een aantal exemplaren te koop aan. Op deze pagina vertellen drie RD-lezers over hun ervaringen met de praatpaal.

Op de snelweg een fles sap door de autoruit

De gele praatpaal? Die doet Mieneke van Hattem (42) uit Apeldoorn onmiddellijk denken aan een bizar ongeval op 6 april 1995. Ze krijgt de schrik van haar leven als er een fles sinaasappelsap door haar autoruit vliegt.

Van Hattem rijdt die donderdagavond in 1995 vanuit Gouda, waar ze lerarenopleiding aan de Driestar volgt, naar haar ouderlijk huis in Leuvenheim, bij Zutphen.

Op de A12, bij een viaduct nabij Ede, gaat het mis. „Ik hoorde ineens het geluid van een enorme explosie. Mijn voorruit brak stuk. Ik zag haast niks meer en voelde nattigheid over mijn lichaam. Ik zat onder talloze stukjes zogenaamd stofglas, deeltjes van de autoruit. Verreweg de meeste scherfjes waren gelukkig niet scherp. Alles plakte en kleefde. Ik dacht: Zit ik onder het bloed? En: Ik moet hulp hebben!”

Met haar hoofd half door het zijraam gestoken, om zo nog wat zicht te hebben, weet Van Hattem haar voertuig aan de kant van de weg te zetten. Dan spoedt ze zich naar een praatpaal. „Ik kreeg een vrouw van de ANWB aan de lijn. Die vroeg heel rustig wat me was overkomen. Ik zei: „Ik zit onder plakkerig spul. Ik wil naar huis.” De ANWB-vrouw beloofde zo snel mogelijk een wegenwachter te sturen.”

Gespannen

Van Hattem gaat weer in haar auto zitten, op de achterbank. „Toen trapte ik op iets. Het was het restant van een glazen fles jus d’orange. Díé was dus door de ruit gevlogen. Op dat moment besefte ik waarom alles aan mij zo plakte. De wegenwachter die even later arriveerde, zei: „Meid, wat zie jij eruit!””

Lichamelijk valt het letsel mee. Van Hattem heeft alleen wat snijwondjes aan haar handen. Een arts stelt die avond vast dat het stofglas in haar ogen geen verwondingen heeft veroorzaakt.

Mentaal echter loopt Van Hattem een geduchte klap op. „Ik was wekenlang zó gespannen en sliep verschillende nachten niet. Telkens kwam die enorm harde klap terug. Iedere keer droomde ik dat iemand iets naar me gooide. Aan tafel thuis wierp een van de gezinsleden in die tijd op een vriendschappelijke wijze de zoutpot naar een ander. Ik begon meteen keihard te janken.”

Jarenlange impact heeft het incident. Om van haar angstgevoelens af te komen, gaat ze in therapie. „Mijn harde schijf is als het ware beschadigd. Bij spanningsvolle gebeurtenissen kampte ik zeker de eerste jaren na het ongeval met angst, onzekerheid en vermoeidheid. Ik was vaak bang om onbekende dingen te doen, vreemde mensen aan de telefoon te krijgen, onverwachts met iemand te moeten praten.” Verder hield ze chronische rug- en nekklachten over aan het ongeval.

Dankbaarheid

Naast alle spanning ervaart Van Hattem, wiskundedocent aan de reformatorische Jacobus Fruytier scholengemeenschap, ook dankbaarheid. „Ik ben heel wonderlijk bewaard. Een glazen fles die net boven het stuur in stukken de auto binnen vliegt, over mijn hoofd heen zeilt en net achter de voorstoel op de grond belandt. En vervolgens ben ik niet noemenswaardig gewond. Dat kán geen toeval zijn.” Hoogstwaarschijnlijk is de fles vanaf het viaduct naar beneden gegooid. Daders zijn er nooit achterhaald.

Dat Rijkswaterstaat de praatpalen binnenkort weghaalt, zint Van Hattem niet. „De meeste mensen hebben natuurlijk een mobiele telefoon, maar toch bezitten nog genoeg ouderen zo’n toestel niet. Die kunnen dan niet zo makkelijk hulp inroepen als ze met pech langs de weg staan.”

ANWB’er stelt brugklasser op haar gemak

Als brugklasser nam Marlene van Gameren (47) uit Zeeland haar toevlucht tot de gele praatpaal. Een „aardige meneer” stelde het meisje op haar gemak.

Op een zomerdag in 1981 trouwen de oom en tante van Marlene. ’s Ochtends moet het meisje uit het Zeeuwse Nieuwerkerk met de bus naar school, de christelijke scholengemeenschap Prins Maurits in Middelharnis. ’s Middags moet ze op tijd weer terug met de bus naar Nieuwerkerk, om daarvandaan met haar ouders naar de bruiloft in Ridderkerk te rijden.

Maar het loopt allemaal anders. In Middelharnis mist Marlene de bus. Ze klopt aan bij de conciërge. Hoewel ze thuis in Nieuwerkerk nog geen telefoon hebben, weet Marlene via een buurvrouw toch haar moeder aan de lijn te krijgen. De afspraak is dat vader en moeder Marlene dan maar ophalen in Middelharnis.

Maar het meisje besluit, met een andere bus, naar Oude-Tonge, haar ouders vast tegemoet te reizen. In Oude-Tonge aangekomen, moet ze een sloot over springen om bij de weg te komen waar haar ouders zo zullen aan komen rijden. „Ik gooide eerst mijn schooltas met nieuwe boeken over de sloot. Maar die tas rolde het water in. De boeken waren flink beschadigd.”

Met „pijn in de buik” staat Marlene even later langs de weg waar ze haar ouders verwacht. Maar die komen maar niet. „Ik voelde me verre van feestelijk. Ik had geen horloge om en wist dus niet hoe laat het was. Iedere minuut duurt in zo’n situatie een uur.”

Dan valt haar oog op de gele praatpaal. De brugklasser vertelt een ANWB’er haar verhaal en vraagt hoe laat het is. „Een heel aardige meneer probeerde me gerust te stellen.”

En wie ziet Marlene tijdens dat gesprekje via de praatpaal aan komen rijden? Haar ouders. Eind goed, al goed. Op naar de bruiloft in Ridderkerk.

De Zeeuwse moeder, nu woonachtig in Oosterland, begrijpt dat Rijkswaterstaat de praatpalen weghaalt. De herinnering aan het gele apparaat blijft. „Ik kon er mijn verhaal kwijt.”

Een „gênante ervaring” bij de praatpaal

Zo rond het jaar 1996 strandt Rianne Koelewijn-van der Voorden (nu 36) met haar „eerste vriendje” met autopech langs de snelweg. „Ik herinner me niet meer wat er aan de hand was, of het bijvoorbeeld om een kapotte uitlaat of een kokende motor ging. Wel weet ik dat ik kinderen over de vangrail heb getild. Kennelijk zaten er broertjes en zusjes bij ons in de auto.”

Ze spoedt zich naar een gele praatpaal. Dan gaat er iets niet helemaal goed. „Toen ik met de ANWB’er in gesprek was, zei ik ineens over die persoon iets als: „Wat een chagrijn!” Het drong niet tot me door dat de persoon aan de andere kant van de lijn dat kon horen. Het was een heel gênant moment. Ik voelde me heel volwassen, maar was het niet.”

Het is allemaal goed gekomen. De Wegenwacht arriveert een uurtje later. „Die heeft onze auto weer aan de praat gekregen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer