„Liefde voor de gehele kerk”
Op Hemelvaartsdag herdacht hij 25 jaar predikant te zijn. Ds. G. de Fijter uit Kampen, tweede voorzitter van het moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland, kijkt niet om in triomf. „We meenden als gereformeerde beweging dat we heel wat geworden waren. Dat dacht ik ook. Maar ten diepste zijn we de jaren door in de Hervormde Kerk gebleven wie we waren: een minderheid die slechts kan leven van Gods trouw. We hebben op veel punten verloren. Toch blijft er het vaste geloof dat de Heere Zijn kerk niet afschrijft.”
De studeerkamer van de Kampense pastor is gehuisvest in de garage naast zijn woning. Tussen lange rijen boeken is er een bureau, een computerhoek en een zitje. Op de tafel ligt het pas uitgegeven boek ”Belijdenisgeschriften voor de Protestantse Kerk”. Wie met ds. De Fijter spreekt over de achterliggende jaren, kan niet om de wording van die Protestantse Kerk heen. Samen met ds. H. de Jong stemde de predikant op 12 december voor de vereniging van de Nederlandse Hervormde Kerk met de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk. Wanneer zij tegen hadden gestemd, was de vereiste tweederde meerderheid niet gehaald.
Er is wel gezegd dat u met uw voorstemmen de Hervormde kerk verraden hebt. „Laat ik eerlijk zeggen dat het me bij tijden koud om het hart wordt als ik hoor hoe mensen op deze gebeurtenis van 12 december reageren. Natuurlijk doet het iets met me als ik, zelfs door collega’s, voor verrader word uitgemaakt. Ik ben daardoor in m’n integriteit aangetast. Maar toch weet ik dat het me niet past om voor m’n eigen zaakjes op te komen. Ik heb destijds die beslissing voor Gods aangezicht genomen en ik wil nog steeds maar één ding: schouder aan schouder staan in dit goddeloze land om het getuigenis van Jezus Christus te verkondigen.”
De inmiddels 58-jarige predikant begon 25 jaar geleden zijn loopbaan in het Groningse Sebaldeburen. „Ik kwam daar een totaal andere manier van kerkzijn tegen dan in mijn geboortestreek, Andel. In Groningen heb ik pas echt grondig geleerd wat liefde voor de Hervormde Kerk betekent. En dan niet liefde voor een bepaalde sector van de kerk, maar voor de gehele kerk.” Al snel werd ds. De Fijter betrokken bij een overlegverband dat onder de naam Regionaal Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsoverleg (RIB) in Zuidlaren bij elkaar kwam. Een krantenknipsel met een verslag van een ontmoetingsdag in 1986 komt op tafel. Ds. De Fijter wijst met zijn vinger een citaat van hemzelf aan: „De kerk blijft altijd kerk in gebrokenheid. Het gevaar dreigt dat wij gaan ijveren voor de ware kerk. Echter, het gegeven blijft dat, als wij er over denken om de kerk af te schrijven, de Heere God Zijn kerk niet afschrijft.” Hij leunt achterover in de stoel. „Dát is de lijn geweest die ik altijd heb proberen te volgen.”
Eigenlijk was de predikant vast van plan om in Sebaldeburen zijn doctoraal te halen. „Maar het ging allemaal anders. Ik werd terstond getrokken in het brede kerkelijke leven van de noordelijke provincies. De jeugd werd me op het hart gebonden en samen met de IZB en de HGJB konden we komen tot een samenwerkingsverband van dienstverlening voor de drie noordelijke provincies. Dat functioneert nog steeds.”
Niet lang daarna werd ds. De Fijter gevraagd plaats te nemen in het bestuur van de IZB. „Ik heb dat werk tien jaar mogen doen. Inmiddels was ik verhuisd naar de nog noordelijker gelegen gemeenten Siddeburen, Wagenborgen, Tjuchem en Steendam in de classis Appingedam. Ik was daar toen de enige gereformeerdebondspredikant. In het kader van het IZB-werk kwamen we ertoe na te denken over de zorg aan mensen in onze kerk die het allemaal niet meer vol konden houden. De nieuwe nood van de moderne samenleving gaat ook de christelijke gemeente niet voorbij. Zo kwamen we tot de oprichting van het missionair-diaconaal centrum De Herberg in Oosterbeek.”
In 1993 kwam er een beroep uit Vriezenveen. „Ik was daar een van de zes hervormde predikanten.” In 1999 werd hij verbonden aan de wijkgemeente Broederkerk in Kampen. Zijn samenvatting van het kerkelijk leven in beide plaatsen geeft hij in één zin. „In zowel Kampen als Vriezenveen verstaat men de kunst om als verschillende modaliteiten op een hervormde manier met elkaar om te gaan. Dat bouwt de gemeente.”
In 2000 werd ds. De Fijter afgevaardigd naar de generale synode van de Hervormde Kerk. „In die synode heb ik altijd gestaan als een bezwaarde. Ook ík heb tegen de aanvaarding van de kerkorde van de PKN gestemd toen het niet mogelijk bleek een aantal wezenlijke zaken bij te stellen.”
Menselijkerwijs gesproken had u met uw collega De Jong de hele vereniging kunnen tegenhouden.
„Dat had gekund. Maar toen uiteindelijk de kerkorde werd aangenomen, was voor mij de inhoudelijke discussie afgerond. En om de inhoud van de kerkorde ging het. Ik had met een aantal collega’s niet de vrijmoedigheid toen op 12 december nog een keer het been buiten de deur van de rijdende trein te steken. Dat was een gewetenszaak. We hadden inhoudelijk verloren op de hervormde synode. Al een jaar van tevoren hadden we gezegd dat we, wanneer er geen handreiking van de synode aan de bezwaarden zou komen, tegen de fusie zouden stemmen. Toen die handreiking er wel kwam, maar door de bezwaarden werd afgewezen, was de weg duidelijk. Ik heb voorgestemd in het geloof dat de Heere dwars door alle onmogelijkheden heen Zijn werk in de kerk voort wil zetten. Bovendien is de kerkorde voor mij niet meer dan een tijdelijke behuizing om als kerk in te wonen.”
Aan de vooravond van de biddag 2004 kreeg ds. De Fijter een telefoontje van de voorzitter van de hervormde synode, ds. A. W. van der Plas, namens het triomoderamen. „Of ik eventueel plaats zou willen nemen in het synodemoderamen van de PKN. Dat overviel me totaal. Later is me door mensen gezegd dat dat allemaal al wel van tevoren zo gepland zou zijn. Dat is niet zo. En ik heb de benoeming ook maar zo niet aangenomen. Dat kon ik niet. Ik heb altijd willen gaan in de weg van de roeping. En de Heere heeft me héél duidelijk gemaakt dat dit de weg was die ik moest gaan.”
„Of ik verwachting heb van de PKN? Niet meer dan van de Hervormde Kerk. Ook niet minder, trouwens. We moeten ons goed realiseren dat de huidige nood van de kerk, de verdeeldheid, een al veel langer sluimerende nood was in de Hervormde Kerk. Ook daar zeiden mensen zich niet meer te herkennen in de volstrekt gereformeerde prediking in bepaalde hervormde gemeenten. En dan kwam er een deelgemeente. Nu zie je op sommige plaatsen dat dergelijke gemeenten zich terstond aansluiten bij de Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk. Nee, verwachting van de kerk heb ik niet, maar wel veel liefde tot de vaderlandse kerk, tot het gruis en tot wat niks is. In het geloof dat Gods Woord het doet. Dat verandert mensen en gemeenten.”
We moeten hier in ons land ook weer eens wat leren relativeren. Als ik sommige kerkbodes lees, dan lijkt het wel alsof er een grote vervolging is losgebarsten. Ik heb pas een serie preken over de Nederlandse Geloofsbelijdenis afgesloten. We werden bepaald bij Guido de Brès, die werd opgehangen voor zijn geloof. Is hier vervolging aan de orde? Er wordt over zo veel gesproken en er worden zo veel vragen gesteld over kerkelijke gebeurtenissen. En dat mag allemaal. Maar waar is het „hoort wat mij God deed ondervinden?” Er is maar één vraag belangrijk, en dat is de vraag wat je enige troost is in leven en in sterven. En op die vraag zal een antwoord moeten komen vóór we sterven.”