Mensen maken de muziek voor dr. R. D. Anderson
Hij heeft Schots, Nederlands en Nieuw-Zeelands bloed. Zijn studie bracht hem in Canada en Nederland. Nu is dr. R. D. Anderson predikant in Australië. „Ik ben weer terug in de cultuur waarin ik ben opgegroeid. En tot mijn verbazing vond ik er meer dan ik verwacht had terug van mijn grote hobby: barokmuziek.”
Hij heeft er alweer heel wat rondjes fietsen in Katwijk op zitten. Dr. R. D. Anderson was vorige maand even terug in de kustplaats waar hij zestien jaar vrijgemaakt-gereformeerd predikant was. In 2012 leidde de weg naar het Australische Rockingham. Zijn bezoek aan de synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt combineerde hij met een vakantie in zijn oude woonplaats. „Ik vind het heerlijk om een rondje op de fiets te maken en mensen te ontmoeten. Eigenlijk heb ik de weken in Katwijk alleen onderbroken door het bezoek aan de synode en een zondag in Urk.”
Dean Anderson (53) is een man die bijzondere interesses in zich verenigt. Aan de ene kant is hij dol op klassieke muziek. Zijn huis staat vol met muziekinstrumenten uit de barokperiode, waaronder clavecimbels en orgels. In de garage bevindt zich een uiting van een compleet andere hobby: een raceauto waarvan de motor dankzij allerlei modificaties inmiddels 1000 pk op de wielen overbrengt. „Als mensen vragen hoe ik dat verenig en combineer met het predikantschap, weet ik geen goed antwoord. Ik vind het gewoon allemaal leuk.”
Anderson groeide op in Nieuw-Zeeland als zoon van een viedegeneratie-emigrant uit Schotland die trouwde met een Nederlandse vrouw. „Mijn moeder komt uit Hillegom, zij is een Ultee. Van oorsprong een hugenotenfamilie. Wat mijn identiteit is? Mijn nationaliteit is de Nieuw-Zeelandse. De cultuur van Nieuw-Zeeland en Australië is me ook het meest eigen. Ik voel me in Nederland op mijn gemak, maar heb vanaf het moment dat ik er in 1992 ging studeren een jaar of vijf moeten wennen. Toen ik in 2012 naar Australië verhuisde, voelde dat als thuiskomen.”
Waar zit ’m dat in?
„In kleine dingen. Simpel voorbeeld: in Australië doet de man het werk rondom het huis, de vrouw doet alles in het huis. Heel anders dan in Katwijk. Je kunt het niet vergelijken. Hier hebben velen geen eigen tuin, terwijl de meeste Australiërs een flinke lap grond rond hun huis hebben.”
Hoe leerde u Nederland kennen?
„Ik ging als twintiger vanuit Canada, waar ik studeerde, een zomer naar familie in Nederland. Een jaar later ging begon ik een promotiestudie aan de Theologische Universiteit Kampen. Ik had liefde tot het Nieuwe Testament en tot het Oudgrieks. Daarom wilde ik promoveren bij dr. J. van Bruggen, destijds hoogleraar Nieuwe Testament in Kampen. Hij stond bekend als een vakman, die bovendien erg goed was in het begeleiden van studenten. Ik heb veel gehad aan zijn ondersteuning. Dankzij hem kon ik al vrij snel, in 1996, promoveren op de verhouding van de Griekse leer van de welsprekendheid tot de geschriften van Paulus.”
U sprak destijds nauwelijks Nederlands.
„Dat was wel lastig. Ik mocht de eerste zes tot negen maanden nog tentamens doen in het Engels. In die periode heb ik het Nederlands geleerd, vooral door contacten met mensen. Mijn oom en tante in Rijnsburg bijvoorbeeld spraken geen woord Engels. Het logeren bij hen vormde voor mij een goede leerschool. Toen ik na verloop van tijd mocht voorgaan in kerkdiensten was dat nog een hele toer. Ik had mijn proefpreek voor de classis laten nalezen door een medestudent. Die had werkelijk alles veranderd. En nog reageerde de classis: de preek is goed, maar u had ’m moeten laten nakijken door een medestudent. Haha.
In die begintijd las ik zelfs de gebeden voor. Ik stond met zweet in mijn handen als een ouderling voor de dienst vroeg of ik ook nog wilde bidden voor die en die. De mensen in de kerk moeten met gekromde tenen mijn gestuntel hebben aangehoord.”
U werd predikant in Nederland, terwijl de Nieuw-Zeelandse kerken u hadden laten studeren met de gedachte dat u daar predikant zou worden.
„De situatie was na mijn promotie in 1996 anders dan toen ik in 1987 Nieuw-Zeeland verliet om in Canada te gaan studeren. Er waren geen predikantsvacatures in Nieuw-Zeeland meer. Ik kreeg daarom ontheffing van de verplichting om terug te keren. Gelukkig kreeg ik niet lang daarna twee beroepen: van Barendrecht en van Valkenburg in combinatie met Katwijk. Dat laatste heb ik aangenomen.
De weg naar de Nederlandse kansel werd ook op een andere manier gebaand. In de jaren 90 werd het in Nederland vergemakkelijkt om buitenlandse imams naar Nederland te halen – iets wat je je nu niet meer kunt voorstellen. Daardoor konden ook andere geestelijken uit het buitenland eenvoudig in Nederland aan de slag gaan. Zo werd ik gereformeerd predikant.”
Aanvankelijk volgde u een opleiding in de musicologie. Waarom besloot u alsnog theologie te gaan studeren?
„Na mijn belijdenis vroeg ik aan onze predikant: Welke christelijke boeken zou ik volgens u moeten gaan lezen? Hij zei: „Alles wat je van Calvijn te pakken kunt krijgen.” Het eerste boek dat ik in de universiteitsbibliotheek ontdekte, was Calvijns commentaar op 2 Korinthe. Dat las ik in de middagpauze. Zo ging de Bijbel voor me leven. Ik ging steeds gretiger het ene commentaar na het andere lezen. Rond die tijd zei iemand tegen me: Heb je er weleens over nagedacht of je misschien predikant moet worden?
In Nieuw-Zeeland was het destijds vereist om eerst door de kerkenraad te laten beoordelen of je gaven had voor dat ambt. Dus lieten ze me Bijbelstudies leiden in aanwezigheid van een ouderling en deed ik het werk van de scriba van de kerkenraad. Tegelijkertijd leerde ik Grieks en Hebreeuws. Dat was een goede testcase om te kijken of ik de studie theologie aankon. De Heere heeft het zo geleid dat het allemaal goed liep. Daarop werd ik in 1987 naar Canada gestuurd voor theologiestudie.”
De overgang naar Canada bezorgde Anderson een cultuurschok. Vanuit het destijds sterk socialistische Nieuw-Zeeland maakte hij kennis met de prestatiegerichte cultuur van de Verenigde Staten en Canada. „Als jongen trok me dat aan. Nu ben ik de schaduwkanten ervan gaan zien. Amerika is erg ik-gericht. Het zit daar niet in de cultuur om rekening te houden met de ander.”
Ontstond in Canada ook de voorliefde voor snelle auto’s?
„Als arme student kon ik alleen een oude auto bekostigen. Dat werd een ouderwetse Amerikaanse benzineslurper. Met een 5 liter V8-motor. Mijn tweede auto had zelfs een motor met 7,5 liter cilinderinhoud. Dat vond ik prachtig. Ik zei tegen anderen dat ik op die manier de American way of life wilde ervaren. Ik werd er een beetje om uitgelachen. Later in Katwijk had ik overigens een Toyota Prius, een hybride auto. Maar in Australië heb ik nu weer het andere uiterste, een scheurijzer. Daarmee kun je je in dat land veel makkelijker uitleven dan hier. Je hebt speciale zogeheten dragtracks, waar je het gaspedaal diep mag intrappen. Bovendien is autorijden er goedkoper. Op de achterbumper van mijn auto staat: ”If you want real power, get the Gospel”: Als je echte kracht wilt, zorg dan dat je het Evangelie ontvangt. Dat is een variant op Romeinen 1 over de kracht van het Evangelie. Ik probeer in mijn contacten met andere autoliefhebbers altijd daarop te wijzen.”
In Katwijk stond uw huis vol met muziekinstrumenten. In Australië ook?
„Alles is meegegaan. Een van mijn orgels is naar de kerk verhuisd. Daar hadden ze aanvankelijk een elektronisch onding. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat er in Australië interesse is in barokmuziek. Ik ben inmiddels dirigent van een orkest en van een koor. We geven in juli een concert in het kader van 500 jaar Reformatie. Er staan onder meer een Telemanncantate en een dubbelkorig werk van Scheidt op het programma.”
In uw promotiestudie ging u in op de confrontatie tussen het Evangelie en de wereld in de brieven van Paulus. Had u toen gedacht dat u nu de kerken in Nederland moest waarschuwen tegen bijvoorbeeld de veranderde man-vrouwverhouding?
„Nooit van mijn leven. Rond 1996 had ik het best naar mijn zin in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Ik had niet door dat er een proces gaande was van aantasting van het Schriftgezag. Dat kwartje viel later pas. In mijn promotiestudie ging het me om de vraag hoe de redeneertrant van Paulus zich verhoudt tot methoden die op hogescholen in zijn tijd gebruikt werden. Later heb ik Paulus’ verhouding tot de buitenwereld breder bekeken in mijn commentaar op 1 Korinthe in de CNT-reeks. Daarbij kwam natuurlijk aan de orde hoe Paulus spreekt over hoofdbedekking en de rol van vrouwen in de gemeente. Ik neem daarin standpunten in die afwijken van wat gangbaar is in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.”
Wanneer werd het u duidelijk dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt veranderden?
„Toen er spanningen ontstonden over het toestaan van verschillen in de liturgie in de classis waarvan Katwijk deel uit maakte. In die tijd ben ik met mezelf geconfronteerd. Ik kan niet goed omgaan met spanningen en kreeg burn-outklachten. Dat leidde ertoe dat ik in Katwijk voor 80 procent aan het werk ging. Dat gaf ruimte om enkele weken per jaar te doceren in onder meer Indonesië, Zuid-Afrika, Kenia en Oekraïne. Ik gaf vooral les over het Nieuwe Testament. Af en toe ook Grieks of lessen over de Pentateuch. Nu in Australië doceer ik vanuit huis Grieks en Hebreeuws. Aan studenten van de universiteit van West-Australië geef ik Grieks, aan potentiële theologiestudenten geef ik Hebreeuws.”
Is een terugkeer naar Nederland een optie?
„Niet als predikant. We hebben als Australische kerken de band met de GKV opgeschort. Als ik niet in het ambt zou staan, zou ik me bij terugkeer aansluiten bij de Hersteld Hervormde Kerk. In de hersteld hervormde gemeente in Urk proefde ik onlangs een oprechte eerbied voor het Woord, gecombineerd met een gezonde Bijbelse prediking. Meer hoef ik niet, minder wil ik niet. Ik heb ook genoten van de gemeentezang. Jong en oud zongen uit volle borst. Op hele noten, maar ach, als je merkt dat iedereen daarin alles geeft om de Heere te loven, werkt dat aanstekelijk.
Ik voel me overigens ook verwant met de Gereformeerde Kerken Nederland, een afsplitsing van de GKV. Daar is aandacht voor waarheid én liefde. Ik heb bij kerkelijke spanningen geleerd dat je mag strijden voor de waarheid, maar dat de liefde soms van groter belang is dan de zaak zelf. We moeten eerst broederlijke liefde tonen in de omgang met elkaar. Zonder dat is er geen sprake van christelijke communicatie.”
Zowel in Nederland als in Australië wonen er studenten bij u in huis. Waarom?
„Ik vind het prettig om mensen om me heen te hebben. Ik ben nooit tot een huwelijk gekomen. Toen ik achter in de dertig was concludeerde ik: het is goed zo, mijn leven is inmiddels ingericht op het alleen-zijn. Maar ik heb wel behoefte aan contacten. Ik heb in Nederland vooral studenten uit de gereformeerde gemeenten in huis gehad. Die vonden dat wel interessant, bij een dominee op kamers. Nu in Australië heb ik opnieuw studenten in huis. In de weken dat ik in Nederland was, ben ik druk geweest met het aanhalen van contacten. Niet alleen met oud-gemeenteleden in Katwijk, maar ook met de oud-studenten die bij me gewoond hebben. Ik ben geen dagjes uit gegaan in Nederland. Voor mij zijn het de mensen die muziek maken in het leven, niet de dingen.”
Levensloop dr. R. Dean Anderson
Roger Dean Anderson is predikant van de Free Reformed Churches of Australia en verbonden aan de gemeente van Rockingham. Hij werd geboren in Wellington, Nieuw-Zeeland, op 27 juli 1963. Anderson studeerde in Nieuw-Zeeland musicologie, literatuur en klassieke talen en van 1987 tot 1992 theologie aan het Canadian Reformed Seminary in Hamilton, Ontario. Hij promoveerde in 1996 aan de Theologische Universiteit Kampen op de rol van de leer van de welsprekendheid bij Paulus.
Anderson schreef het deel over 1 Korinthe in de serie Commentaar Nieuwe Testament (CNT).
De predikant is ongehuwd.