Jom Hasjoa: nazislachtoffers in Amsterdam herdacht
Auschwitz, Bergen-Belsen, Dachau, Treblinka. Het gezongen gebed van rabbijn Awraham Rosenberg is onverstaanbaar voor wie het Hebreeuws niet machtig is, maar de namen van de concentratiekampen herkent iedereen. Beelden van ten hemel schreiend onrecht, dood en vernietiging borrelen op.
Joden over de gehele wereld herdachten maandag de slachtoffers van de naziterreur. Jom Hasjoa, noemen Joden deze herdenking, die wordt gehouden op 27 Nisan in de Hebreeuwse kalender. Op deze dag in 1943 stonden Joden in het getto van Warschau op tegen de nazi’s.
Ruim 650 mensen woonden maandagavond de herdenking bij in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Het is een beladen plaats, weet Rudie Cortissos (1939), een van de sprekers. In zijn toespraak schildert hij hoe de bezetters het vreedzame Joodse leven in Amsterdam overhoop halen. Vanuit de Hollandsche Schouwburg deporteren de nazi’s ruim 45.000 Joden. Ze hadden geen idee waar ze heengingen, zegt Cortissos. „We zullen wel hard moeten werken”, schrijft zijn moeder in een brief die ze uit de trein gooit en later wordt gevonden. De reis voert regelrecht naar de gaskamers. Zelf overleeft de Jood de oorlog. „Dankzij mijn blonde haar en blauwe ogen.”
Niets geleerd
De wereld heeft niets van de oorlogsgruwelen geleerd, sombert Cortissos, wijzend op de vele terroristische aanslagen, martelingen en bombardementen vandaag de dag. „Behalve de schaal waarop vernietiging plaatsvindt, is alles nog net zoals vroeger.” Hij ziet voor de overheid een schone taak weggelegd. „Bestuurders, doe er wat aan. Bevorder normen en waarden, geef het goede voorbeeld.”
Nog steeds moeten Joden vechten voor hun bestaansrecht, poneert Aviv Shir-On, ambassadeur van Israël. „Hoewel de tijd van Holocaust en pogroms achter ons ligt, zijn er nog altijd mensen uit op onze vernietiging.” Gezamenlijk de slachtoffers herdenken, schept verbondenheid. „Samen staan we sterk tegen extremisme en antisemitisme.”
De huidige generatie weet weinig van de Holocaust, stelt de 26-jarige Chaya Rodrigues Pereira, sprekend namens de jongeren. „Achteloos keken mijn medestudenten op hun mobieltje, in alle vrijheid wachtend op de tram naar het centrum. Dat Joden zeven decennia geleden vanaf dezelfde tramhalte heel ergens anders naartoe werden gebracht, kwam niet in hen op. Ook was ik verbaasd dat de Hollandsche Schouwburg voor velen niet meer is dan een gebouw met een mooie gevel. Vrijwel niemand had oog voor de vele struikelstenen in de stad.” Rodrigues Pereira roept ertoe op de herinnering aan de Holocaust levend te houden.
Zielenrust
Vertegenwoordigers van Joodse (jeugd)organisaties ontsteken zes fakkels. Een van de jongeren krijgt niet uit zijn mond waar zijn herdenkingslicht precies voor staat. Na enkele mislukte pogingen haalt hij een briefje uit zijn broekzak. Dan vloeiend: „Wij herdenken allen die hun leven gaven omdat zij Joden beschermden en onderdak gaven.”
Rabbijn Awraham Rosenberg zingt het Jizkor, het gebed voor de slachtoffers van de naziterreur. Het Jizkor is niet te verstaan voor wie het Hebreeuws niet machtig is, maar de namen van de concentratiekampen herkent iedereen. Beelden van ten hemel schreiend onrecht, dood en vernietiging borrelen op. „De hele hier verzamelde gemeenschap bidt voor hun zielenrust. Beschut hen daarom, Oorsprong van alle barmhartigheid, in de schaduw van Uw vleugelen, voor altijd en bind hun zielen in de bundel van het eeuwig leven.”
De herdenking eindigt met het zingen van het Wilhelmus en het Hatikva (Israëlisch volkslied). De machtige stem van de chazan –voorzanger– zorgt voor een bijzonder slotakkoord.