Werken aan verzoening in Bosnië-Herzegovina
Buurtbewoners die elkaar niet groeten, mensen die naar een ander dorp verhuizen, richtingwijzers waarop de naam van een dorp is doorgekrast. De burgeroorlog in voormalig Joegoslavië is nog niet voorbij in de hoofden en de harten van de bevolking van Bosnië-Herzegovina.
Dalibor Kojiç wordt er bijna dagelijks mee geconfronteerd. De hulpverlener van Zending over Grenzen voor Bosnië-Herzegovina was onlangs even op het kantoor van de christelijke organisatie in Almere, waar hij vertelde over zijn missie om mensen in zijn land te helpen.
De burgeroorlog van 1992-1995 trekt nog steeds diepe sporen in Bosnië-Herzegovina. De oorlog ontstond na het uitroepen van de onafhankelijke republiek Bosnië-Herzegovina, die daardoor los kwam te staan van Joegoslavië. In de oorlog stonden Bosnische Kroaten en Bosniërs met een moslimachtergrond tegenover de Bosnische Serviërs. Er vielen meer dan 100.000 doden. Het grootste drama voltrok zich op 11 juli 1995 in Srebrenica, toen de Bosnisch-Servische milities meer dan 8000 personen vermoordden.
Het Verdrag van Dayton maakte een einde aan de oorlog, maar bracht de bevolkingsgroepen niet bij elkaar. De relatie tussen de islamitische Bosniërs en Kroaten aan de ene zijde en de Bosnische Serviërs aan de andere zijde is beroerd. Die slechte verhouding zorgt er mede voor dat de economische vooruitzichten slecht zijn. Bijna 44 procent van de bevolking is werkloos en ruim 17 procent leeft onder de armoedegrens.
Zending over Grenzen houdt zich in Bosnië, met projecten in Mostar, Tuzla en Trebinje, zowel met noodhulp bezig als met hulp op de langere termijn. Zo zijn er gaarkeukens en deelt de organisatie eten en kleding uit aan gezinnen. Ze helpt ook door opleiding en het opzetten van projecten. De organisatie richt zich in het bijzonder op gezinnen met jonge kinderen. „Wij willen hen weer helpen om sterk te worden, zodat ze een voorbeeld zijn voor hun buren.”
Kojiç wil werken aan verzoening, naar het voorbeeld dat de Bijbel geeft. De weg is lang, maar er zijn lichtpuntjes. De hulpverlener vertelt over een ontmoeting met een Bosnische vrouw die in de oorlog haar zoon verloor. Toen ze hem vroeg naar zijn naam, vreesde hij dat het mis zou gaan, omdat hij een Servische achternaam heeft. „Dat gebeurde niet. In plaats daarvan omhelsde ze mij en hadden we een goed gesprek.”
Srebrenica
Nog grotere indruk maakte een ontmoeting met een moslimvrouw die nu in de omgeving van Tuzla woont. Ze is gevlucht uit Srebrenica, waar haar huis verwoest werd. „Aisja (niet haar echte naam) hielp tijdens de burgeroorlog in het kamp van de Nederlanders die hier waren gekomen om de partijen uit elkaar te houden. Ze had een goed contact met Pascal, een Nederlandse soldaat. Toen het ernaar uitzag dat de Serviërs de Bosnische moslimmannen wilden doden, stelde de militair voor om haar vader te redden. Ze wees het aanbod af en heeft daar nog steeds spijt van. Haar vader kwam om. Aisja heeft vreselijke dingen meegemaakt. Zo zag ze tientallen dode mannen liggen, opgestapeld langs een beek.”
Geen herinnering
Kojiç ging vorig jaar met haar naar de begraafplaats in Srebrenica, naar het graf van haar vader, een van de 8000 graven met een witte steen. „Aisja zei toen niet veel. Ze huilde. Ze heeft geen enkele herinnering aan haar vader, zelfs geen foto.
Ze is getrouwd met een andere vluchteling uit Srebrenica. Haar man is ontkomen aan de Serviërs door zich een week lang schuil te houden in het bos. Hij had een geweer bij zich. Niet om zich te verdedigen, maar om zelfmoord te plegen voor het geval hij ontdekt zou worden. Nu hebben ze een gezin met twee kinderen. Het meest bijzondere is dat de haat geen vat gekregen heeft op hun hart en dat ze een voorbeeld zijn.”
Toch is er voor veel anderen nog een lange weg te gaan, want verzoening komt pas in zicht als de haat weg is, stelt Kojiç. „God gaf Zijn Zoon in een wereld vol haat. De liefde overwint.”