Speuren naar de eerste voorjaarspaddenstoelen
„Het is nog wat vroeg in de lente en de voorjaarspaddenstoelen zijn dit jaar vrij laat”, zegt Martijn Oud van de Mycologische Vereniging. Toch gaat de mycoloog enthousiast op speurtocht naar onder andere morieljes. Niet zonder resultaat.

Het Geestmerambacht staat bekend om zijn voorjaarspaddenstoelen. Het recreatiegebied ten noorden van Alkmaar werd in de jaren zeventig aangelegd. „Recreatie komt op de eerste plaats”, aldus Oud. „Pas veel later natuur. Straks komen de nachtegalen terug uit hun overwintergebieden, maar op 6 mei wordt er vlakbij een hardrockfestival gehouden. Weg nachtegalen.”
Oud heeft vroeger „razend fanatiek” gevogeld, maar is zich later gaan toeleggen op paddenstoelen, waarvan hij inmiddels grote kennis heeft opgebouwd. Onlangs ontdekte hij nog een nieuwe soort voor Nederland, die hij de voorlopige Nederlandse naam ”roodvlekkende kamrussula” meegaf. „Wat je nodig hebt voor paddenstoelen is een goed geheugen en oog voor detail.”
Intussen speurt hij langs de paden en in de bosjes naar paddenstoelen. Vorige week groeiden er hier nog opvallende rode bekerzwammen, echte winterpaddenstoelen – want die bestaan ook. Maar hoe Oud ook speurt, hij vindt ze niet meer. „Als het warmer wordt, komen de slakken en de duizendpoten en die vreten ze op. Dat is het einde van de winterpaddenstoelen.”
Wel groeien er soorten die het hele jaar te zien zijn, zoals de witte bultzwam en het gezoneerd elfenbankje. Oud speurt verder „Ah, hier, een satijnzwam.” Bestudering van de steel van het grijsbruine paddenstoeltje maakt duidelijk dat het gaat om de harde voorjaarssatijnzwam. Iets verderop blijkt de zeldzamere, sterk gelijkende sleedoornsatijnzwam te groeien. Onder een sleedoornstruik, inderdaad.
Verder staan er in deze bosjes vooral meidoorns, waar Oud vingerhoedjes hoopt te vinden. Maar die zeldzame paddenstoelen laten zich nog niet zien. Wel staat er verderop de eveneens zeldzame grote aderbekerzwam: een grote bruine, bekervormige zwam met duidelijke aders. Oud: „Toen de recreatieplas werd uitgegraven voor zandwinning is de kalkrijke kleibovenlaag hier neergelegd. Omdat het gebied nog betrekkelijk jong is en er dus nog weinig stikstofdepositie heeft plaatsgevonden, zijn de omstandigheden zeer geschikt voor heel wat bijzondere paddenstoelsoorten die elders in Nederland bijna niet meer voorkomen.”
Een van die soorten is de nonnenkapkluifzwam. Die laat zich nu nog niet vinden, maar hopelijk is dat anders op 22 april, als Oud in dit gebied een landelijke excursie zal leiden van de Mycologische Vereniging, het IVN en de KNNV. Hij kent het gebied op zijn duimpje en was de eerste die het onderzocht op paddenstoelen. „Ik heb al 350 soorten gevonden en ben nog lang niet klaar, er zijn er nog veel meer”, vertelt hij. „Iedereen gaat naar de duinen voor paddenstoelen, maar je moet gewoon om je huis heen gaan zoeken. Of bijvoorbeeld in rommelbosjes bij boerderijen, daar heeft nog niemand gezocht en kun je veel bijzondere soorten vinden.” Hij vervolgt: „Paddenstoelen blijven geheimzinnig. Wat de mens weet over paddenstoelen is bijna niks.”
Waar de duinen onder andere om bekendstaan, dat zijn morieljes. Maar ook in Geestmerambacht komen ze voor, zo blijkt. Aan de rand van een meidoornbosje staan ze ineens te pronken: twee, drie, nee, wel tien merkwaardig gevormde zwammen. De meeste nog klein. Op een roomkleurige steel prijkt een lichtbruine, diep geaderde hoge hoed. De gewone morielje. Een gewilde vondst voor paddenstoelenliefhebbers in alle betekenissen van dat woord. „Wellicht zijn ze over een paar weken geplukt voor in de pan.” Oud is duidelijk niet gecharmeerd van dat idee. Maar nu zijn ze nog te bewonderen.
En niet alleen deze. In een bosje iets verderop ontdekt de kenner een tweede morieljesoort: de kapjesmorielje. De kegelvormige hoed van deze soort is zwart en veel kleiner. Er staan er pas twee, maar Oud verwacht dat er spoedig meer zullen verschijnen. Ook voor de paddenstoelen is het lente.
Een moorddadige paddenstoel in Geestmerambacht
Vijf jaar geleden vond Martijn Oud in het Geesterambacht in een dode essentak een zwam die hij determineerde als het vals essenkelkje, een parasitaire soort die dodelijk is voor essen. Twee andere kenners vonden in dezelfde tijd de soort in Flevoland. Ze waarschuwden voor de grote gevolgen voor de Nederlandse essenbossen, maar het signaal werd toen niet opgepikt. Oud: „Nu beginnen hier net als in Denemarken hele bossen dood te gaan.”
Ook in het Geestmerambacht staat bijna geen es meer overeind. Dat heeft, naar Oud vermoedt, ook de verdwijning van de zeer zeldzame glimmerige voorjaarssatijnzwam veroorzaakt. Dit fraaie paddenstoeltje, dat afhankelijk is van essenstrooisel, zag hij hier vijf jaar geleden voor het laatst.
Eetbare paddenstoelen
„Vroeger aten Nederlanders nooit paddenstoelen”, stelt paddenstoelenkenner Martijn Oud. „Tot mensen uit Duitsland en Oost-Europa hierheen kwamen en de kennis die ze daar met de paplepel krijgen ingegoten meebrachten.” Nu wordt het eten van paddenstoelen ook in Nederland steeds populairder.
Van de bijna 8500 paddenstoelensoorten die Nederland rijk is zijn er enkele duizenden eetbaar. Vele daarvan lijken echter erg op oneetbare of giftige soorten, en aangezien volgens Oud de meeste paddenstoeleneters geen kenner zijn kiezen ze vaak voor de veilige weg en plukken alleen van de pakweg eetbare twintig soorten die gemakkelijk te herkennen zijn. Daar horen de niet zo algemene morieljes bij, al schijnen sommige mensen er niet tegen te kunnen.