Jonge cyberdader vaak autochtoon
Jeugdige cybercriminelen zijn vaker van Nederlandse afkomst en hebben minder criminele vrienden dan jonge daders van traditionele delicten. Dat blijkt uit onderzoek van het onderzoekscentrum WODC van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Staatssecretaris Klaas Dijkhoff heeft de rapportages woensdag naar de Tweede Kamer gestuurd. Opvallend is dat de jonge cyberdaders ‘gewone’ criminaliteit juist afkeuren. Volgens de onderzoekers is het de vraag of bestaande aanpak bij deze groep jonge daders wel bruikbaar is. Het gaat om jongeren die bijvoorbeeld hacken of DDoS-aanvallen uitvoeren.
De onderzoekers maken onderscheid tussen deze groep en jeugdige daders die ICT ook als hulpmiddel gebruiken voor fraude of bedreigingen (bijvoorbeeld via Facebook). Zij hebben bijvoorbeeld wel vaker vrienden die zelf in de fout zijn gegaan en hebben ook vaker een niet-Nederlandse achtergrond.
Dijkhoff schrijft dat er vervolgonderzoek nodig is naar de aard en en omvang van de nieuwe vormen van jeugdcriminaliteit.
Uit de zogeheten Monitor Jeugdcriminaliteit is eerder gebleken dat zo’n 28 procent van de jongeren zegt op jaarbasis een online-delict te hebben gepleegd. Voor de traditionele criminaliteit is dat een derde.