Schotse wiskundige John Napier legde zich toe op onvervulde profetieën
Hoewel veel vooraanstaande theologen zich niet durfden te wagen aan calculaties over de tijd van de wederkomst, schrok de Schotse wiskundige John Napier (1550-1617) hier niet voor terug.
Iemand als Calvijn bijvoorbeeld begon niet aan een verklaring van het Bijbelboek Openbaring, laat staan dat hij de toekomst van de wereld in tijdreeksen duidde. Ook de Engelse puritein William Perkins maande op dit gebied tot voorzichtigheid, zeker toen de overtuiging dat het einde van de wereld in 1588 zou komen postvatte bij theologen. Maar Napier, die het gewend was met getallen om te gaan, stelde dat de laatste dag tussen 1688 en 1700 plaats zou vinden. Het was 4 april 400 jaar geleden dat Napier overleed.
John Napier is bekend geworden als uitvinder van de logaritmen. In 1614 verscheen de eerste editie van zijn logaritmentafel, die binnen de wiskunde wetenschap als een grote uitvinding werd beschouwd. Hij was ook geïnteresseerd in andere takken van wetenschap, zoals de astronomie. Deze veelzijdige belangstelling hield echter niet op bij de exacte vakken. Hij bouwde ook een behoorlijke theologische kennis op. Van hem is overigens niet bekend dat hij theologie studeerde.
Tijdens zijn studietijd in St Andrews hoorde Napier „die waardige man van God Christopher Goodman” preken uit de Openbaring van Johannes. Onder die preek gingen zijn ogen open voor de onvervulde profetie. Hij schrijft dat hij zeer bewogen was toen hij Goodman hoorde uitleggen dat de zeven heuvelen uit Openbaring 17 de stad Rome beduiden en dat volgens Goodman het pausdom van Rome de ”moeder van alle geestelijk overspel” uitbeeldt. Na deze ervaring legde Napier zich toe op een intensieve studie van het boek van de Apocalyps.
John Napier werd in 1550 geboren als zoon van Sir Archibald Napier. Over zijn jeugd is weinig bekend. Binnen zijn overwegend protestantse familiekring, die tot de landadel behoorde, waren er enkelen die niet voor het protestantisme waren ingewonnen. Dit deel van de familie probeerde op allerlei manieren de invloed van de Rooms-Katholieke Kerk te versterken.
In de gevarenzone
Schotland was sinds 1560 een protestantse natie geworden. Koning Jakobus VI (1566-1625), die sinds de jaren 1580 daadwerkelijk regeerde, beleed het protestantse geloof. Hij was nog jong en onervaren en probeerde de eerste jaren van zijn regering zijn positie te verstevigen door rooms-katholieke edelen tegen protestanten uit te spelen. Politieke intriges dreigden de zaak van het protestantisme schade te berokkenen.
De overwinning op de Spaanse Armada in 1588 betekende wel de redding van het Britse rijk. Toen bekend werd dat de Spanjaarden verslagen waren, werd in de straten van Edinburgh Psalm 76 gezongen. De bekende predikant Robert Bruce (1554-1631), toen nog een gunsteling van de koning was, zong mee. Bruce mocht een jaar daarna de vorst zelfs vervangen toen zijn bruid uit Denemarken ging halen. Niet lang daarna raakte hij echter uit de gunst van Jakobus, omdat hij zich zo verzette tegen diens politiek om meer zeggenschap te krijgen over de Schotse gevestigde kerk.
Napier besefte dat zijn land in de gevarenzone verkeerde, omdat de invloed van de roomse adel aan het hof van de koning toenam. Blijkbaar had Jakobus weinig geleerd uit de gebeurtenissen rond de Armada. Napier was verbijsterd toen hij hoorde dat zijn roomse schoonvader Sir James Chisholm in een complot verwikkeld was met Spanje. Het plan was om 30.000 Spanjaarden te laten landen aan de westkust van Schotland om daarvandaan het Britse eiland te bezetten. Toen deze plannen uitlekten, moest de koning onder druk van de kerk maatregelen nemen. Onder de edelen die hem een petitie hadden aangeboden was ook Sir John Napier. Dit gebeurde in dezelfde periode waarin hij de laatste hand legde aan zijn boek over Openbaring, dat in 1593 van de pers kwam.
Het is niet vreemd dat Napier zijn boek aan de koning opdroeg. Hij prees de vorst dat hij het gevaar van het ”antichristendom” had weten te keren en spoorde hem aan om verder te gaan met de nodige reformatie van het land. In zijn Bijbelcommentaar laat Napier op meerdere plaatsen uitkomen dat de paus de antichrist is. De grote vijanden van God zijn de satan en de twee goddeloze koninkrijken Gog en Magog. Volgens Napier duidt Gog op het pausdom en Magog op de islam. Het tweehoornige beest betekent de 1260 jaar regerende pauselijke antichrist, te beginnen in circa 300-316. Op deze manier komen er in Napiers werk wel meer jaartallen voor. Het duizendjarig rijk van Openbaring 20 is volgens hem de periode van 300 tot 1300. Uiteindelijk zal het rijk van Christus zegevieren, zegt Napier. Hij wijst daarbij op de vierde engel, die volgens hem in 1688 zal verschijnen, met Wie Christus wordt bedoeld.
Herdrukken en vertalingen
De eerste druk van het commentaar op Openbaring, ”A plain discovery of the whole Revelation of Saint John: set down in two treatises” verscheen in het jaar 1593. Eerst wilde Napier het boek in het Latijn uitgeven, maar vanwege de actualiteit van het roomse gevaar zag hij hiervan af. Het werd uitgegeven door een bekende drukker van puriteinse boeken Robert Waldegrave in Edinburgh, en er volgden meerdere herdrukken. In La Rochelle in Frankrijk verscheen in 1602 een Franse vertaling, die ook diverse keren herdrukt werd. In Frankfurt am Main verscheen in 1615 een complete Duitse uitgave.
Een vertaling in het Nederlands werd in 1600 uitgegeven, waarop in 1607 een tweede druk volgde. De vertaler was Michiel Panneel (overleden in 1604). Waarschijnlijk was deze Panneel afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden. In ieder geval was hij korte tijd predikant van de Nederlandse vluchtelingengemeenten in Ipswich en Norwich in Engeland. In 1577 werd hij predikant in Middelburg. Zijn vertaling van Napiers werk droeg hij op aan de magistraat van Middelburg.
In die tijd was er onder de protestanten sprake van een sterk eschatologisch besef. Gebeurtenissen zoals die van de Armada speelden hierbij een belangrijke rol. Spaanse overheersing werd zowel in de Nederlanden als in de Britse rijken als een reëel gevaar beschouwd. Het feit dat de Nederlandse uitgave van Napiers boek, ”Een duydelicke verclaringhe”, in korte tijd drie drukken beleefde, getuigt van een grote belangstelling voor thema’s die met de eindtijd te maken hebben. Het is opmerkelijk dat Panneel nog een vertaling van een gedeelte van Openbaring deed verschijnen, nota bene van de hand van de Schotse koning Jakobus zelf. Deze vertaling verscheen in 1603.
Ook tijdgenoten van Napier waagden zich aan een verklaring van het laatste Bijbelboek. Van William Cowper (1568-1619), van wie vele vertalingen in het Nederlands verschenen, in 1619 en van Patrick Forbes (1564-1635) in 1613. Beiden waren bisschop en behoorden als zodanig tot de episcopale vleugel van de Schotse kerk.