Italiaanse pianiste beschrijft muzikale hervormingen 16e eeuw
Als in de 16e eeuw de kerk wordt gereformeerd, gebeurt hetzelfde met de kerkmuziek. En die vernieuwde zang speelt vervolgens weer een grote rol in de verbreiding en doorwerking van het reformatorische gedachtegoed. Zo gaat het bij luthersen, calvinisten en anglicanen. Maar ook de Rooms-Katholieke Kerk kent haar hervormde muziek.
Luther, Zwingli, Bucer, Calvijn, de anglicaanse aartsbisschop Thomas Cranmer: ze zijn allemaal met muziek bezig. Maar elk van deze theologen komt vanuit zijn Schriftverstaan tot een andere visie op het gebruik van zang en muziek in de eredienst. Terwijl de een (Luther) zo ongeveer alle soorten liederen een plek geeft in de liturgie, wijst de ander (Zwingli) elke vorm van gemeentezang af. En waar in Genève (Calvijn) de psalmen –vrijwel– het alleenrecht hebben, daar krijgt in Straatsburg (Bucer) de gemeente ook een groot aantal gezangen op de lippen gelegd. Het ”Book of Common Prayer” uit 1549 (Thomas Cranmer) met zijn Engelse koorzang vertegenwoordigt weer een andere positie.
Dit hele spectrum van totaal afwijzen tot volledig omarmen van kerkelijke muziek in de 16e eeuw komt aan bod in het boek ”Reforming Music” van de Italiaanse auteur Chiara Bertoglio. Ze laat in haar vuistdikke studie zien hoe ieder van de reformatoren z’n visie op de kerkmuziek –de zogenoemde theologie van de muziek– ontwikkelt en hoe dat in de praktijk z’n uitwerking krijgt.
Vaandels
Uitgebreid gaat de auteur in op de lutherse traditie, en in dat verband ook op Straatsburg. En op de lijn van Calvijn, waarbij heel kort de Nederlanden aan bod komen. Veel aandacht is er ook voor de muziek in de Kerk van Engeland, en in dat verband voor de Schotse psalmzangtraditie.
Heel lang staat Bertoglio –zelf rooms-katholiek– stil bij de muziekvernieuwing in de Rooms-Katholieke Kerk. Ze spreekt in haar boek dan ook niet van dé Reformatie van de 16e eeuw, maar van „de religieuze reformaties.” Ook de Rooms-Katholieke Kerk kent in de 16e eeuw haar vernieuwingsbeweging (de zogenoemde Contrareformatie) en dat heeft consequenties voor de kerkmuziek. Zo bepaalt het Concilie van Trente (1545-1563) dat de muziek in de kerk verstaanbaar moet zijn en minder expressief dan voorheen. Met het wijdverbreide idee dat Trente op het punt stond om de meerstemmigheid uit de kerk te verbannen, maakt Bertoglio echter korte metten (zie: „Samenklank van stemmen als symbool en voorsmaak”).
Ze laat vervolgens zien hoe elke geloofsrichting in de 16e eeuw ook door middel van de muziek haar eigenheid benadrukt. Lutherliederen of Geneefse psalmen: het worden vaandels waarmee lutheranen en calvinisten driftig zwaaien. Toch ontstijgen veel kerkliederen uiteindelijk de eigen denominatie: calvinisten zingen ook lutherliederen, en lutheranen en zelfs rooms-katholieken kennen ook de Geneefse psalmmelodieën.
Interessant is het laatste hoofdstuk: vrouwen en muziek. Volgens Bertoglio een thema dat als onontgonnen terrein kan gelden. Ze laat zien hoe in de mannenwereld van die dagen ook allerlei vrouwen actief zijn op het punt van het kerklied. Van de lutherse Elisabeth Kreuziger (dichteres van het lied ”Herr Christ, der einig Gotts Sohn”) tot allerlei rooms-katholieke nonnen die liederen schrijven of muziek componeren. Vanuit de calvinistische traditie wordt onder anderen ‘onze’ Cornelia Ewoutsdochter Teellinck ten tonele gevoerd; hoewel de auteur zelf toegeeft dat de liederen die deze dichteres schrijft geen kerkliederen zijn.
Bach
In haar slothoofdstuk benadrukt Bertoglio dat de 16e-eeuwse kerkmuziek allesbehalve een ‘dood’ onderzoeksvoorwerp is, slechts leuk voor mensen met interesse voor antieke zaken. Integendeel, veel van wat 500 jaar geleden werd ontwikkeld, werkt nog altijd door.
Ze wijst op de koralen van Luther, die via de muziek van Bach nog steeds velen intrigeren. Ze noemt de Geneefse psalmen, waarvan de melodieën behoren tot het muzikaal erfgoed van de westerse cultuur. En de Engelse kathedraalmuziek heeft tot op de dag van vandaag haar glans behouden.
Leuke observatie van de auteur: de koralen van Luther of de psalmen van Genève zijn voor veel mensen het enige voorbeeld van oude muziek dat ze kennen. „Deze melodieën hebben de oudemuziekbeweging niet nodig om opnieuw tot leven gebracht te worden. Ze zijn vijf eeuwen lang onophoudelijk in gebruik gebleven. En ze zijn het enige voorbeeld van 16e-eeuwse muziek die bekend is bij en wordt uitgevoerd door amateurs.”
Brug
Bertoglio slaat niet alleen de brug tussen toen en nu, ook zoekt ze de verbinding tussen de verschillende kerken, met name tussen protestanten en rooms-katholieken. Daarbij benoemt ze niet zozeer de invloed van de rooms-katholieke traditie op de protestantse eredienst, maar juist de omgekeerde beweging. Zo citeert ze paus Johannes Paulus II, die in 1996 stelde dat het protestantse christendom de gehele christenheid verrijkt heeft „met zijn kerkliederen, met zijn grote kerkmuziek en met zijn onophoudelijke theologische reflectie.”
De Rooms-Katholieke Kerk heeft volgens Bertoglio in de vorige eeuw haar liturgie dan ook „dramatisch” aangepast door tijdens het Tweede Vaticaans Concilie allerlei protestantse elementen te aanvaarden: het gebruik van de volkstaal, de actieve rol van de gemeente en liederen die elk gemeentelid kan meezingen.
Ook de Geneefse psalmen blijken de Rooms-Katholieke Kerk te hebben bereikt. Tijdens een openluchtmis in juni 2015, die werd bijgewoond door paus Franciscus, zong de gemeente als openingslied een Italiaans rooms-katholiek gezang op de melodie van Psalm 134. Met dezelfde melodie –in het Engels bekend als de ”Old 100th”– werd de vorige paus in 2010 verwelkomd in Schotland. „Fascinerend”, aldus Bertoglio.
„Samenklank van stemmen als symbool en voorsmaak”
Chiara Bertoglio, in 1983 in Turijn geboren, is pianist, musicoloog en theoloog. Als uitvoerend musicus concerteert ze in en buiten Italië. Ze maakte cd’s met muziek van onder anderen Bach, Schubert, Schumann, Mozart, Messiaen en Moessorgski. Als schrijfster heeft ze een aantal publicaties op haar naam staan, onder meer over de muziek van Mozart, Schubert en Schumann.
Vorig jaar verscheen in Turijn haar eerste boek op het snijvlak van theologie en muziek: ”Through Music to Truth. Music and Theology in Dialogue with Italian Culture”. Dit jaar voegde de Italiaanse daar de vuistdikke publicatie ”Reforming Music” aan toe.
Een pianiste die een uitgebreide studie over de reformaties in de 16e eeuw schrijft…
„Ik begrijp dat het wat vreemd lijkt dat een concertpianiste een deel van haar tijd wijdt aan musicologisch en theologisch onderzoek. Maar het is voor mij een persoonlijke noodzaak. Deze combinatie is er mijn hele leven al. Als kind leerde ik pianospelen, én ik werd in ons gezin opgevoed in het christelijk geloof. Het was onvermijdelijk dat deze twee cruciale dingen in mijn leven een dialoog met elkaar zouden aangaan. Naarmate ik ouder word, realiseer ik mij dat zowel het ene als het andere een geschenk is. Beide zijn ook nog eens verwant met die andere grote passie in mijn leven: cultuur en boeken. Ik heb het nodig om de muziek die ik speel te begrijpen en te doordenken. Tegelijk zie ik mijn muzikale activiteiten als een dienst aan mijn medemens en aan God, in plaats van alleen maar als een middel om mijzelf te ontplooien. Daarbij móét ik mijn dorst naar het schone en het goede omzetten in het uitvoeren van muziek.”
U bent rooms-katholiek. Hoe was het om u zo grondig te verdiepen in de muziek van reformatoren als Luther en Calvijn?
„Fascinerend. Een van de stimulansen om me te verdiepen in andere christelijke denominaties was de fascinatie voor hun geestelijke muziek. Ik realiseerde me dat ik een groot deel van mijn eigen geloofservaring aan hun muziek te danken heb. Bachs Matthäus Passion, om één voorbeeld te noemen, is voor mij een onmisbare hulp geweest –en nog steeds– om te mediteren over het Evangelie. Tot op zekere hoogte weerspiegelt de muziek van de diverse geloofsrichtingen de verschillen in theologie. Maar tegelijkertijd geeft die muziek op een heel diep niveau uitdrukking aan de basale waarheden en ervaringen van het christelijk geloof. Die hebben christenen van alle denominaties met elkaar gemeen.”
In uw boek besteedt u veel aandacht aan de muziek in de Rooms-Katholieke Kerk vóór, ten tijde van en na het Concilie van Trente (1545-1563). Het lijkt erop dat u iets recht wilt zetten.
„In het verleden hebben muziekhistorici nogal wat legendes verspreid. De belangrijkste is dat de meerstemmigheid dreigde te worden verboden door het Concilie van Trente. Een uitvoering van de ”Missa Papae Marcelli” van de componist Palestrina voor de verzamelde bisschoppen zou het gevaar hebben afgewend. Verschillende belangrijke musicologen hebben aangetoond dat dit louter een legende is. Dat standpunt is inmiddels breed gedragen in het onderzoek. Ik heb dan ook niet de pretentie iets ontdekt te hebben op dit punt. Mijn doel was wel om deze resultaten van het onderzoek bij een breder publiek bekend te maken. Meer in het algemeen hoop ik dat mijn boek zal helpen om de rooms-katholieke Reformatie te zien als een echt moment van vernieuwing voor het katholicisme. En niet alleen maar als een tegen-Reformatie, een verontwaardigde reactie op de protestantse Reformatie. Ook niet op muziekgebied.”
U schreef een afzonderlijk, laatste hoofdstuk over vrouwen en muziek. Een aangelegen thema voor u?
„Inderdaad! Uiteraard omdat ik zowel vrouw als musicus als christen ben. Daarom wilde ik de bijdrage van 16e-eeuwse vrouwen aan religieuze muziek laten zien. Zij waren heel actief op zowel het terrein van muziek als dat van de godsdienst. De sporen van hun betrokkenheid en creativiteit zijn echter soms verdwenen, of hebben niet genoeg aandacht gekregen. Natuurlijk, de bronnen zijn schaars, en veel moet nog onderzocht worden. Maar juist daarom vond ik het belangrijk om een speciale plek voor dit thema in te ruimen. In de hoop dat het onderzoek op dit punt misschien gestimuleerd wordt.”
Uit uw boek blijkt dat er in de 16e eeuw veel verschillen zijn op muziekgebied, tussen protestanten onderling en tussen protestanten en rooms-katholieken. Keuzes met betrekking tot de kerkzang markeerden de eigen identiteit?
„Muziek speelde inderdaad in het proces van confessionalisering, waarbij de verschillende geloofsrichtingen hun grenzen definieerden, een rol. En dat leidde soms tot felle twisten. Geestelijke liederen konden dienstdoen als spandoeken. Het Hugenotenpsalter werkte bijvoorbeeld zo, in het bijzonder een paar psalmen. Of ”Ein feste Burg” in de lutherse wereld. Het lied kon ook een manier zijn om tegenstand te bieden, zoals het gezang van de rooms-katholieke nonnen in steden die gereformeerd waren, of het zingen van de wederdopers tijdens hun marteling. Soms werd het kerklied zelfs als een agressief wapen gebruikt. Dan verstoorde het gezang van de ene denominatie de optochten of openluchtdiensten van de andere groep. Ik moet zeggen dat het me verdrietig stemde, al die muzikale agressie tussen christelijke denominaties.”
U schrijft óók een hoofdstuk waarin u betoogt dat juist de overeenkomsten groot zijn, dat veel 16e-eeuwse muziek uitstijgt boven de verschillende richtingen. Een belangrijke conclusie, ook met het oog op de huidige oecumene?
„Helemaal. Kijk, het is nodig om de verschillen aan de orde te stellen. Oecumene kan nooit gebaseerd zijn op onwetendheid over de geschiedenis. Of dat je die politiek correct verzwijgt. Integendeel, in een christelijke context moeten we de fouten van ons voorgeslacht kennen, juist om ze nu te vermijden en om te zoeken naar verzoening en eenheid. Verschillen hoef je niet af te vlakken of te negeren. Maar er is veel meer dat de christenen van verschillende denominaties verbindt. Muziek is een van die dingen. Door daarop te wijzen in mijn boek, hoop ik te hebben laten zien dat gemeenschap mogelijk is. Dat die moet worden nagestreefd. En dat het doel om samen te zingen tot Gods eer iets is waarvan je kunt dromen. Misschien kunnen wij dat niet voor elkaar krijgen. Maar we mogen ons openstellen om het als een geschenk te ontvangen, als de tijd daar rijp voor is. Ondertussen moeten we onze stemmen ‘afstemmen’ op die van onze broeders en zusters in Christus. Zodat de samenklank van onze stemmen een symbool en een voorsmaak zullen worden van de gemeenschap die komt.”
Boekgegevens
Reforming Music. Music and the Religious Reformations of the Sixteenth Century, Chiara Bertoglio; uitg. De Gruyter, Berlijn/Boston, 2017; ISBN 978-3-11-051805-4; 836 blz.; € 89,95.