Van der Zwaag: Protestanten en rooms-katholieken moeten in gesprek
Het ging er vaak fel aan toe in de Reformatietijd: protestanten en rooms-katholieken voerden heftige debatten over de christelijke leer en dopers werden stevig aangepakt. Toch zijn het juist deze groepen die nu met elkaar in gesprek zouden moeten gaan, vindt dr. Klaas van der Zwaag. Want ondanks de soms grote inhoudelijke verschillen, kan de rijkdom van de Reformatie vruchtbaar worden gemaakt.
Een boek van Van der Zwaag is per definitie dik. ”Onverkort of gekortwiekt?” (618 blz.), ”Afwachten of verwachten?” (1098 blz.) en ”Augustinus, de kerkvader van het Westen” (384 blz.) waren al bepaald niet slank, maar zijn deze week verschenen studie ”Reformatie vandaag” is met 1700 pagina’s helemaal volumineus. Uitgeverij De Banier uit Apeldoorn heeft er meteen maar twee delen van gemaakt.
Niet dat er op de computer van Van der Zwaag geen deleteknop zit. „Eigenlijk zijn het twee boeken geworden”, zegt hij wat verontschuldigend. „Het ene gaat over de verhouding tussen de Reformatie en de Rooms-Katholieke Kerk, het andere over de relatie tussen protestanten en dopers. Omdat ik een traject van diverse eeuwen volg, is het boek uitgegroeid tot een encyclopedisch naslagwerk. Je hoeft het niet per se van a tot z te lezen. Wie iets wil weten over de rooms-katholieke visie op de paus, de kerk en de sacramenten, over vroomheidsbewegingen de eeuwen door, of over de verhouding tussen geloof en ervaring, kan er ook in terecht.”
Het eigene van de Reformatie is volgens Van der Zwaag (61), kerknieuwsjournalist bij het Reformatorisch Dagblad, alleen maar te begrijpen als je ook kijkt naar de debatten met de Rooms-Katholieke Kerk en de doperse beweging. „Ik zie de Reformatie als een geestelijke opwekkingsbeweging in de late middeleeuwen, met een duidelijk theologische oorsprong. Luther trad op in een situatie waarin het heil niet zomaar beschikbaar was voor gewone mensen. De kerk zag zich als een instituut dat het heil bemiddelde. Vergeving was afhankelijk van de mate van berouw. Dat leidde tot veel geloofsvragen, onzekerheid en werkheiligheid. Mensen zochten houvast in aflaten, bedevaarten, heiligen en Maria. Maar tot innerlijke rust kwamen ze nooit.
Luther was de juiste man, op de juiste tijd, op de juiste plaats. Hij gaf vanuit de Bijbel antwoord op geloofsvragen die er leefden. God rechtvaardigt de goddeloze, niet de vrome. De mens kan aan op het Woord, niet op de traditie. Luthers theologie was christocentrisch: het gaat allemaal om Christus.”
Sommige dopers hadden in die tijd meer oog voor het werk van de Geest dan voor het Woord.
„Dopers is een verzamelbegrip van radicaal reformatorische stromingen die in de zestiende eeuw ontstonden uit protest tegen het vaak halfslachtige proces van hervorming van de kerk van Rome én tegen de verzwagering van de kerk met de staat. De doperse beweging was heel divers. Je had spiritualisten die ingevingen belangrijker vonden dan de Bijbel en die ook niets van de kerk wilden weten. Dat leidde tot geestdrijverij. Het is begrijpelijk dat Luther fel reageerde op de dopers, omdat Thomas Müntzer en Andreas Karlstadt oorspronkelijk zijn medestanders waren.
Er waren echter ook andere groepen dopers of anabaptisten. Ik heb er steeds meer oog voor gekregen dat het hier ging om een heiligingsbeweging die een radicale reformatie voorstond. Dergelijke bewegingen ontstonden de hele geschiedenis door om de kerk tot de orde te roepen en te wijzen op de levenspraktijk als criterium voor een waar geloof. Na de Reformatie kreeg je bijvoorbeeld de Nadere Reformatie en het puritanisme, in de negentiende eeuw het Reveil en in de twintigste eeuw de evangelische beweging. Zij hielden de gevestigde kerk een spiegel voor.
Tegelijk moet je met twee woorden blijven spreken. Ondanks mijn waardering voor bepaalde dopers, volg ik hen niet na als ze Woord en Geest van elkaar losmaken of de kinderdoop verwerpen. Ik hecht heel veel waarde aan het verbond. De reformatorische traditie wijst er terecht op dat genade en verkiezing van Gods kant komen, terwijl evangelischen de verantwoordelijkheid van de mens in het heil extra benadrukken.”
Trekt u niet wat te gemakkelijk een lijn van de dopers in de zestiende eeuw naar de evangelische beweging nu?
„Ik geef aan dat er structurele overeenkomsten tussen dopers en evangelischen zijn, zoals de gaven van de Geest en de rol van de ervaring.”
U ziet parallellen tussen bevindelijke en charismatische geloofsrichtingen. Liggen die groepen niet mijlenver uit elkaar?
„Op veel punten natuurlijk wel. Maar er zijn ook overeenkomsten, zoals onderschatting van het Woord, angst voor verstandelijke en theologische kennis en het oordelen over elkaars geestelijke staat. Beide groepen leggen soms eenzijdig de nadruk op het werk van Geest in de mens en de rol van de ervaring. Als je deze dingen echter losmaakt van het Woord, kunnen ze tot ontsporingen leiden. In beide kringen hoor je mensen weleens zeggen: „God heeft me duidelijk gemaakt dat ik dit of dat moet doen.” Of de bekering moet volgens een vast patroon verlopen, anders is die niet echt. Iets vergelijkbaars zie je in sommige pinksterkerken. Wie geen ”second blessing”, een tweede zegen van de Geest, heeft ontvangen, is geen waar christen.”
Het gaat om de juiste balans tussen Woord en Geest. Hoe houd je die weegschaal in evenwicht?
„Mijn uitgangspunt is dat de Reformatie het Woord weer heeft ontdekt als grond van de zaligheid. Het is natuurlijk niet zo dat de Bijbel in de middeleeuwen aan de ketting lag, zoals vaak wordt gedacht. Er waren wel degelijk Bijbels voorhanden en predikers legden die uit. Maar de manier waarop Luther duidelijk maakte dat je echt op het Woord aankunt, dat was uniek. Hij en Calvijn hebben altijd benadrukt dat Woord en Geest bij elkaar horen. Het Woord is als zodanig voldoende, maar de Geest is nodig om dat in het leven van de gelovige te brengen. Hij zorgt voor de toe-eigening.”
Wereldwijd weten Bijbelgetrouwe protestanten en evangelischen elkaar steeds vaker te vinden. Is in Nederland de kloof tussen evangelisch en reformatorisch te groot voor dit evangelicalisme?
„In het buitenland zijn evangelicals vaak veel reformatorischer dan de evangelischen in Nederland. Tegelijk moeten we niet vergeten dat de huidige evangelische beweging teruggaat op de Reformatie, Nadere Reformatie, puritanisme en Reveil. We moeten uitkijken dat we geen karikaturen van elkaar maken. Kritiek leveren mag, maar verdiep je eerst in een ander. Dan is je eventuele kritiek veel belijnder en overtuigender.
Wat we van de evangelische beweging kunnen leren, is het belang van bekering, toewijding en missionaire bewogenheid. Tegelijkertijd kan de eenzijdige nadruk op gevoel, acceptatie van moderne vormen van cultuur en soms al te ruime opvattingen over de verzoening en de vrije wil gecorrigeerd worden door een hernieuwde terugkoppeling naar de Reformatie. De gereformeerde traditie hoeft niet allergisch en bevreesd te reageren op de evangelische beweging, omdat zij zelf alle schatten in huis heeft waarop de evangelische beweging zich beroept, zoals persoonlijke bekering, heiliging en levend getuigenis van de onverdiende genade van Christus.”
Dan naar de Rooms-Katholieke Kerk. Er zijn volgens u nogal wat „oude stereotypen” aangaande Rome blijven hangen. Welke?
„Dat roomsen door werken zalig willen worden en de Bijbel niet gebruiken. Misschien kon je dat in zestiende eeuw nog zeggen, met alle aalmoezen, bedevaarten, aflaten en commercialisering van het heil, maar tegenwoordig zeggen veel rooms-katholieke gelovigen dat ze het heil alleen van Christus verwachten. Er is meer openheid voor de Bijbel – veel meer dan tijdens de Reformatie. Toen verdween Christus als het ware achter een hele rij Maria- en heiligenbeelden.
De kerk van Rome is in de loop der jaren dichter bij de Reformatie gekomen. Ze blijft echter een sacramenteel instituut, dat het heil door middel van de priester en de sacramenten uitdeelt. Een andere visie op de sacramenten, de kerk en de apostolische successie –de paus als opvolger van Petrus– is onbespreekbaar.
Toch denk ik dat het gesprek moet doorgaan. Je weet niet wat dat kan uitwerken. Daarom ben ik blij met het nieuwe Kenniscentrum van stichting In de Rechte Straat, dat verkeerde beeldvorming over Rome en Reformatie wil doorbreken. Onder rooms-katholieken leeft soms de gedachte dat het protestantisme een soort sekte is. Aan de andere kant denken veel reformatorischen dat rooms-katholieken zelf de hemel willen verdienen. Als je het gesprek begint met dat te zeggen, ben je meteen uitgepraat.”
Als de Rooms-Katholieke Kerk in de zestiende eeuw zo geweest zou zijn als nu, zou de Reformatie er nooit zijn gekomen, stelt prof. dr. A. van de Beek. Eens?
„Ik denk dat die uitspraak te kort door de bocht is. Van de Beek heeft een punt als hij zegt dat de Rooms-Katholieke Kerk ingrijpend veranderd is, maar dat is iets anders dan dat ze wezenlijk is veranderd. Er blijven fundamentele verschillen bestaan, zoals in de visie op het ambt van paus, kerk en eucharistie.
Ik ben al blij als we tot het punt komen dat we de Rooms-Katholieke Kerk echt willen leren kennen en begrijpen en dat rooms-katholieken ontdekken waarom het nodig was dat er een Reformatie kwam. We hoeven niet één instituut te gaan vormen; daarvoor zijn we inhoudelijk en ook qua cultuur te verschillend. En elke kerkfusie levert weer nieuwe kerken op. Wederzijds erkennen en respecteren zou al mooi zijn.”
Moeten protestanten en rooms-katholieken elkaar zien als broeders of als ketters?
„Is er ook een tussenweg?”
Nadenkend: „Nee, niet als ketters. Maar wanneer ben je een broeder of zuster? Dat zou je ook met betrekking tot vrijzinnige protestanten kunnen vragen. De scheidslijn ligt tegenwoordig meer tussen vrijzinnig en orthodox of Bijbelgetrouw dan tussen rooms-katholiek, Oosters-orthodox, evangelisch of protestant. De kern is de Apostolische Geloofsbelijdenis en het klassieke belijden over Christus, zoals dat door de algemene concilies in de Vroege Kerk is verwoord. Als rooms-katholieken dat van harte geloven, ben ik geneigd hen als broeders te zien. Niet omdat ze lid zijn van een bepaald kerkverband, maar omdat ze min of meer hetzelfde belijden. Het zou natuurlijk helemaal mooi zijn als ze zich in de Drie Formulieren van Enigheid zouden kunnen vinden, want daarin klopt mijn hart.”
Wat voor soort reformatie is er volgens u vandaag nodig?
„Mijn boek is opgedragen aan mijn overleden vader, Wieger van der Zwaag, wiens levenswerk in het teken stond van een verlangen naar reformatie en opwekking. Ik denk dat de huidige kerk een nieuwe reformatie nodig heeft. Er is sprake van verstarring en wereldgelijkvormigheid. Het radicale christendom houdt de bestaande kerken een heilzame spiegel voor: het bewaart voor veruitwendiging van het geloof, voor naam- en sleurchristendom, voor zelfgenoegzaamheid en het opgaan in de wereld.
Voor een verlevendiging van de kerk zijn de bronnen uit de zestiende eeuw hard nodig. De kernwaarden van de Reformatie zijn onmiskenbaar actueel: het is Gods genade dat we worden gered. Christus is voor zondaren in de wereld gekomen en in Hem alleen is het heil te vinden. Daar zou ik graag met rooms-katholieken en evangelischen over in gesprek gaan.”
Reformatie vandaag: 95 stellingen
De Duitse monnik Maarten Luther publiceerde in 1517 zijn 95 stellingen tegen misstanden in de kerk. Met evenzoveel stellingen vat dr. Klaas van der Zwaag de belangrijkste resultaten van zijn studie samen, waarbij hij ook de actualiteit van de Reformatie na 500 jaar verwoordt. Een selectie.
De Reformatie is een geestelijke opwekking in de late middeleeuwen geweest die vrijheid en zekerheid bracht voor aangevochten gelovigen die in de toenmalige Roomse Kerk geen antwoord kregen op hun geestelijke levensvragen. Er was in de zestiende eeuw sprake van een wijdverbreide geloofscrisis, die te maken had met de feitelijke onbereikbaarheid van het heil voor de gewone gelovige. Hiervoor waren het instituut en de leiding van de kerk en het heersende theologische systeem in belangrijke mate verantwoordelijk.
De Reformatie was de verkondiging van de rechtvaardiging van de goddeloze tegenover de rechtvaardiging van de vrome, die kenmerkend was voor de late middeleeuwen. De sola’s van de Reformatie (alleen genade, alleen geloof, alleen het Woord, alleen Christus) moeten gezien worden tegen de achtergrond van de verdienstelijkheid van de eigen inspanningen om zekerheid en heil te verwerven. Reformatie is daarom steeds weer nodig wanneer de rechtvaardiging van de vrome, gebaseerd op een voorwaardelijk verkondigd Evangelie, de kop opsteekt in de kerken en mensen onzeker blijven over hun heil.
De reformatoren hebben terecht de mis, zoals die in de zestiende eeuw gangbaar was, als afgoderij gezien. De Heidelbergse Catechismus blijft actueel in vraag en antwoord 80, al heeft de Katholieke Kerk sinds de twintigste eeuw de mis meer verbonden met de verkondiging van het Woord en wordt de transsubstantiatie veel minder massief en eenzijdig realistisch geïnterpreteerd. Wie echter het avondmaal tot bovennatuurlijke proporties verheft in plaats van dit te zien als een sacrament ter versterking van het geloof, maakt zich aan dezelfde afgoderij schuldig, namelijk de magische verering van brood en wijn.
Wie Rome benadert alsof er na de zestiende eeuw geen ontwikkeling is geweest, maakt zich schuldig aan anachronisme en stereotiepe herhaling van vooroordelen. Zowel de Reformatie als Rome is daarmee niet gebaat omdat daarmee de gelegenheid gemist wordt om de actualiteit van de Reformatie op een zó overtuigende manier te belichten dat zij gericht is op de behoeften van de huidige Rooms-Katholieke Kerk.
Het gelijk van het doperdom ligt in het aandacht vragen voor het feit dat de Reformatie bij velen niet geleid heeft tot een zichtbaar vernieuwde christelijke levenswandel. Het doperdom kan gezien worden als een vernieuwingsbeweging die radicaal teruggreep op het oorspronkelijke elan van de kerk en kritiek uitte op de veruitwendiging van het geloof en verslapping van de christelijke moraal – een horzel in de pels van het instituut kerk.
De kritiek van reformatorischen op evangelischen en omgekeerd is vaak doorspekt met stereotypen en vooroordelen die blijk geven van weinig inlevingsvermogen en begrip voor de sterke punten van de ander. De gereformeerde traditie hoeft niet allergisch en bevreesd te reageren op de evangelische beweging, omdat zij zelf alle evangelische schatten in huis heeft waarop de evangelische beweging zich beroept, zoals persoonlijke bekering, heiliging en levend getuigenis van de onverdiende genade van Christus.