Nederlandse topmannen sneller ontslagen
Nederlandse topmannen zijn vorig jaar relatief vaker aan de kant gezet dan hun Europese collega’s. Volgens een onderzoek van het adviesbureau Booz Allen Hamilton, dat maandag is gepubliceerd, werd 9 procent van de bestuursvoorzitters van de vijftig grootste Nederlandse ondernemingen ontslagen tegen een Europees gemiddelde van 4,6 procent.
Een duidelijke verklaring voor het verschil is er volgens Booz Allen Hamilton niet. Wel speelt mee dat Nederland en Duitsland, waar ook relatief veel topmannen het veld moesten ruimen, macro–economisch achterliepen bij de ontwikkelingen in de rest van de wereld. De effecten van een slechte economie waren daardoor later zichtbaar en daardoor konden topbestuurders langer blijven zitten.
Ook constateren de onderzoekers dat commissarissen sneller naar het ontslagwapen grijpen bij tegenvallende prestaties. Dit houdt volgens de onderzoekers het gevaar in dat managers nu neigen naar risicomijdend gedrag.
„We komen van een situatie van een vrij collegiale verhouding tussen de directies en raden van commissarissen. Die verhouding is op scherp gesteld door de gehele discussie over corporate governance", zei Schuyt, medeauteur van het onderzoek. „Soms heeft dit geleid tot overreacties, ook in Nederland."
In 2003 kregen voor het eerst meer Europese bestuursvoorzitters ontslag dan Amerikaanse. Booz Allen Hamilton voor het onderzoek sinds 1995 uit. De 2500 grootste ondernemingen in de wereld zijn daarbij betrokken.