Nabestaande van slachtoffer aanslag Brussel roept op tot „jihad van liefde”
Mohamed El Bachiri verloor vorig jaar zijn vrouw door een bomaanslag in de Brusselse metro. Hij moet nu alleen verder, samen met zijn drie kinderen. Toch koestert hij geen wrok. „Ik ben een jihadist van de liefde. Vraag me niet om te haten, nog liever zou ik sterven!”
Een speech van Mohamed El Bachiri in het tv-programma De Afspraak van december werd het meest bekeken filmpje ooit op de Vlaamse televisie. De oproep van de Molenbekenaar tot „een jihad van liefde” trof David Van Reybrouck diep. De bekende Belgische auteur interviewde El Bachiri vorige maand uitgebreid. Het resultaat is ”Een jihad van liefde” –uitgegeven door De Bezige Bij (7,99 euro)– en ligt vanaf vandaag in de boekhandel.
El Bachiri (1980) is metrobestuurder in Brussel. De Belg van Marokkaanse afkomst noemt het „de ironie van het leven” dat juist een bom in de metro een eind maakte aan het leven van zijn vrouw Loubna.
Op de beruchte dag was El Bachiri vrij. „Een van haar vriendinnen kwam me opzoeken. Ze zei dat er een aanslag was gepleegd. Ik had direct een slecht voorgevoel. Ik zag dat ze na 9.10 uur niet meer online was geweest. Toen wist ik genoeg. Ik ging naar mijn ouders. Met een deken om me heen stortte ik in.”
Sindsdien is het voor de Molenbekenaar elke dag overleven. Zijn drie zoons (tien, acht en drie jaar) praten telkens over hun moeder. „Ze vinden het leven maar niks. Een mama die dag zegt, een kus geeft en naar haar werk gaat, en dan ineens: geen mama meer. Ze snappen er helemaal niks van.”
In juli nodigde de Marokkaanse koning El Bachiri met zijn zoons en schoonmoeder uit in zijn paleis. De koning zei dat de dood van Loubna hem diep had geraakt. Loubna, die als een van de weinige vrouwen gymles gaf op een islamitische school, noemde hij „een schoolvoorbeeld van integratie.”
Die woorden houden de Molenbekenaar op de been. „Verder weet ik niet waarheen te kijken. Dichte mist. Ik heb geen enkel uitzicht. Ik werk niet, rij niet meer met de metro, zie mijn collega’s niet meer. Dat alles behoort tot een andere tijd. Het herinnert mij aan het leven met Loubna.”
In het boekje spreekt de islamitische El Bachiri met veel waardering over de rooms-katholieke school waar hij op zat. Over de godsdienstlessen zei zijn vader: „Het is net als bij ons, alleen is Jezus niet de zoon van God en hebben wij nog een profeet extra.” El Bachiri moedigt moslims aan om in hun houding tegenover andersgelovigen een voorbeeld te nemen aan de barmhartigheid van de rooms-katholieke gemeenschap. „Dat is het beste antwoord op hen die verdeeldheid willen zaaien tussen ons, moslims van het Westen.”
Wat de Molenbekenaar betreft beschouwen „moslims met gezond verstand” krijgszuchtige passages uit de Koran als historische woorden uit de zevende eeuw. Tegen moslimextremisten zegt El Bachiri: „Als je denkt dat onschuldigen doden en drama’s veroorzaken voor jou een vorm van gerechtigheid is, en als dat zelfs de gerechtigheid van God is, dan hebben jij en ik niet dezelfde religie.”
De Belg van Marokkaanse afkomst noemt zich jihadist van de liefde. „Vraag me niet om te haten, nog liever zou ik sterven!” Oorspronkelijk betekent jihad inspanning, weet hij. „De jihadist zoekt naar kennis, doet zijn best om anderen te ontmoeten, ook als die daar niet voor openstaan. De jihadist laat de moed niet zakken, hij bewaart de glimlach en erkent de menselijkheid van de ander.”
Vele andere moslims moeten net als hij niets hebben van geweld in naam van Allah, stelt El Bachiri. Hun stemmen klinken echter onvoldoende, omdat ze nauwelijks aan het woord worden gelaten. De Molenbekenaar besluit zijn boekje met een gedicht.
„Ik, metrobestuurder,
Was een moslim zoals zovelen,
Die je niet hoort,
Die je niet ziet
Maar die o zo talrijk zijn.”