Rabbijn Lody van de Kamp: Laten we voorzichtig doen met elkaar
Theedrinker. Knuffeljood. Het zijn kwalificaties die hem nogal eens worden toegevoegd. Maar rabbijn Lody van de Kamp haalt er glimlachend z’n schouders over op. „Respect voor anderen zit in mijn natuur. En daar schaam ik me zeker niet voor. We hebben elkaar als minderheden nodig. Heel hard nodig, zelfs.”
Alleen het keppeltje onderscheidt hem, zo op het eerste gezicht, van een predikant. Blauw kostuum, klein werkje in de stropdas. Een baard, maar geen lange. „We zijn als Joodse gemeenschap nogal calvinistisch in onze verschijningsvorm. Er is zelfs een tijd geweest dat onze rabbijnen net als predikanten in de Hervormde Kerk een toga droegen. Ik ben ook lid van het Nederlands-Israëlitisch Kérkgenootschap. Die hele structuur is ons opgelegd door de overheid.”
Het is een conclusie die hij trekt zonder cynisme. Want rabbijn Van de Kamp is er de man niet naar om zielig te doen. „Vergeet niet dat orthodoxe Joden in ons land een uiterst kleine groep zijn geworden. Enkele honderden gezinnen, schat ik zo.”
Lody werd geboren in 1948 in Enschede. Zijn vader had Auschwitz overleefd, zijn moeder hield zich in de oorlog op twaalf verschillende onderduikadressen schuil. „We leefden net na de oorlog. Het verdriet was ongelooflijk vers.”
Hij had een mooie jeugd, zoals hij het zelf noemt. „Met veel respect voor anderen. Tegenover ons woonde een strengchristelijk gezin. Het gebeurde weleens dat er op zondagmiddag een van de kinderen bij ons z’n hoofd om de deur stak en zei: „De sigaretten van vader zijn op.” Nou ja, dan gingen wij naar zo’n automaat en haalden we sigaretten. Op maandag werd het geld dan netjes terugbetaald.”
Als hij het vertelt, twinkelen z’n ogen. „Respect ja, dat hadden we voor elkaar. Wij piekerden er niet over om op zondag de was buiten te hangen. En de buurman maaide uit respect voor ons op zaterdag, de sjabbat, zijn gras niet.”
Hij zwijgt nadrukkelijk. „Dát heb ik dus meegekregen. Nee, dat zeg ik niet goed. Het wás er gewoon. Je deed voorzichtig met elkaar. En dat is nu precies wat we in onze tijd zo node missen.”
Lody ging studeren op Talmoedscholen in Zwitserland en Londen. „Want zo’n school hebben wij in Nederland niet.”
Een tijd lang was hij een religieuze slachter, een sjocheet zoals het in de Joodse wereld wordt genoemd. Later diende hij als rabbijn diverse Joodse gemeenten in Nederland. Daarna was hij verbonden aan de Joodse school het Cheider in Amsterdam. Met van het lachen samengeknepen ogen: „Ik gaf leiding aan het wereldse deel van de school, zoals het heet. En dat voor een rabbijn.”
Naast zijn werk als rabbijn en leraar schreef hij tot nu toe negen boeken. Met als thema altijd een stukje vergeten Joodse geschiedenis.
Ook raakte hij via het CDA betrokken bij de Amsterdamse politiek. En zet hij zich in voor een beter begrip tussen Joden en moslims.
Boekt u successen als het gaat om dat betere begrip tussen beide bevolkingsgroepen?
„Dat denk ik wel. Jaren geleden deden we onderzoek naar hoe het in Amsterdam met tolerantie ten opzichte van Joden stond. We gingen op pad met een verborgen camera en filmden uiteindelijk twee incidenten. Daar moesten we overigens dik tien uur voor filmen, zeg ik er eerlijk bij. Er was een Marokkaanse jongen die een soort Hitlergroet bracht toen hij ons, met keppeltjes op, zag lopen. We deden aangifte, maar dat leverde niets op. Een jongerenwerker bracht me in aanraking met de desbetreffende jongen en met zijn ouders. We hadden gesprekken en die jongen zei op een gegeven moment: Meneer Lody, ik heb twee vragen. De eerste is of ik contact met u mag houden en de tweede of ik met u naar het Anne Frank Huis mag. Natuurlijk stemde ik toe en toen we dat hele museum waren doorgelopen, zei hij: Meneer Lody, ik dacht dat ik cool was toen ik die Hitlergroet bracht. Maar ik vergiste me. Die mensen die Joden hielpen onderduiken in de oorlog, díé waren cool.”
Indrukwekkend verhaal, maar tegenover zo’n positieve ervaring staan honderd negatieve ervaringen, zullen sceptici zeggen.
„Zou het? Ik vraag me dat af. Ja er zijn moslims die terroristische aanslagen hebben gepleegd. Juiste constatering. Maar vervolgens zeggen mensen: Er wonen 100.000 moslims in Amsterdam, dus al die mensen zijn een gevaar voor de Joden. En dát is een verkeerde conclusie.
Begrijp me goed: die beveiliging van Joodse instellingen hier in de stad is er echt niet voor niks. Er zijn terroristen die ons willen vermoorden. Maar de angst daarvoor heeft er ook voor gezorgd dat de Joodse gemeenschap in meerderheid met de rug naar de rest van de samenleving is gaan staan. Met dat ze de deur op slot draaiden, ging ook hun hart op slot. En daar verzet ik me tegen. Wie gelooft nog dat we ooit van die extreme beveiliging afkomen? Werken we er nog aan om daar ooit van af te komen? Of laten we ons ophitsen, tegen elkaar?”
Samen met een imam hebt u een tentoonstelling opgezet over moslims die in de oorlog Joden hielpen.
„Ja. En die tentoonstelling was te zien in de Amsterdamse Jeruzalemkerk. Dat is toch prachtig? Drie godsdiensten bij elkaar gebracht. Om ook de andere kant te laten zien. Er kwamen moslims en Joden in een christelijke kerk een tentoonstelling bekijken. Schitterend.”
Wat heeft u eigenlijk met orthodoxe christenen?
„Ik voel me als orthodoxe Jood tot hen aangetrokken. We zijn allebei minderheden, we hebben veel zaken die ons binden. We hebben elkaar in onze geseculariseerde samenleving heel hard nodig.”
U organiseert, onder andere in samenwerking met de Gereformeerde Gemeenten, reizen naar Israël. Is dat niet moeilijk voor u terwijl u weet dat deze christenen vinden dat alleen via de Heere Jezus het heil te verkrijgen is?
„Ik weet dat ze menen dat Lody van de Kamp uiteindelijk verloren gaat. Maar ik neem hun dat niet kwalijk omdat ik me in hun overtuiging probeer te verplaatsen en dus probeer te begrijpen waarom ze dat denken. Dat vind ik belangrijk. Niet alleen luisteren naar wat er gezegd wordt, maar je zo verplaatsen in de ander dat je begrijpt waarom hij het zegt. En dan vind ik het niet kwetsend. Al ben ik het er niet mee eens.”
Wilt u christenen op uw beurt niet overtuigen van uw zienswijze?
„Nee, die neiging heb ik niet. Ik heb nu eenmaal geen zendingsbevel in mijn Bijbel staan. Dat is het verschil met christenen.”
Hoe kijkt u als Jood aan tegen christenen en moslims als het gaat om hun eeuwige bestemming?
„Maimonides, een gezaghebbend Joods geleerde, heeft gezegd dat christenen in de hemel komen omdat ze Jezus hebben, de Partner van de Eeuwige, moslims omdat ze de profeet Mohammed hebben, en Joden omdat ze de 613 geboden hebben. Dat is alles. Wij hebben als Joden geen drang tot evangeliseren.”
Wat is voor Joden makkelijker? Samenwerking met christenen of met moslims?
„Omgang met christenen is soms complexer door de centrale rol van Jezus in het christelijk geloof.”
Toch bent u lid van het CDA.
„Ja, dat is een lang verhaal. Maar het komt erop neer dat voormalig minister Hirsch Ballin me ooit heeft overgehaald lid te worden van die partij. Ik ben zelfs fractievoorzitter geweest in een stadsdeel van Amsterdam en ik ondersteun de fractie nog steeds. Wel heb ik gezegd, toen ik lid werd, dat ik de evangelische uitgangspunten van de partij niet kan ondertekenen. Maar ik respecteer ze wel. Zolang er geen JDA is, waarbij de J staat voor Joods, heb ik het met een CDA te doen.”
Past u, gezien uw orthodoxe opvattingen, niet beter bij de SGP of de ChristenUnie?
„Misschien, maar bij die partijen kan ik geen lid worden omdat ik de grondslag niet kan ondertekenen.”
Toen het CDA deel uitmaakte van het kabinet dat gedoogsteun kreeg van de PVV, kwam uw relatie met de partij onder spanning te staan.
„Dat was voor mij een heel moeilijke periode omdat ik die samenwerking volstrekt verkeerd vond. De PVV is een partij die generaliseert, die angst aanwakkert en groepen mensen uitsluit. Dan moet je echt afstand houden. Uiteindelijk is de PVV weggelopen, dus het werd wel duidelijk hoe ze echt was.”
De PVV is pro-Israël.
„Dat wordt gezegd ja. En dat wordt ook gezegd van de huidige president van de Verenigde Staten, Donald Trump. Maar ik heb niets met de manier waarop zij Israël steunen. Het is uit eigenbelang, en niet uit liefde tot het Joodse volk. Trouwens: ook veel christenen steunen alles wat Israël doet. Ik heb dat eerlijk gezegd nooit goed begrepen.”
Wat hebt u met Israël?
„Heel veel. Maar het is echt een seculier project. Slechts 15 procent van de Israëliërs is religieus. Maar dat er, slechts drie jaar na de Tweede Wereldoorlog, een staat kwam voor Joden, dat noem ik een Godswonder. Toch is en blijft het een vooruitgrijpen op dat wat pas met de Messias komen zal.
Ooit hoorde ik op een bijeenkomst een groepje christelijke vrouwen het Hatikva, het Israëlische volkslied, zingen. Ze leerden het zingen, moet ik zeggen. Maar ze realiseerden zich blijkbaar niet dat er alles aan gedaan is om de naam van de Eeuwige uit dat lied weg te houden. Hij mag niet genoemd worden. En toen ik de overgave zag waarmee die dames dat lied zongen, dacht ik: wat een armoe. Pure christelijke armoe.”
Moet er een Palestijnse staat komen, naast Israël?
„Ik zou daar, in deze interim-tijd, geen bezwaar tegen hebben. In het Jodendom gaat het leven van mensen boven alles. Dus als vrede met de Palestijnen betekent dat er levens gespaard kunnen worden, dan is daar niets op tegen.”
Wat bedoelt u met deze interim-tijd?
„De tijd tot de komst van de Messias. Toen Israël in 1967 de Oude Stad van Jeruzalem en Judea en Samaria veroverde, heeft het een bijna ondraaglijk zware verantwoordelijkheid op zich genomen. En dat bedoel ik dan tegenover de Eeuwige. Wat moeten we met de Tempelberg, de Rotskoepel en noem het allemaal maar op? Het was voortijdig. Tegelijk voel ik me ongelooflijk verbonden met Israël. Natuurlijk. Maar laten we oppassen om die gevoelens van verbondenheid direct te koppelen aan de huidige staat en regering. Zeker niet alles wat de Israëlische regering doet, is goed.”
Is de stichting van de staat Israël het werk van God, of is het mensenwerk?
„We bidden in de synagoge iedere sjabbat voor de staat Israël. Maar we hebben heel lang gediscussieerd over de vraag met welke woorden we dat moesten doen. We benoemen Israël nu als „het begin van de ontluiking van de verlossing.””
Hij zwijgt even. „Het begin van de ontluiking van de verlossing. De stichting van Israël is belangrijk, maar méér kunnen we er niet over zeggen.”
Levensloop Lody Benno van de Kamp
Lody van de Kamp (1948), getrouwd en vader van vijf kinderen, volgde een rabbinale opleiding in Montreux en Londen, waarbij hij ook bevoegd werd om als ritueel slachter (sjocheet) op te treden. Van 1973 tot 1978 verrichtte hij dergelijke slachtingen in Amsterdam. Na zijn afstuderen in Londen in 1978 was hij daar als rabbijn werkzaam, alvorens hij in Den Haag (1981) werd gestationeerd. In 1987 werd hij rabbijn in Amsterdam en in 1994 in Rotterdam. Sinds 1996 is hij niet meer als rabbijn werkzaam, maar houdt hij zich met andere zaken bezig, onder andere met de politiek als lid van het CDA. Van de Kamp is schrijver van negen boeken.