Kerk & religie

Op zoek naar de apostelen

De verhalen over de twaalf discipelen zijn in veel legenden en buitenbijbelse bronnen een eigen leven gaan leiden. Maar wat is er nu nog echt van hun geschiedenis terug te vinden? Hoe kwamen ze aan hun einde? Op deze en veel andere vragen probeert de Amerikaanse journalist, criticus en schrijver Tom Bissell een antwoord te vinden.

Reinald Molenaar
16 February 2017 13:48Gewijzigd op 16 November 2020 09:49
beeld RD
beeld RD

Zijn boek ”Apostel. Een 21ste-eeuwse zoektocht naar 12 rustplaatsen” leest als een reisverslag. Naar alle (vermoedelijk) laatste rustplaatsen van de discipelen ging de schrijver op zoek. Het bracht hem niet alleen in Jeruzalem en Rome, maar ook in landen zoals India en Kirgizië.

Zijn zoektocht en zijn bevindingen kunnen een reformatorische lezer bevreemden. Bissell is rooms-katholiek opgevoed, maar verloor zijn geloof, zo vertelt hij in het boek. Wel bleef hij geïnteresseerd in het christendom. Tegelijk probeert hij Bijbelse wonderen te ontkrachten en dwalingen rond de apostelen voor het voetlicht te brengen.

Van de meeste apostelen zijn meerdere plekken als laatste rustplaats aangewezen. Doel van de schrijver is niet om te ontdekken welke plaatsen de beste papieren hebben. Hij wil een poging doen „het aangroeisel van de legenden te onderzoeken dat kleeft aan twaalf levens waarover zo weinig bekend is.” Wie naar de feiten zoekt, zal teleurgesteld raken bij het lezen van dit boek. Wie zin heeft in een mooi reisverhaal kan met dit lijvige werk van Bissell wel even vooruit. Al moet daarbij wel gezegd zijn dat de auteur grove taal niet altijd schuwt en zonder schroom schrijft over de seksuele escapades van iemand die hij ontmoet.

In een heldere uiteenzetting zet Bissell op rij welke Jakobussen en Judassen er in de Bijbel voorkomen, wie wie is en hoe zij in de loop der tijd met elkaar verward zijn. Tegelijkertijd hoedt hij zich ervoor het laatste woord te willen hebben rond vragen die al vanaf het begin van het christendom leven rond deze figuren.

Judas Iskariot

De eerste discipel naar wie Bissell op zoek gaat, is Judas Iskariot. De man die de Heere Jezus verried, sloeg in Jeruzalem de hand aan zichzelf. De auteur gaat op zoek naar Hakeldama, voorheen het Hinnomdal, waar de Kanaänieten kinderoffers brachten aan hun goden. Hier zou de verrader volgens overlevering aan zijn eind gekomen zijn. Tegelijk wordt Hakeldama aangezien voor de bloedakker die de Schriftgeleerden kochten voor het geld dat Judas na zijn verraad in de tempel wierp. Hakeldama bleek, „toen de rilling die de plek met haar reputatie opriep was weggeëbd, eenzaam en ondraaglijk saai te zijn”, schrijft Bissell.

Bartolomeüs

Het graf van de apostel Bartolomeüs bevindt zich volgens de overlevering in de kerk Sint-Bartolomeüs-op-het-eiland op het Tibereiland in Rome. Al sinds de eerste eeuw wordt dit eiland door twee bruggen met de stad verbonden. Eén ervan, Ponte Fabricio, kwam uit in de Joodse wijk waar ook de grootste synagoge van Rome stond. Bartolomeüs’ naam wordt in het Nieuwe Testament maar vier keer genoemd, en steeds in een opsomming van de discipelen. Zijn naam betekent ”zoon van Tolmai”, en op basis daarvan stelt kerkvader Hiëronymus dat hij uit een adellijke familie afkomstig was. Omdat het Johannesevangelie deze discipel helemaal niet noemt maar wel spreekt over de vriendschap tussen Filippus en Nathanaël, wordt Nathanaël ook wel als zijn voornaam en Bartolomeüs als zijn achternaam gezien. De apostel, van wie derde- en vierde-eeuwse bronnen beweren dat hij het Evangelie naar India heeft gebracht, zou volgens de ene legende gekruisigd en gevild zijn in Rome en volgens een andere eerst gevild en toen gekruisigd.

Fillippus en Jakobus

De overblijfselen van de apostelen Filippus en Jakobus, de zoon van Alfeüs, liggen sinds 560 begraven in de zogeheten Kerk van de Heilige Apostelen in Rome, vertelt pater Dario aan de auteur. De pater is al zestig jaar aan de kerk verbonden en nog nooit is er iemand geweest die speciaal voor de apostelen naar deze plek kwam. Filippus is een van de vier discipelen met een Griekse naam. Er wordt wel gedacht dat hij een Griekse Jood was. Vroege christelijke auteurs zagen hem als dezelfde persoon die de kamerling uit Morenland doopte, maar daar denken de meeste theologen nu anders over.

Als hem gevraagd wordt naar de identiteit van Filippus en Jakobus antwoordt pater Dario: „Er is maar één Filippus, hij stierf aan het kruis. En er waren maar twee Jakobussen: de broer van Johannes en de neef van Jezus. De één stierf door het zwaard. De ander stierf de knuppeldood.” Veel rooms-katholieken geloven in de eeuwige maagdelijkheid van Maria en stellen dus dat de ene Jakobus, die de gemeente in Jeruzalem leidde, geen broer van de Heere Jezus geweest kan zijn, zoals Bijbeluitleggers ook wel zeggen. Overigens stellen de kanttekeningen bij de Statenvertaling dat deze Jakobus een neef van de Heere Jezus was.

Petrus

Petrus is van alle discipelen wellicht de bekendste. Het lijdt geen twijfel voor de meeste rooms-katholieken of de ”sleutelbewaarder van het hemelrijk” ligt begraven onder de Sint-Pieterbasiliek in Rome, het centrum van hun kerkelijke macht. De auteur weet de spanning goed op te bouwen als hij schrijft over de zoektocht naar Petrus’ graf in de grotten onder het Vaticaan. Zijn gids is de archeoloog Pietro Zander, die vertelt hoe in 1939 gestart werd met het uitgraven van de grotten. Tien jaar lang werkten archeologen in het diepste geheim aan dit project. Ze vonden een heidense begraafplaats met intacte urnen uit de derde eeuw voor Christus. Maar ook een christelijk graf. Tussendoor vertelt de schrijver wat er vanuit de Bijbel en de overlevering bekend is over Petrus. Bijvoorbeeld dat keizer Constantijn begin vierde eeuw een monument voor de apostel liet bouwen op zijn vermoedelijke graf dat met andere graven overdekt was. Heiligschennis vonden de heidense Romeinen dat, omdat je de doden met rust moest laten.

De plaats van Petrus’ tombe is met redelijke zekerheid vastgesteld, vertel Zander. Met de botten is in de loop der jaren zo veel gerommeld dat niet met zekerheid te zeggen valt of hier echt Petrus’ overblijfselen bewaard worden. Zander denkt „als archeoloog” van wel.

Andreas

In het Griekse Patras moet de apostel Andreas de marteldood zijn gestorven aan een X-vormig kruis, later het Andreaskruis genoemd. Op veel vlaggen is dit kruis terug te vinden. Denk aan die van Groot-Brittannië en Schotland, maar ook die van de Russische marine. De apostel is de beschermheilige van Roemenië, Luxemburg, Oekraïne, Rusland, Schotland en natuurlijk Griekenland. Sinds de vierde eeuw wordt Andreas gezien als de stichter van de Byzantijnse Kerk, maar in de vijftiende eeuw begon ook de Schotse Kerk hem te claimen als grondlegger en als tegenhanger van wat de apostel Petrus voor de Rooms-Katholieke Kerk was.

De vermeende overblijfselen van Andreas hebben, aldus Bissell, wellicht meer reizen achter de rug dan die van welke andere apostel dan ook. Vanuit Patras zijn ze in 356 naar Constantinopel gebracht en een deel zou in de vijfde eeuw naar Schotland zijn vervoerd om begraven te worden in wat nu St Andrews heet. Een Albanese heerser bracht de schedel van de apostel in 1461 naar Rome, maar in 1964 gaf paus Paulus VI een vinger, een stukje schedel en een stukje van het kruis waaraan Andreas stierf weer terug aan de patriarch van Constantinopel. Die liet ze naar Patras brengen, waar ze in de –hoe kan het ook anders– Andreaskerk worden bewaard.

Johannes

In de Johannesbasiliek op de heuvel Ayasoluk in Selçuk (Efeze) in Turkije werd tot in de middeleeuwen het lichaam van Johannes bewaard. Nu staat er een lege tombe en is de basiliek een ruïne. De ”apostel die Jezus liefhad” stierf volgens overlevering als enige van de twaalf discipelen een natuurlijke dood.

De kerk waarin Johannes begraven heeft gelegen, werd in de zesde eeuw door keizer Justitianus verwoest. Hij bouwde er een nieuwe basiliek. Deze werd een eeuw later verschillende keren door plunderaars bezocht en weer een eeuw later hielden moslims er huis. Een veertiende-eeuwse Duitse priester deed verslag van zijn bezoek aan de plek. Hij vond een markt op de plaats van de basiliek en het vermoedelijke graf van Johannes was leeg.

Thomas

Dat het oosten met mysteries is omgeven bewijst de zoektocht van Bissell naar de apostel Thomas. In India, in de stad Chennai (voorheen Madras) gaat hij op zoek. De schrijver vertelt over allerlei verhalen die onder meer beweren dat Thomas de tweelingbroer van de Heere Jezus zou zijn geweest. Zijn bijnaam Didymus betekent namelijk tweeling.

De zogenoemde Thomaschristenen in India, die voortkomen uit de Syrische Kerk, hebben in de loop der eeuwen alle contact met het westerse christendom en met de Syrische Kerk verloren. Ze zijn een stroming op zich geworden.

De vermeende rustplaats van Thomas is de witte Sint-Thomasbasiliek in de Indiase stad. „Zelfs naar apostolische maatstaven” is het zeer onwaarschijnlijk dat hier daadwerkelijk iets van de ‘ongelovige’ discipel ligt. Op het kleed dat over de glazen kist in de kerk ligt, staan zijn bekendste woorden geborduurd: „Mijn Heere en mijn God.”

Simon Kananeüs en Taddeüs

In het Franse Toulouse, ook wel ”de roze stad” genoemd, gaat Bissell op zoek naar Simon Kananeüs en Taddeüs. De eerste wordt door de schrijver ook wel Simon de Zeloot genoemd en de tweede ook wel Judas. Het oosterse christendom heeft amper iets overgeleverd over de marteldood die de twee waarschijnlijk stierven. In het Westen gaan christenen ervan uit dat ze samen gruwelijk aan hun eind kwamen. Ze zouden van top tot teen in tweeën zijn gezaagd.

De Saint-Sernin is het godshuis waar enkele relikwieën van de apostelen Simon en Taddeüs „al vele eeuwen” worden bewaard. Veel ruchtbaarheid geeft de kerk niet aan dit bezit. De echtheid ervan is volgens de auteur nogal onwaarschijnlijk.

Mattheüs

Voor Mattheüs reist de auteur naar de ruïne van een verdwenen Armeens klooster in Kurmanty (Kirgizië). Hier heeft zich ooit een graftombe bevonden die aan deze apostel was gewijd. Bissell komt in contact met obscure types die hem helpen meer te ontdekken van de geschiedenis van het klooster.

De plek waar het bouwwerk gestaan moet hebben, „moest de enige potentiële apostolische vindplaats ter wereld zijn die zo verwaarloosd en vergeten was. Zelfs op Hakeldama (zie Judas Iskariot, RHM) kwamen bezoekers af.”

Christelijke legenden vertellen dat Mattheüs in Ethiopië aan zijn einde gekomen is en dat zijn overblijfselen later naar Kirgizië zijn overgebracht. Een deel van zijn stoffelijk overschot zou worden bewaard in de San Matteokathedraal in Salerno (Italië) en een ander reliek van hem bevindt zich in de basiliek van Santa Maria Maggiore in Rome.

Jakobus

In Spanje, waar volgens overlevering de apostel Jakobus het Evangelie heeft gebracht, is Santiago (Sint-Jakobus) de Compostella het belangrijkste pelgrimsoord. Op het plein voor de kathedraal waar Jakobus als heilige vereerd wordt, komen om de vijf minuten bussen met pelgrims aan.

Nadat de apostel door Herodes in Jeruzalem werd onthoofd, de enige marteldood van een apostel die in de Bijbel beschreven staat, zou zijn lichaam volgens de legende naar het tegenwoordige Spanje zijn gebracht. Daar wordt het nu, eeuwen na zijn dood, nog steeds vereerd.

Boekinformatie:

Apostel. Een 21ste-eeuwse zoektocht naar 12 rustplaatsen, Tom Bissell; uitg. Amsterdam University Press (AUP), Amsterdam, 2016; ISBN 978 90 4853 448 7; 438 blz.; € 29,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer