Consument

Warmte van wol verbindt en vervult

In het Galilese huis zoemt het draaiende spinnewiel. In een hoek van de kamer knettert het haardvuur. Op de grond liggen bergen verrassend zachte, gekamde wol – klaar om tot draad te worden gesponnen.

Dolf de Groot
7 February 2017 19:07Gewijzigd op 16 November 2020 09:46
Tijdens een open dag kunnen vrouwen meewerken aan het wolproject. Ook kinderen mogen op hun eigen manier meedoen. beeld Adi Segal
Tijdens een open dag kunnen vrouwen meewerken aan het wolproject. Ook kinderen mogen op hun eigen manier meedoen. beeld Adi Segal

Buiten, op de veranda, slaan twee vrouwen met stokken op een berg wol die zo van een kudde schapen lijkt afgenomen. De wol zit nog vol met twijgjes, bladeren en stro. „Dit is een traditionele manier van werken in Galilea”, vertelt Imke Halpern. „Door op de wol te slaan verwijder je het grofste vuil.”

Halpern (72) woont in Kadita, een klein dorpje in het noorden van Israël, vlak bij de grens met Libanon. Haar houten woning kijkt uit over een groene vallei vol oude, stenige terrassen met honderden olijfbomen. De bomen hebben dikke stammen, vele tientallen jaren oud. Op haar veranda, in een aangename warme mediterrane winterzon, vertelt Halpern over haar missie: de oude Galilese traditie van wolverwerking nieuw leven inblazen.

Het verwerken van wol is typisch handarbeid. In de grote tuin van Halpern staan zakken –met elk een inhoud van een kuub– volgepropt met wol. Er staan plastic badkuipen waarin de wol wordt gewassen of geverfd, op houten stellages wordt de wol gedroogd. Ook het kaarden, kammen en spinnen gebeurt handmatig. De van oorsprong Duitse Halpern –die in de jaren zeventig in Amsterdam een Israëliër ontmoette en zich met hem in Galilea vestigde– vertelt enthousiast over het werk waar ze bijna tien jaar geleden mee begon.

Safed

Zij hoorde dat de meeste wol in Israël op vuilstortplaatsen terechtkomt. „Sinds de jaren 70 wordt de wol van de schapen nauwelijks gebruikt. Het gaat de boeren om het vlees. Toch moeten de schapen elk jaar geschoren worden.” Halpern vond bij verschillende boerderijen inderdaad grote hopen afgedankte wol. „Zelfs uitstekende wol van merinoschapen. Ik kon het nauwelijks geloven.” Ze mocht het allemaal gratis meenemen. Terug in Kadita, met een bestelbus vol wol, realiseerde ze zich dat ze niet wist wat ze met de wol aanmoest.

Halpern verdiepte zich in de oude woltraditie in Galilea. In de zestiende eeuw ontwikkelde het plaatsje Safed zich, dankzij Joodse migranten uit Spanje en Portugal, tot een belangrijk centrum voor wolproductie. Ze sprak met mensen die de oude wolverwerkingstechnieken in dit deel van Israël nog kenden. Zoals bijvoorbeeld de manier van spinnen door de bedoeïenen. Die gebruiken geen wiel maar een eenvoudige spintol. Halpern demonstreert het en haakt het begin van een pluk gekamde wol aan een tol en laat het houten gereedschap in de lucht ronddraaien, waardoor de tol met behulp van de zwaartekracht de pluizige gekamde wol tot een strakke draad draait. „Als je lang oefent, gaat het sneller dan met een wiel”, lacht Halpern.

Nooit meer kunststof

De benedenverdieping van haar woning bouwde Halpern om tot werkplaats en ze breidde haar wolproject uit tot workshop en ontmoetingsplaats. Een stichting uit Duitsland schonk haar spinnewielen, een handkaardmolen en kammen. „Van het Nederlandse merk Louët, de beste die er zijn.”

Het wolproject ”Vrouwen in de tuin” biedt vrouwen uit de omgeving een creatieve ontmoetingsplek. „We ontmoeten elkaar wekelijks om aan wolproducten te werken. De vrouwen nemen hun kinderen of kleinkinderen mee”, vertelt Halpern. Zo ontstaan er wollen dekens, tapijten, gevilte mutsen, jasjes, sokken en truien. „Voor onszelf en voor onze families.” Halpern pakt een wollen babyjasje uit een kast. „Hier, voel de warmte van dit jasje. Dan trek je je baby nooit meer kunststof kleding aan.”

Halperns wolworkshop, indertijd begonnen met een handjevol mensen, krijgt steeds meer bekendheid en aanloop. Ze geeft daarnaast les op streekmarkten en had laatst een delegatie docenten van een antroposofische basisschool uit Tel Aviv op bezoek. „Die gaan nu met onze wol in hun klassen werken.” Een groep meisjes van een orthodox-Joodse middelbare school uit de buurt werkt er mee voor een schoolproject.

Ook de regionale overheid toont belangstelling voor het project en binnenkort geeft Halpern de eerste workshop in het streekziekenhuis. „Ik denk dat de tijd rijp is om ook te proberen Arabische vrouwen en kinderen bij het project te betrekken. De kennis van wolverwerking bij de oude vrouwen in de Arabische dorpen in Galilea dreigt langzaam verloren te gaan.”

Niet te koop

Een van de trouwe bezoekers van de workshop is Carmit Achi-Shachar. „Ik denk dat we iets heel belangrijks verloren hebben in onze moderne westerse maatschappij,” zegt ze. „Ons leven is comfortabel, we kunnen kopen wat we willen. Maar we zijn grotendeels vergeten hoe het is om iets te maken. Dat is een groter verlies, dan we ons realiseren. Als je een muts voor je kind maakt van wol die je zelf hebt gewassen, gekaard, geverfd en gevilt, een muts die je ook nog eens zelf hebt ontworpen, dan geef je die muts ook jouw warmte en energie mee. In dat proces verbind je je hart met je handen en je geest. Zoeken we dat allemaal niet een beetje? En je kunt het niet kopen.”

Bovendien, zegt Achi-Shachar, werken de vrouwen in Kadita gezamenlijk. „Dat is ook iets wat ongewoon dreigt te worden. Het samen zijn, samen werken en praten, het is zo belangrijk. Kleine projecten zoals het wolproject dragen daaraan bij. En iedereen kan het, zo’n kleine gemeenschap creëren.”

Naast Achi-Shachar pluist Milka Loria de laatste strootjes uit een stapel wol. Haar één jaar oude zoontje Be’eri is op de berg gekropen en graaft er een flinke kuil in, waar hij vervolgens kraaiend in gaat liggen. „Ik ervaar dit als een plek waar ik volkomen geaccepteerd word als moeder met kind. Op veel plaatsen in de maatschappij wordt een kind als lastig ervaren. Dat voel je, als moeder. Hier is dat niet zo. Hier kan ik werken, in het bijzijn van en soms samen met mijn kinderen. Dat voelt als een verademing.”

Verfspecialist

Loria is de verfspecialist in de werkplaats. Zij weet veel over de verschillende natuurlijke pigmenten waarmee de vrouwen de wol verven. Verse schillen van pecan- of walnoten bijvoorbeeld voor een diepbruine tint, mosterdbloemen voor felgeel, rijpe moerbeibessen voor blauw. „Het komt allemaal hier uit de vallei.”

Nadat Halpern een blik op de baby van Milka Loria heeft geworpen, wijst ze op het belang van de kinderen. „Als je die nu gevoel voor wol meegeeft, vergeten ze het nooit meer. Kinderen zijn er van nature dol op. Elk kind reageert blij als je het een pluk wol in de hand drukt. De behoefte aan warmte, die zit volgens mij heel diep in de mens.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer