De vergeten kinderen van de VOC
De VOC dreef handel in Azië vanaf 1602 tot ongeveer 1800. Twee eeuwen is lang. Lang genoeg voor de geboorte van duizenden inheemse nakomelingen van VOC’ers. Geert Snoeijer zocht en vond ze terug op drie continenten. Zijn dertig portretten zijn nu gelijktijdig te zien in Hoorn, Jakarta, Bloemfontein en Perth.
Indringend kijken ze de bezoeker aan, de meer dan levensgrote portretten van prachtige, markante koppen. Jong en oud, blank en lichtbruin, of iets donkerder. Sommigen waakzaam, strak, op hun hoede, anderen berustend of trots. De achternamen maken meteen duidelijk dat deze mensen geen ‘gewone’ Indonesiërs, Australische Aboriginals of Zuid-Afrikanen zijn. En dat de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, ’s werelds eerste multinational, niet alleen het zaad van de handel zaaide. De zeelieden en soldaten van de VOC verwekten op verre buitenposten talloze nakomelingen; de vaders lieten hun kinderen achter. „Wat betreft de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering voor de etnische Nederlanders op Kisar”, zegt Thomas Joachim Belder, met doorborende blik, „daar hopen we nog steeds op. Dus, ik bedoel, meneer, niemand zou aanleiding moeten hebben om te denken dat we hier alleen maar geboren zijn en gedumpt, zonder dat de Nederlanders zich om ons bekommerden…” Daarin klinkt een verwijt: die aanleiding is er nu dus wel.
Joostensz en Wouthuysen
Kisar is een Zuid-Moluks eilandje. Geïsoleerd, op 81 kilometer van de zeegrens tussen Indonesië en Oost-Timor. Vijf dagen varen, of vier uur vliegen. Bergen rondom, langs de kusten, verbergen het binnenland, zodat dit eilandje uitgestorven lijkt. Niets is minder waar. Hier wonen nazaten van acht door de VOC geplante families met namen als Joostensz, Belder, Wouthuysen, Bakker en Lerrick. Nazaten van de forten Vollenhoven en Delftshaven. Toen de bescherming van Nederland wegviel, zijn ze verarmd en tot slavernij gedwongen.
In 1920 ontfermde Nederland zich nog één keer over hen, dankzij werk van het Nederlandsch Zendings Genootschap en de Duitse fysisch antropoloog Ernst Rodenwaldt. Zijn boek Die Mestizen auf Kisar is nu een soort van familiebijbel in veel gezinnen.
Den Haag stelde nota bene een ”wijkmeester” aan om deze groep te helpen en te vernederlandsen. De mestiezen kennen geen Nederlands meer, maar hun namen, gevoelens, geheugen, zelfbeeld en gelaatstrekken spreken boekdelen. Hun gezichten zeggen: ”U had ons niet moeten vergeten.”
En dan zijn er de blonde Aboriginals. Zij komen voort uit schipbreuken van VOC-schepen, voor specerijen onderweg naar het gebied waar Kisar ligt (Banda, Molukken). Australië verscheen pas op de kaarten nadat Dirk Hartog er met de Eendracht op 25 oktober 1616 aan land was gegaan. De navigatie was nog niet perfect. In 1617 gaf de VOC opdracht, vanaf Kaap de Goede Hoop duizend Nederlandse mijlen (7400 kilometer) oost te zeilen en dan pas noord te gaan. Te ver doorvaren kostte nog veel levens. Zo’n tweehonderd opvarenden spoelden levend in Australië aan. Drie subgroepen van het Yamaji Volk claimen afstamming van Zuytdorp-matrozen (schipbreuk in 1712). De Nanda, Wadjarri en Malgana krijgen al eeuwen soms een blond, rossig of sproetig kind. Of een bruine baby met blauwe ogen. De negentiende eeuw gonst van geruchten over blanke Aboriginals. De Perth Gazette meldt in 1833 het opduiken van zo’n man, met zijn zonen, van wie er een ‘Willim’ heet. In de jaren 1830-1865 schreef deze krant over lange Aboriginals. Een sterke hint van verwantschap tussen hen en VOC’ers is dat menige westkustbewoner polydatylie heeft: een vinger of teen te veel.
Dat hoort bij het Ellis van Creveld-syndroom, een zeldzame ziekte die vaker dan gemiddeld voorkomt in Mennonietengemeenschappen. Is dat ”the missing link”? De VOC ronselde vaak bemanningen en kooplieden onder de wederdopers. En zij deden volop mee in de handel, in Amsterdam, Harlingen en Franeker. Het wachten is nu op nader genetisch onderzoek.
Landrechten bewijzen
Vlak voor 1900 begon de Australische regering ”halfbloeden” uit gezinnen te roven. Die racistische politiek frustreert het claimen van afstamming. Behalve erkenning en menselijkheid staat er nóg iets op het spel: Aboriginals willen hun oude landrechten aantonen. De exacte strandingsdata van de Zuytdorp (1712), de Batavia (1629) en de Vergulde Draeck (1656) bewijzen –via de geboorte van blonde kinderen– dat zij daar dus toen al woonden. Wie had dat gedacht: historische gerechtigheid via de VOC-archieven! Dat mag wel een keer, na eeuwen winstbejag. Toen de VPRO in 2009 de reis van Charles Darwins onderzoeksschip de ”Beagle” uit 1820 nadeed, is bij hen DNA afgenomen. De VPRO bevestigde wel hun VOC-afstamming, maar het bewijs kregen ze er in 2009 niet bij. Dat moet dus nog een keer.
Elke groep van onze verre VOC-neven kleurt de identiteit anders in. De tweede tussenstop van deze specerijenschepen (na de Kaapverdische Eilanden) was Kaap de Goede Hoop. Hier, op de Kaap en in het achterland van de Kaap, gingen de Nama en Basters hoeden dragen, toen ze zagen dat Jan van Riebeeck en zijn mannen dat deden. En die hoeden dragen zij nu nog. Deze mensen waren te donker onder de apartheid en zijn nu te licht voor het ANC: ”Ons leg aan die agterspeen”. Nama, Griqua en Koranna zijn minder bekend, de Basters van Rehoboth in Namibië wat meer. Zij beschouwen zichzelf als een volk, koesteren het Afrikaans en hun klederdracht. ”Ek is Baster, en ek is baie trots omdat ek’n Baster is. Baster word met ’n hoofletter B geskryf en die ander baster word met ’n klein letter b geskryf.”
Mede n.a.v. de expositie ”Vêrlander” die tot en met 12 maart is te zien in het Westfries Museum te Hoorn.
www.wfm.nl
Verder lezen
Na het zien van deze bijzondere foto’s hoop je dat Geert Snoeijer doorzoekt, samen met zijn medespeurders Nonja Peters (universitair onderzoekster in Australië) en Bart de Graaff, die een non-fictie reisboek schreef over Basters en andere VOC-nazaten van de Kaap.
Zelf verder lezen? Dat kan, want er is nog veel meer verre familie in de tropen. Enkele tips.
Michael Ondaatje schreef over zijn Dutch Burgher-afstamming op Ceylon (zijn naam, bekend van de film The English Patient, duidt al op VOC-activiteit: een ”ondaadje”). De Italiaan Ricardo Orizio schreef ”Vergeten blanke stammen” (2000). ND-correspondent Wilma van der Maten publiceerde in 2016 ”Vergeten door het vaderland, over onderdanen die Nederland ten onrechte weigerde te repatriëren, zodat zij nu een kommervolle oude dag slijten in Indonesië.”
Zie ook boeken over landverhuizers naar Brazilië en Suriname, zoals Boeroes (2016) van Karin Sitalsing. De laatste koloniale geboortegolf is veroorzaakt door velen van de 135.000 Nederlandse dienstplichtigen en beroepsmilitairen in Indonesië (1945-1949). Over de duizenden door hen verwekte en vaak vergeten kinderen schreven Stef Scagliola en Annegriet Wietsma ”Liefde in tijden van oorlog” (2013).
Historie
”Forgotten children of the VOC”, Nonja Peters en Geert Snoeijer; uitg. Vêrlander Publishing, Amsterdam, 2016; 130 blz.; € 40,-;
”Ik, Yzerbek”, Bart de Graaff; uitg. Scriptum, Schiedam, 2016; ISBN 97 894 6319 031 2; 158 blz. € 16,95.