Psalmbord: zichtbare getuige van zingende gemeente
Psalmborden in de kerkruimte: zolang ze een functie hebben, zijn ze handig. Maar als er een beamer komt, kun je ze met een gerust hart bij het grofvuil zetten. Daar denkt drs. Marco Blokhuis anders over.
Psalm- en liedborden worden bedreigd, stelt de erfgoedspecialist bij Museum Catharijneconvent in Utrecht. Vooral de komst van de beamer maakt de aankondigingsborden overbodig. In nogal wat kerken verdwijnen ze dan ook uit het interieur.
Dat is op z’n minst jammer, vindt Blokhuis (60). Sterker, er gaat wat verloren. „Liedborden zijn de stille getuigen van de gemeentezang die tijdens de dienst heeft geklonken”, schreef hij in het decembernummer van Kerkbeheer, het blad van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB) binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). En: „Met andere voorwerpen die zich in de kerk bevinden, nodigen de borden uit om het verhaal van de kerk te vertellen. Daar kan geen beamer tegenop.”
Hondenzweep
Blokhuis kan het weten. Hij werkte tot 2012 bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN), waar hij betrokken was bij het inventariseren, waarderen en selecteren van het erfgoed in kerken en kloosters. In 2012 werd de stichting opgeheven en werd de taak van de SKKN ondergebracht bij Museum Catharijneconvent. Blokhuis verhuisde mee.
Zodoende komt de kunsthistoricus al jaren in allerlei oude kerken om het erfgoed te inventariseren en te onderzoeken. Dan gaat het om beeldbepalende zaken zoals de preekstoel, het orgel, de herenbank en het koorhek. Maar net zo goed horen het avondmaalsgerei, de kanselbijbel, de doopbekkens en een zerkenlichter of hondenzweep tot het kunst- en cultuurbezit van een kerk. En ook de psalm- of aankondigingsborden.
Bij een reorganisatie van de kerkruimte is nogal eens het doophek rond de preekstoel het „kind van de rekening”, zegt Blokhuis. „Voor kerkbeheerders staat het vaak alleen maar in de weg. Wat moet je ermee?” Maar ook voor de psalmborden geldt zoiets. Wie ziet de waarde ervan in? „Ze vormen een ondergeschoven kindje”, aldus de erfgoedspecialist (zie ”Ondergeschoven kindje”).
Voorbereiding
Psalmborden zijn waarschijnlijk een novum van de Reformatie. Het zogenoemde Convent van Wezel uit 1568 schrijft voor dat er in de kerken „bordekens” moeten worden opgehangen waarop de te zingen psalmen staan, „opdat die wil te voren overdenke ’t gene men zingen zal.” Voorbereiding op het zingen dus.
Nu zijn er uit de 16e eeuw geen borden overgeleverd. Wel uit de 17e en de 18e eeuw. En dat zijn allemaal kleine borden: er is ruimte voor een enkele psalm. Zoals het bord in de kerk van Goudriaan (afbeelding 1). Naarmate de tijd verstrijkt, neemt het aantal regels echter toe. Op het 19e-eeuwse bord in de Oude Kerk van Amsterdam kan een koster heel wat psalmen en gezangen kwijt (afbeelding 2).
De psalmborden vertellen ook het verhaal van eeuwen kerkzang. Een klein bord als in Goudriaan kan volgens Blokhuis wijzen op het gebruik om alle psalmen op volgorde te zingen. Als het eerste vers bekend was, wist de gemeente genoeg.
Ook de aanduiding ”Pause”, zoals op de borden in Enkhuizen (afbeelding 3) en Strijen (afbeelding 4), laat zien hoe er vroeger gezongen werd: lange psalmen waren in ”pausen” (perikopen) verdeeld. Werd de eerste ”pause” van een psalm aangegeven, dan wist iedereen om welke coupletten van de betreffende psalm het ging.
Andere borden, zoals dat op de preekstoel in Tull en ’t Waal (afbeelding 5), herinneren aan het gebruik om binnen de liturgie te spreken van een ”voorzang”, een ”middenzang” en een ”nazang”. De middenzang was volgens Blokhuis bedoeld als adempauze in een lange preek.
Gezangenkwestie
De ”gezangenkwestie” is eveneens af te lezen van de borden. Toen de bundel Evangelische Gezangen van 1806 werd ingevoerd, moesten ook de gezangen opgegeven kunnen worden. Op de kuip van de preekstoel in Poortugaal vormen ”Psalm” en ”Gezang” een broederlijk eenheid (afbeelding 6), net als op het bord in Oostwoud (afbeelding 7). De voorkant van het bord in de kerk van Hauwert (Noord-Holland) laat echter duidelijk zien dat ”gezang” van later datum is (afbeelding 8): het bord werd aangepast.
Voor kenners bieden de stijl en de uitvoering van de aankondigingsborden aanknopingspunten voor de datering, aldus Blokhuis. „In grote lijnen volgen de borden kunsthistorisch gezien de stijlgeschiedenis.”
Het bord in Goudriaan heeft bijvoorbeeld een eenvoudige krul, dat in Strijen een simpele boogvorm. In Hauwert is in de cannelures de classicistische ornamentiek te zien. De guirlandes op het bord op de preekstoel in Tull en ’t Waal horen bij de Lodewijk XVI-stijl.
In de Grote Kerk van Edam hangen meerdere borden. De 17e-eeuwse hebben klassieke zuilen en bovenaan een fronton (afbeelding 9). De borden die later gemaakt werden, zijn uitgevoerd in de Lodewijk XIV-stijl (afbeelding 10). Helemaal fraai, in rococostijl, zijn de vier aankondigingsborden in de kerk van Sexbierum (afbeelding 11). Net als in Edam sluiten de borden in Sexbierum qua stijl helemaal aan bij de preekstoel en het doophek.
In Edam werd ook een ingenieus systeem toegepast, zegt Blokhuis. Als je goed kijkt, zie je dat de borden een soort ondiepe kast zijn waarin de nummerbordjes als pagina’s van een boek zijn om te slaan. In de gereformeerde kerk van Andijk waren ze rond 1930 ook vindingrijk. De borden bevinden zich hoog in de orgelbalustrade, onbereikbaar voor de koster. Daar wist de architect echter wat op. De delen van de borden kunnen draaien, zodat de letters en cijfers vanaf het balkon kunnen worden aangebracht (afbeelding 12).
In de 20e eeuw worden de psalmborden zakelijker, aldus Blokhuis. Een ‘wasrekje’ aan de muur of een enkele metalen draad volstaat soms. Hoewel, zegt Blokhuis: „In mijn gemeente, de gereformeerde kerk Postwijck in Baambrugge, was het in de jaren 50 ook de tendens om alles in het interieur te moderniseren en strak en glad uit te voeren. Later kwam men daarop terug. Ook het psalmbord moest weer in oude stijl worden gemaakt.”
Zichtbare getuige
Psalmborden dragen een geschiedenis met zich mee, weet Blokhuis. Niet altijd is die echter terug te halen. Soms is aan de achterkant vermeld wie het bord gemaakt heeft, maar vaak ook niet. Bovendien werden de aankondigingsborden in de loop van de tijd vaak aangepast: er werden latjes aangebracht om meer liederen kwijt te kunnen (zoals in Hauwert), of de borden werden overgeschilderd om in de nieuwe situatie waarin gezangen werden gezongen, dienst te kunnen doen (zoals in Oostwoud).
In sommige gevallen was dat laatste niet nodig. Als het bord, zoals in Sexbierum, in feite een schoolbord is waarop met krijt de liturgie kan worden geschreven, kan het bord in alle tijden dienstdoen.
Blokhuis is enthousiast als hij over zijn vondsten vertelt. Tegelijk is hij realistisch. „Wie ben ik om voor te schrijven dat gemeenten geen beamer mogen aanschaffen? Die betekenen op heel veel punten een aanwinst.” Maar als de psalmborden daarvoor het veld moeten ruimen, ziet hij dat toch als een gemis. „Op maandag heb je een kale muur. De psalmborden zijn juist een zichtbare getuige van het feit dat er gezongen wordt in een kerkgebouw. Daar moeten we zuinig op zijn.”
Ondergeschoven kindje
De psalmborden die zich in kerken bevinden zijn een „ondergeschoven kindje”, stelt Marco Blokhuis. „Als het gaat om een oude preekstoel of een historisch koorhek, beseft iedereen dat je zoiets met zorg moet behandelen. Maar bij psalmborden leeft dat besef minder. Tekenend is dat ik nog nooit een artikel ben tegengekomen over deze borden. Hetzelfde geldt voor de doopbogen, boven de ingang van de dooptuin. Dat is het volgende waar ik over wil schrijven.”
Blokhuis beoogt een stuk bewustwording op gang te brengen. „Mensen weten vaak niet wat de waarde is van zo’n aankondigingsbord. Als ik ergens kom en informatie inwin over het exemplaar dat zich in een kerk bevindt, zie je vaak al dat het gaat leven. Ik hoop dat zo’n verhaal over de waarde en de achtergrond van de psalmborden aanslaat.”
Blokhuis wijst ook op de database ”Kerkcollectie digitaal”. Daaraan ontleent hij veel informatie. Met dit registratieprogramma ondersteunt Museum Catharijneconvent kerkrentmeesters bij het beheer van het roerend erfgoed in hun gebouwen. Iedereen die daartoe gemachtigd is, kan de voorwerpen van zijn kerk zelf invoeren, inclusief beschrijving en foto’s. „Vanaf 1977 heeft de SKKN heel veel geïnventariseerd. Maar het is allemaal in beweging. Kerkengebouwen sluiten, gemeenten gaan samen. Waar blijven al die spullen? Wij kunnen niet alles nalopen. Daarom is het goed als kerkbeheerders zelf meewerken aan het bijhouden en bijwerken van hun eigen inventaris in de database.”
Op zaterdag 18 februari wordt in Brussel bovendien de ”Handleiding voor het opstellen van een kerkinventaris” gepresenteerd. Daarin bieden Museum Catharijneconvent en het Belgische Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) samen een handreiking aan beheerders van protestantse kerken in Nederland en Vlaanderen om het roerend goed te inventariseren. De handleiding is te downloaden via de site van het CRKC.
Zie ook: www.kerkcollectie.catharijneconvent.nl en www.crkc.be