Column: Liederkranz Täferrot
Het is niks voor een column maar biedt voldoende stof voor een roman, wanneer u mij vraagt hoe ik als beiaardier in Täferrot terechtkwam, een pittoresk gehuchtje in het Duitse Schwäbisch Gmünd. Daarvoor moet u terug naar het jaar 1890. Het jaar dat bondskanselier Bismarck vanwege politieke spanningen moest aftreden, dat koning Willem III zonder mannelijke erfgenaam stierf, dat de Amerikaanse Nellie Bly als eerste vrouw in 72 dagen rond de wereld reisde en het jaar dat voor het eerst de elektrische stoel werd gebruikt. Maar dat is allemaal niet van belang voor mijn roman. Want hoe het in de wereld toen ook reilde en zeilde, voor mijn boek geldt als belangrijkste feit dat een aantal mannen uit Täferrot in 1890 besloot wekelijks een avond bij elkaar te komen om met elkaar te zingen. Zo werd de ”Liederkranz Täferrot” opgericht, het zoveelste zangkoor dat zijn eigen geschiedenis zou schrijven. Een doorsneegeschiedenis met hoogtepunten, zoals eerste prijzen bij zangconcoursen, maar helaas ook met dieptepunten, zoals recent nog een nijpend ledentekort. Ja, evenals in Nederland kampen Duitse zangverenigingen met een grote dosis grijze koppies. Niet bevorderlijk voor de zangkwaliteit en ledenaanwas.
Op een koude winterse avond vlak na de Tweede Wereldoorlog reed een Nederlandse vertegenwoordiger in zijn Fordmobiel over de binnenwegen van Schwäbisch Gmünd. Het sneeuwde en het zicht was slecht. Het was de tijd dat men in de auto nog geen navigatiesysteem had. Je kunt het je tegenwoordig gewoon niet meer voorstellen! En ja, u raadt het al: de beste man verdwaalde in berg en dal en kwam tot overmaat van ramp met de auto vast te zitten in de sneeuw. Gelukkig, daar beneden zag hij een klein gehuchtje: een kerkje met wat huizen en dat was het wel zo’n beetje. Alleen in de herberg brandde nog licht. En er klonk muziek: zingende mannenstemmen. Verkleumd van de kou begon hij aan de afdaling. Bij de herberg aangekomen schuifelde hij naar binnen.
Nou, om een lang verhaal kort te maken: op voorwaarde dat de vertegenwoordiger eerst nog even meezong werd hij welwillend door de zangers geholpen. Zingen verbindt! Hij bleef slapen bij de voorzitter. Die had een huwbare dochter. En de vertegenwoordiger had een alleenstaande zoon. Die twee trouwden, vestigden zich in Barneveld en ze leven er nog immer lang en gelukkig.
Nu stelden ze mij als Barnevelder beiaardier de vraag of ik met mijn rijdende carillon wilde spelen bij het jubileumconcert van de ”Liederkranz Täferrot”. Hoe dat zo? Túúrlijk! Wie kan daar nu nee op zeggen? Ik zei het toch: stof voor een roman, niks voor een column.