Sanderman voor HHK-organisten: Veelkleurigheid prima, mits zang er niet onder lijdt
Veelkleurigheid in het spel van organisten? Geen probleem, vindt Dick Sanderman. „Mits de gemeentezang er maar niet onder lijdt.”
Dat betoogde de organist uit Rijssen zaterdag 28 januari tijdens organistendag van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK), die gehouden werd in de Bethelkerk in Lunteren.
„De ene organist is de andere niet”, aldus Sanderman. „En dat is op zich geen probleem. Echter, ondanks verschillen is eenduidigheid wat betreft begeleiding wel van essentieel belang. Er blijft dan nog steeds genoeg ruimte over voor veelkleurigheid, maar dan vooral wat betreft harmonisatie en registratie. Voorwaarde is dat de gemeentezang er niet onder lijdt.”
Ook dr. P. C. Hoek (Hersteld Hervormd Seminarium), die een causerie verzorgt, legt de nadruk op eenduidigheid. „Natuurlijk zijn er verschillen, maar het gaat er vooral om hoe we onderling met deze verschillen omgaan en dat we de aard van de verschillen goed onderscheiden.”
Voor de ruim 200 bezoekers, vooral organisten, kerkenraads- en kerkvoogdijleden, wordt de jaarlijkse dag enigszins anders ingevuld dan dat zij hadden verwacht. Organist Harm Hoeve, de andere spreker tijdens deze dag, moest vanwege ziekte verstek laten gaan. Hoewel zijn inbreng voor de veelkleurigheid in visies wellicht een welkome aanvulling was geweest, wordt er desondanks uitgebreid –en vanuit verschillende perspectieven– ingezoomd op het centrale thema: ”Veelkleurigheid: vriend of vijand?”.
Na de opening door ds. A. A. F. van de Weg (Abbenbroek) zet Sanderman in met een eenvoudig voorspel over Psalm 139 van Worp/Stam, waarna de aanwezigen vers 1 en 14 zingen.
Deze samenzang vormt de opstap naar het centrale thema. Sanderman evalueert en zet meteen de toon: „Er was sprake van een trage inzet aan het begin van de regels. In veel gemeenten waar niet-ritmisch wordt gezongen is men gewend om met zingen later in te zetten dan het orgel. Men wacht op de organist, waardoor niet-ritmische gemeentezang vaak on-ritmisch wordt. Idealiter houd ik de slotnoot drie tellen aan, gevolgd door één tel rust. De precieze verhouding is echter wel afhankelijk van de akoestiek.”
De Rijssense organist benadrukt dat een afstemming tussen de organisten en de gemeente veel oefening vergt. „Zorg in ieder geval dat je als organistenteam én als organisten en kerkenraad op één golflengte zit en dat het ritmische beeld eenduidig is. Dit maakt de inzet voor de gemeente makkelijk. Maak daarnaast op een gemeenteavond afspraken met elkaar over ”actief inzetten”. Dit alles kost tijd, maar schept wel mogelijkheden voor ontwikkeling.”
Aansluitend is het de beurt aan dr. Hoek. Als thema boven zijn betoog schrijft hij: ”Meerstemmig en toch eenparig”. Hiermee sluit hij aan bij Sanderman, maar legt hij het accent nog meer op de manier waarop onderlinge eenduidigheid kan worden bereikt. „Onderlinge verschillen kunnen mooi, maar ook moeilijk zijn. Zo is een verschil in speelstijl prima, mits de uitvoering technisch goed van aard is.”
Verschil in vaardigheid, in tempo, in lengte van voorspelen en in repertoire zijn voor sommige mensen daarentegen volgens dr. Hoek moeilijker te overbruggen. „Waar het vooral om gaat, is hoe we onderling met deze verschillen omgaan.”
Dat kan volgens de docent van het Hersteld Hervormd Seminarium op diverse manieren. „In de eerste plaats adviseer ik dergelijke verschillen te bespreken in een constructief overleg. Wees openhartig en eerlijk naar elkaar. Vertel wat je in het spel van de ander waardeert, maar ook wat voor verbetering vatbaar zou kunnen zijn. In de tweede plaats roep ik op tot dienende gezindheid. Zoek als organisten het goede voor elkaar en versterk elkaar. Moedig de ander aan om te verbeteren. Laten we vooral eensgeestes zijn in de wijze waarop we onze roeping verstaan. Het gaat er toch vooral om dat we Gods eer op het oog hebben en onszelf dienend opstellen.”
Tijdens het afsluitende gedeelte van de dag neemt organist Wouter Schalkoort, lid van de HHK-werkgroep eredienst & organist, plaats achter het Fama & Raadgeverorgel in de Bethelkerk. Hij illustreert op een praktische manier wat er rondom de begeleiding van gemeentezang kan voorvallen, waarna Sanderman zijn visie hierop geeft. Naast onderwerpen als het toontje vooraf, het niveau van de speler en scholing, komt in relatie tot het thema veelkleurigheid vooral het onderwerp registratie aan de orde.
Sanderman stelt onder andere dat registreren niet alleen uit een boekje moet worden geleerd. „Kennis is altijd belangrijk, maar in dit geval moet je het vooral van je gehoor hebben. Daarnaast zijn ook andere factoren bepalend, zoals het te zingen vers, het orgel en het kerkgebouw.”
Het gebruik van de uitkomende stem is volgens Sanderman vooral functioneel om de melodie te benadrukken. „Dit betekent echter niet dat de begeleiding dan automatisch veel zachter moet zijn. Juist die begeleiding fungeert als fundament onder de gemeentezang.”
Wat betreft veelkleurigheid plaatst Sanderman ook een kanttekening: „Tussentijds registreren, tijdens het zingen van het vers, is niet functioneel en leidt bovendien af van je concentratie op het ritme. Als organisten hebben we primair de taak om te begeleiden; niet om geluidseffecten te creëren.”
De aanwezigen zingen samen Psalm 46 vers 1 en 4, waarna ds. Van de Weg de dag besluit.