Van der Steur, minister van spaanders
„Waar gehakt wordt, vallen spaanders en zoals mijn moeder zei: wie geen fouten maakt, maakt meestal niks.” Zo relativeerde Ard van der Steur vorig jaar dat hij al een paar keer excuses had aangeboden omdat er dingen op zijn terrein verkeerd waren gegaan. Ontspannen en met zwier.
Maar sinds hij aantrad als justitieminister vlogen er wel heel erg veel spaanders in de rondte. Het zal hem pijn doen. De VVD’er Van der Steur droomde als kind al van het ministerschap (verklapte zijn zus aan een weekblad) en in maart 2015 was het daar. Ivo Opstelten was niet meer te handhaven in het kabinet-Rutte II en Van der Steur volgde hem maar al te graag op.
Hij leek een verademing, die eerste periode. Begrepen Kamerleden en journalisten vaak weinig meer van de verhandelingen van Opstelten dan dat ze vooral heel erg lang waren, Van der Steur sloeg louter heldere taal uit. Maar hij was al snel te duidelijk. „Onsmakelijk en ongepast”, zei hij voortijdig en onterecht tegen het ANP over een lezing van patholoog-anatoom George Maat over slachtoffers van rampvlucht MH17. Het zou uitmonden in een van de grote rellen uit de ministersloopbaan van Van der Steur.
Bovendien bleef de affaire die Opstelten de kop had gekost ook hemzelf achtervolgen. Van der Steur bleek als Tweede Kamerlid te hebben meegeschreven aan concept-Kamerbrieven van minister Opstelten over de Teevendeal. Een politieke zonde die hem uiteindelijk de kop kostte.
Gerard Adriaan van der Steur, vrolijk en attent, werd op 7 oktober 1969 geboren in Haarlem en het is aan hem te zien dat dat in een een familie van maatkleermakers gebeurde. Hij ontpopte zich al vroeg als een typische VVD’er. Naar eigen zeggen staat hij „voor een klassiek-liberale manier van leven” en is hij „wars van elke betuttelende ideologie”. Hij begon zijn politieke leven in de gemeenteraad van Warmond en later Teylingen.
Als Kamerlid kon Van der Steur gemakkelijk van zich afbijten en uit zijn mond klonk dat altijd beheerst, beschaafd en vaak ook geestig. Ook inhoudelijk liet hij zich niet van de wijs brengen. Hij wist dan ook waar hij het over had. Na zijn rechtenstudie in Leiden was hij advocaat, docent op de universiteit, werd hij ondernemer en zette hij een netwerk van advocaten op. Maar de nieuwe Cornelis Felix van Maanen, die het als minister in de negentiende eeuw liefst 27 jaar uithield op justitie, is hij ondanks de kwinkslagen die Van der Steur daarover maakte niet geworden.