Aanslag op moskee in Karachi: 14 doden
Bij een bomaanslag op een volgepakte sjiitische moskee in de zuidelijke Pakistaanse havenstad Karachi zijn vrijdag veertien mensen om het leven gekomen en meer dan 200 gewond geraakt. Vermoedelijk gaat het om een zelfmoordaanslag.
President Pervez Musharraf veroordeelde de aanslag als een „laffe daad van terrorisme” en liet een onderzoek instellen.
De moskee is gevestigd in een door de overheid geleide koranschool, die aparte moskeeën voor soennieten en sjiieten heeft. De leerlingen hadden, zoals gebruikelijk, vrijdagmiddag vrijaf.
De zware bom ontplofte vlak na het begin van het vrijdaggebed. De meeste slachtoffers waren volwassenen die voor het gebed naar de moskee waren gekomen. Een expert van de politie zei dat er mogelijk sprake was van een zelfmoordaanslag, omdat er geen sporen van een tijd- of radiografische ontsteking zijn gevonden. Bovendien is er geen bomkrater, wat erop zou duiden dat de bom niet op de grond lag, maar mogelijk op een lichaam was gebonden. Verschillende ooggetuigen hebben een man in een zwarte mantel en met een zwarte tulband aangewezen als een mogelijke dader. Hij zat naast de zuil waar de explosieven afgingen.
De Pakistaanse bevolking van 150 miljoen mensen bestaat voor 80 procent uit soennieten en voor bijna 20 procent uit sjiieten. De twee bevolkingsgroepen kunnen over het algemeen goed met elkaar overweg, maar aan beide kanten zijn er radicale groepen die elkaar naar het leven staan. Bij een aanslag in maart op een sjiitische processie in de zuidwestelijke stad Quetta vielen meer dan veertig doden en 150 gewonden.