Buitenland

Opvanghuis in Juba: bij schoten plat op de grond en zingen

De straatkinderen die Cathy Groenendijk in de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba opvangt, hebben allemaal één belangrijke les geleerd. Als er ooit soldaten aan de poort verschijnen met de vraag wie tot welk volk behoort, is het antwoord simpelweg: „We zijn allemaal Zuid-Sudanezen.”

Mark Wallet
25 January 2017 16:30Gewijzigd op 16 November 2020 09:40
Markt in de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba, september vorig jaar. De voedselprijzen zijn de afgelopen maanden enorm gestegen, en voor velen onbetaalbaar geworden.  beeld EPA, Philip Dhil
Markt in de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba, september vorig jaar. De voedselprijzen zijn de afgelopen maanden enorm gestegen, en voor velen onbetaalbaar geworden.  beeld EPA, Philip Dhil

Groenendijk vangt in de stad meer dan honderd kinderen op: vooral meisjes, omdat die het kwetsbaarst zijn. Hun achtergronden zijn divers. Sommigen behoren tot het Dinkavolk van president Salva Kiir, anderen tot het Nuervolk van de gewezen vicepresident Riek Machar. De tegenstellingen tussen beiden zorgen in Zuid-Sudan voor diep wantrouwen en geweld tussen beide volken.

In Juba kwam het zomer vorig jaar tussen heftige botsingen tussen regeringstroepen en milities van Machar. Er vielen honderden doden, onder wie enkele tientallen burgers. Ook hulpverleners waren doelwit van aanvallen en verkrachtingen.

„Nog wekenlang werden er in de straten lichamen gevonden”, zegt Cathy Groenendijk, die recent met haar man Wim op verlof was in Nederland. Het geweld verplaatste zich de afgelopen maanden naar andere delen van Zuid-Sudan. In Juba is het nu redelijk rustig, mede door een avondklok waar strikt de hand aan wordt gehouden.

De keerzijde is dat ook straatkinderen er de dupe van kunnen worden. Zo doodde de politie recent ’s nachts de broer van een van de meisjes uit het tehuis. „Hij was een jaar of 18, een veelbelovende jongen. Tegelijk was hij ook nog geregeld op het verkeerde pad. Tragisch”, zegt Cathy.

Criminaliteit

Het tehuis ligt in een relatief rustige wijk, waar weinig is gevochten. Toch waren de schoten er vaak goed te horen. Cathy: „De kinderen weten wat ze moeten doen in het geval de gevechten en explosies dichtbij komen. We gaan dan plat op de grond liggen. En intussen zingen we christelijke liederen en bidden we. Wat hebben we op zo’n moment anders om op terug te vallen?”

De gevechten mogen in Juba zijn geluwd, de criminaliteit is een groot probleem. „Die neemt sterk toe”, zegt Cathy. „In het tehuis hebben we er ook geregeld mee te maken. Dieven stelen alles: stoelen, banken, tassen.”

Wim: „Het is verklaarbaar. Veel mensen in Juba zijn nu echt arm. Er is sprake van een enorme inflatie, de voedselprijzen zijn sterk gestegen en de salarissen zijn op z’n best gelijk gebleven.” Voor velen is zelfs een pak suiker onbetaalbaar geworden. Voedseltransporten vanuit Uganda moeten door gewapende escortes worden begeleid, wat de prijzen sterk opdrijft.

Wim werkt in Zuid-Sudan voor een Brits onderwijsprogramma, en krijgt in die hoedanigheid ook direct met de economisch nijpende situatie te maken. „We betalen inmiddels een deel van de salarissen van leraren en schooldirecties. Feitelijk nemen we inmiddels dus een primaire taak van de regering over. Maar het gevaar is dat het onderwijs anders stilvalt.”

Organisaties zoals het Wereldvoedselprogramma van de VN zijn er intussen toe overgegaan streng geselecteerde groep mensen contant geld te geven in plaats van voedsel. Ze brengen zo nieuw geld in omloop, wat mogelijk aanjagend kan werken.

Volle kamers

De situatie blijft in alle opzichten gespannen. In 2013, toen het in Juba ook uiterst onrustig was, brachten Cathy en haar medewerkers 25 kinderen over naar het zuidelijker gelegen Yei. Ze werden daar opgevangen door Ierse missionarissen. Recent barstte het geweld echter juist in en om Yei los.

Cathy: „Het leger bezette het kindertehuis in Yei. Duidelijk was dat de meisjes nu zo snel mogelijk weer weg moesten uit Yei.” Zo makkelijk ging dat echter nog niet, onder meer vanwege notabelen die niet wilden erkennen dat de situatie in Yei onveilig was. Op voorspraak van de minister van Veiligheid zelf vlogen de kinderen uiteindelijk weer met zendingsvliegers MAF terug naar Juba. Andere kinderen uit het tehuis zochten een veilig heenkomen in Uganda.

Het betekende wel dat de andere kinderen in het tehuis nog een beetje moesten opschuiven. De populatie was toch al gegroeid doordat sommigen kinderen uit conflictgebieden een veilig heenkomen zochten. Het tehuis telt zeven kamers, met in totaal veertig bedden. Cathy: „Veel kinderen slapen op de vloer. Daarnaast vangen we in een gescheiden deel twintig jongens op.”

Wim: „Het is inderdaad vol. Maar het scheelt dat we in Zuid-Sudan grotendeels buiten leven. De kinderen kunnen buiten spelen.”

Het lukt Cathy vooralnog goed om alle kinderen van eten te voorzien. Er komen van verschillende kanten donaties, zowel van particulieren als van bedrijven en instellingen zoals de Franse en de Japanse ambassade.

Die laatste hebben bijvoorbeeld proviand in huis om in tijden van nood landgenoten te kunnen herbergen en te onderhouden. Als de vervaldatum daarvan in zicht komt, gaat het voedsel nogal eens naar het opvanghuis. Cathy, met een lach: „Zo zitten straatkinderen in Juba soms Japanse vis te eten.”


Opvang voor straatkinderen

Sinds 2007 helpt Cathy Groenendijk met de stichting Confident Children out of Conflict (CCC) straatkinderen uit de Zuid-Sudanese hoofdstad Juba. De kinderen leven zonder bescherming op straat, met gevaar en seksueel geweld. CCC wil een veilige plek voor hen bieden. De Ugandese Cathy is getrouwd met Nederlander Wim Groenendijk. Hij werkt voor een Britse onderwijsorganisatie in Zuid-Sudan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer