„Christelijke school was vaak gezagsgetrouw”
Van wie is de christelijke school eigenlijk? Van ouders, kerken en besturen, of toch ook een beetje van de regering? Dat is al een spanningsveld sinds de overheid het bijzonder onderwijs betaalt, een eeuw en eigenlijk nog langer. „Bij alle protesten waren christelijke scholen toch vaak gezagsgetrouw.”
Twee jaar lang deed dr. W. P. Th. de Jong, geschiedenisdocent aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, onderzoek naar de verhouding tussen het bijzonder onderwijs en de overheid. Het resultaat (”Heer en meester”) –130 bladzijden dik– overhandigt hij op 23 januari aan onderwijsminister Bussemaker. Dat gebeurt tijdens de ”Nationale bijeenkomst onderwijspacificatie 1917-2017” op de Vrije Universiteit in Amsterdam.
In opdracht van de christelijke onderwijsorganisaties Verus, CNV Onderwijs en Unie NZV doorzocht Wim de Jong hun archieven. Tijdens zijn onderzoek naar een eeuw bijzonder onderwijs kwam de historicus meerdere „kantelmomenten” tegen. De financiële gelijkstelling met de openbare scholen, afgesproken in 1917, kreeg zijn beslag in de Lageronderwijswet van 1920.
De vrees dat de betrokkenheid van ouders zou afnemen nu ze de school niet meer hoefden te betalen, werd niet bewaarheid. „De christelijke scholen wortelden in een hechte gemeenschap, al wilden met name de hervormde scholen er ook voor de gehele samenleving zijn. Dat ging niet moeilijk; bijna iedereen was christelijk, hoe vaag soms ook.”
De wet van 1920 had tot gevolg dat de overheid, in ruil voor geld en groei, veel te zeggen kreeg over het onderwijs. „Daar lag geen tegenstelling”, zegt De Jong. „Veel bewindslieden waren zelf op protestants-christelijke scholen opgeleid. Toch heeft de vraag hoe de verhouding is tussen overheidsinbreng en de zelfstandigheid van de school al die honderd jaren voor spanning gezorgd. De scholen wilden zo zelfstandig mogelijk zijn, maar tegelijk waren ze heel gezagsgetrouw.”
Mammoetwet
Dat bleek ook wel toen ze begin jaren 60 te hoop liepen tegen de Mammoetwet. „Die werd gezien als het einde van de vrijheid van onderwijs. Velen hadden de indruk dat het christelijk onderwijs baat had bij kleinschaligheid. Er werd een enorme manifestatie in het Concertgebouw georganiseerd, in een melodramatische sfeer, met massale samenzang onder orgelbegeleiding van Piet van Egmond. Minister Cals, zelf aanwezig, werd er neergezet als sloper van het bijzonder onderwijs. Hij bleef er laconiek onder. Hij wilde alleen maar een minder chaotisch onderwijsstelsel. Toen dat er toch kwam, legde het christelijk onderwijs zich er vrij gemakkelijk bij neer.”
De Jong noemt het „het laatste grote symbolische moment” waarop het christelijk onderwijs zich tegen al te grote overheidsbemoeienis teweerstelde.
Vervaagd
Meer dan de Mammoetwet was de schaalvergroting en verzakelijking in de jaren 80 en 90 een bedreiging voor de gemeenschap van waaruit de christelijke school ontstond, stelt de Nijmeegse historicus. Door het marktdenken van schoolbestuurders die zich steeds meer als maatschappelijke ondernemers opstelden, drong zich volgens De Jong opnieuw de vraag op van wie de christelijke school nu eigenlijk was en hoe de religieuze identiteit functioneerde. „Docenten probeerden er nog wat van te maken, maar de organisatie werkte niet altijd mee.”
Tegelijk ging de secularisatie door. „De basis van het christelijk onderwijs lag steeds meer in het persoonlijk geloof van de leraren. De identiteit van een school vervaagt vanzelf als 90 procent van docenten én leerlingen een niet-christelijke achtergrond heeft. Dat is de nieuwe realiteit. Niet iedereen wilde dat gemakkelijk toegeven. Het leidde tot wat verkrampte reacties: we zijn een bijzondere school, dus we moeten een identiteit hebben.”
Richtingsbegrip
De huidige situatie vertoont volgens de auteur tegenpolen. „Door ontwikkelingen zoals de lumpsumfinanciering hebben scholen meer vrijheid gekregen, terwijl de overheid tegelijk meer inbreng in de inhoud van het onderwijs wil. Veel christelijke scholen onderscheiden zich niet zozeer door een eigen pedagogiek, maar door een eigen sfeer met de Bijbel. En ze leggen zich opvallend gemakkelijk bij de wensen van de overheid neer. Een beetje mokkend, maar tot burgerlijke ongehoorzaamheid komt het niet.”
De Jong verbaast zich over het verzet van het bijzonder onderwijs tegen het loslaten van het richtingsbegrip bij de stichting van nieuwe scholen. Dat plan van staatssecretaris Dekker is geen bedreiging, maar een verruiming van de vrijheid van onderwijs, vindt hij. „Het bijzonder onderwijs is een gevestigde macht. Wil die zijn vrijheid delen met nieuwelingen die hetzelfde willen als de christelijke scholen, toen die zich aan het ‘invechten’ waren, honderd jaar geleden? Het argument dat het plan een bedreiging betekent voor bijzondere scholen in gebieden met bevolkingskrimp, omdat ze daar het minimumaantal leerlingen niet halen, komt overeen met de bezwaren van de tegenstanders van de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, een eeuw geleden.”
Een bijzondere school kan alleen een levendige gemeenschap met een duidelijke identiteit zijn als hij door een groep uit de samenleving wordt gedragen, concludeert de onderzoeker. „Met die betrokkenheid staat of valt de eigenheid van een christelijke school.”
>>rd.nl/onderwijsvrijheid
Na honderd jaar
Een eeuw geleden kwam er een eind aan de schoolstrijd. Voortaan had het bijzonder onderwijs gelijke rechten als de openbare scholen. Dat wordt dit jaar herdacht.
lIn het auditorium van de Vrije Universiteit in Amsterdam heeft op 23 januari de ”Nationale bijeenkomst onderwijspacificatie 1917-2017” plaats. Daar spreken prof. dr. G. Harinck, onderwijsminister dr. M. Bussemaker, dr. R. Toes, drs. R. J. Rijnbende en dr. W. Kuiper.
Oud-ministers en -staatssecretarissen van Onderwijs –Van Bijsterveldt, Deetman, Hermans, Van der Hoeven, Van Kemenade en Netelenbos– belichten tijdens de formumdiscussie hoe de vrijheid van onderwijs onder hun bewind vorm kreeg.
l De reformatorische scholenorganisatie VGS koos ”100 jaar onderwijsvrijheid: een geschenk!” als thema van het jaarlijkse Vianencongres op 27 januari. Dr. J. Exalto spreekt ’s morgens over de historie, prof. dr. J. C. Kennedy over de toekomst.
Tijdens de middagbijeenkomst is er een discussie met staatssecretaris drs. S. Dekker en twee hoogleraren onderwijsrecht: prof. mr. dr. P. W. A. Huisman, lid van de Onderwijsraad, en prof. mr. dr. B. P. Vermeulen, lid van de Raad van State.
Als voorzitter van de Werkgroep Vrijheid van Onderwijs 1917/2017 presenteert RD-hoofdredacteur W. B. Kranendonk de activiteiten tijdens het jubileumjaar.
vrijheidvanonderwijs.nl >>vgs.nl >>hdc.vu.nl
Na honderd jaar
Heer en meester. Vrijheid van onderwijs 1917-2017, Wim de Jong; uitg. Verus, Woerden, 2017; ISBN 978 90 7072 494 8; 130 blz.; € 19,95.