Meditatie: Jezus alles; ik niets
Johannes 3:30
„Hij moet wassen, maar ik minder worden.”
Alle vermeerdering in genade is een afname en vermindering in zichzelf. Hoe meer de ziel in Christus de wasdom verkrijgt, des te ellendiger, armer, blinder, krachtelozer en onwaardiger zij dan in haar eigen ogen wordt. Daarom zijn de heiligste en sterkste christenen ook altijd de nederigste christenen, omdat zij bevindelijk geleerd hebben dat ieder straaltje geestelijk licht en ieder greintje waarachtig geloof, in aanwas en toename, Gods zuivere gave en genadewerk in de ziel is, zoals God eenieder de mate des geloofs gedeeld heeft door de genade die ons gegeven is (Romeinen 12:3). Ieder die nog smartelijk blijft treuren en zuchten over het droevige overblijfsel van het juk van de satan en van het ongeloof dat nog blijft liggen op het kinnebak van zijn ziel, moet onder een zorgvuldig betrachten van de ingestelde Evangeliemiddelen dagelijks naar de Heere uitzien en lijdzaam en ootmoedig blijven wachten op de invloeden van Zijn Geest en met zijn hart rusten op de beloften Gods en zich ernstig wachten voor zijn verdorvenheid. Laat door ons veel in het geloof bij Christus gesmeekt worden om vermeerdering van ons geloof en laten wij het werk maar helemaal in Zijn handen geven en Hem toevertrouwen, dan zal Hij het maken. O, laat Jezus maar voor ons geloof en voor onze zaligheid zorgen, dat is zeer zeker de beste weg.
_Theodorus van der Groe,
predikant te Kralingen
(”Het juk afgenomen”, 2003)_