Rechter moet zich buigen over belastingdruk eenverdiener
Na een jaar rechterlijke rust buigt het Gerechtshof Den Bosch zich vrijdag in hoger beroep over de netelige vraag of de staat eenverdieners wel of niet fiscaal mag afknijpen.
Hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen, die de rechtszaak voert namens een kostwinnerspaar uit Landgraaf, hoopt dat de rechter dit keer wél tot een principieel oordeel komt. Tot zijn teleurstelling kwam de Bredase rechtbank in 2015 niet veel verder dan de constatering dat de hoge belastingdruk voor eenverdieners nu eenmaal het gevolg is van het belastingstelsel.
Ondertussen groeit de kloof tussen kostwinners en tweeverdieners door. Zo betaalt een eenverdiener over een inkomen van 40.000 euro nu al tot bijna zes keer zoveel belasting als een tweeverdienersgezin waarin beide partners samen 40.000 euro verdienen. Ter vergelijking: in 2013 betaalde de eenverdiener nog ‘slechts’ twee keer zoveel. Het verschil loopt de komende jaren bovendien verder op door de afbouw van de algemene heffingskorting voor partners die geen betaald werk verrichten.
Die stapsgewijze afbouw, die in 2009 in gang is gezet, is Teunissen een doorn in het oog. De heffingskorting is immers de vervanger van de belastingvrije voet; bedoeld om geen belasting te heffen over dát deel van het inkomen dat nodig is om in de eerste levensbehoeften te kunnen voorzien. Teunissen: „Net zoals een brug eerst zijn eigen gewicht moet kunnen dragen vóór hij het gewicht van anderen dragen kan, dient in een fatsoenlijke rechtsstaat belastingheffing pas te beginnen vanaf het punt waarbij mensen in hun bestaansminimum kunnen voorzien. Anders ontneem je iemand wat nodig is om te kunnen leven. Welk beschaafd mens, welke rechter, kan tot het oordeel komen dat zóiets geoorloofd is?”
Dat de algemene heffingskorting vandaag de dag als “aanrechtsubsidie” door het leven gaat, noemt de professor onbegrijpelijk. „Sowieso al omdat de heffingskorting geen cadeautje is dat ook weer mag worden afgeschaft, maar éigen inkomen betreft. De heffingskorting wordt immers bekostigd uit de belasting over het inkomen van de andere partner.” De échte subsidies in het belastingstelsel zijn volgens Teunissen juist de arbeidskorting en de combinatiekorting. „Die belastingvoordelen zijn absurde participatieprikkels geworden.”
Door huishoudens die vóór belastingheffing nog eenzelfde draagkracht hadden totaal verschillend te belasten, creëert de overheid welbewust draagkrachtverschillen tussen huishoudens, stelt hij. „En dat puur omdat de benadeelde huishoudens hun levens niet inrichten op de wijze die de staat het meest wenselijk acht: namelijk dat beide partners 50 procent van het huishoudinkomen verdienen. Alsof we allemaal in dienst zijn van de staat en door hem worden betaald! Het is confiscatie van inkomen door een overheid die stukjes teruggeeft aan hen die bereid zijn te knielen, door haar voorwaarden te aanvaarden.”
Ironisch, noemt Teunissen het, dat vooral politici die zich ‘liberaal’ noemen, pleitbezorger zijn van deze individualisering van het belastingstelsel, bedoeld om emancipatie en economische zelfstandigheid te bevorderen via betaalde arbeidsparticipatie. „Maar dit zijn natuurlijk gewoon nepliberalen, want het is lijnrecht in tegenspraak met échte liberale uitgangspunten zoals de vrijheid van burgers om zélf te kunnen bepalen hoe zij hun leven inrichten.” Voor sommige mensen is de zorg voor hun kinderen of het huishouden namelijk een principiële keuze, stelt de hoogleraar. „En regelmatig ís er zelfs geen keuze. Bijvoorbeeld als er geen werk kan worden gevonden, of als eenverdieners vanwege een handicap of ziekte nooit tweeverdieners kunnen worden.”
Dat „de duur betaalde belastingadviseurs en -lobbyisten van de PWC’s en KPMG’s van deze wereld” zich niet druk maken om eenverdieners, wil volgens de hoogleraar niet zeggen dat ze niet relevant zijn. „Anderhalve maand geleden is er een bekende, blonde politicus door de rechtbank veroordeeld wegens uitsluiting van een groep mensen. Maar hier is óók sprake van uitsluiting van een groep mensen. Niet op grond van ras of nationaliteit, maar omdat ze geen betaalde arbeid kunnen of willen verrichten. Daarmee verneder en ontmenselijk je deze burgers.”
Voor een dergelijke „aantasting van mensenrechten” is volgens Teunissen geen enkele rechtvaardigingsgrond denkbaar. „Het past de staat niet om de door mensen binnen hun private sfeer gemaakte keuzen als ‘nuttig’ of ‘minder nuttig’ te beoordelen en aan die keuzes zelfs dwangmaatregelen te verbinden. Want natúúrlijk is er sprake van arbeidsdwang als de staat bepaalde mensen, door hun belastingdruk op te voeren, financieel afknijpt om ze aan de betaalde arbeid te krijgen.”
Lees meer achtergronden over dit onderwerp in het thema Eenverdieners.