„Kern van mijn boodschap bleef gelijk”
De directeur van de hbs zag het nog niet zo voor zich: „Jij, een echte bèta, theologie studeren, dominee worden?” De jonge Marius Bakker kon het alleen maar bevestigen. „Ja, dat is mijn roeping, dáár wil God mij hebben. En als Hij het wil, zal Hij me er ook de gaven voor geven.” Morgen staat hij veertig jaar in het ambt.
Al van jongs af aan was er „de begeerte om het Evangelie te verkondigen”, zegt ds. E. M. Bakker, emeritus predikant te Bodegraven. „Om Christus voor te stellen in de prediking. In -ik weet het en onderstreep het- een zieke Hervormde Kerk.”
Hij pakt er een boekje bij met een schat aan gegevens over zijn voorgeslacht. „Mijn vader was hervormd predikant. Mijn grootvader, N. C. Bakker, ook. Volop zelfs: hij heeft wel dertien gemeenten gehad. En mijn overgrootvader, N. Bakker, was evangelist in de Nederlandse Hervormde Kerk.”
De laatste leefde van 1825-1902. Een tijdperk waarin ook de Doleantie plaatshad. Ds. Bakker: „Mijn overgrootvader was aangesloten bij de vereniging ”Vrienden der waarheid” in Zuid-Holland. Hij kwam voor min of meer dezelfde problemen te staan als wij nu. Bij de Doleantie verlieten al zijn collega’s van ”Vrienden der waarheid” de Hervormde Kerk. Mijn overgrootvader niet. Hij kón de zieke Hervormde Kerk niet verlaten. Hij bleef. Met als gevolg dat hij brodeloos werd. Maar in de plaatsen waar hij vanaf die tijd als evangelist voorging -Ameide, Ouddorp, Sommelsdijk en nog een aantal andere- zijn later allemaal gereformeerdebondsgemeenten ontstaan. Zijn werk werd, dankzij Gods genade, gezegend. Na al die jaren zie ik dat hij toen de goede keuze heeft gemaakt.”
Het vormt voor de 66-jarige emeritus predikant een van de redenen waarom hij „in de Hervormde Kerk blijft. Ik ben een groot tegenstander van het hele fusieproces geweest. De vereniging is ons van bovenaf opgedrongen. Zó kan er geen zegen op rusten. Maar ik heb op 12 december meteen gezegd: Ik blijf in de PKN dienen, zolang ik er kan preken op grond van Schrift en belijdenis. In een kerkscheuring zie ik geen heil. Wat dat betreft, vind ik het ook zo’n verdrietige zaak dat nu juist het gereformeerde deel binnen de Hervormde Kerk splitst. Er gaan mensen weg die ik er zo heel graag had bijgehouden. We hebben dezelfde argumenten om tegen de PKN te zijn, en toch gaan we uit elkaar. Ik denk dat er maar één is die hierover lacht: de satan.”
Zeven gemeenten diende ds. Bakker. In Tholen, zijn eerste, hield hij zondag een jubileumpreek. Over Psalm 138 vers 8: „De Heere zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, Heere! is in eeuwigheid; en laat niet varen de werken Uwer handen.” „De Heere moet het in mijn leven voleinden”, zegt hij. „Hij, de trouwe Verbondsgod, heeft me nooit laten staan. Dat geldt ook voor Gods kerk. Zijn goedertierenheid is zo groot. Zeker, er is veel benauwdheid. Maar ik heb zondag ook gezegd: Zijn we al eens ontdekt aan dé oorzaak van die benauwdheid: dat we bij God zijn weggelopen?”
Tholen - het was er „niet allemaal pais en vree”, aldus ds. Bakker. Toch had hij er „een goede tijd. Ook als het ging om de samenwerking met collega’s van andere kerken. Ik weet nog wel dat mijn gereformeerde collega, die rechtzinnig was, me toen hij wegging belde met de vraag of ik, als er ernstig zieken in het ziekenhuis zouden zijn, die dan wilde bezoeken.”
In Rijssen had ds. Bakker eveneens goede contacten met predikanten van andere denominaties. „Ik zei wel eens tegen collega Bregman van de gereformeerde gemeente: „Jij zou mijn zieken wel kunnen opzoeken.” Waarop hij dan zei: „Ja, jij de mijne ook wel.” Zover kwam het niet, maar het geeft wel aan: Je had binding met elkaar. De beleving van het geloof vond je ook bij de ander.”
Na Rijssen volgde Nieuwerkerk aan den IJssel, waar hij „een heel rijke tijd” had. „De gemeente leefde helemaal op.” Hoe kwam dat? „Dat weet ik niet. Dat was Gods werk.”
Zijn vierde gemeente was Veenendaal, Bakkers geboorteplaats. Het beroep kwam in 1977, kort nadat zijn vader was overleden. „Ook mijn moeder, die in Veenendaal woonde, ging aan het tobben. Toen ik het beroep kreeg, heb ik daarin de hand van de Heere gezien. Nog een aantal jaren hebben we moeder mogen verzorgen.”
Ook in Veenendaal bleef ds. Bakker echter niet. In 1982 vertrok hij naar Nijkerk. „Van al mijn gemeenten ben ik het meest verdrietig over Nijkerk. Toen ik er kwam, waren er al spanningen. Die hebben uiteindelijk geresulteerd in een grote buitengewone wijkgemeente. En nu gaat er weer een groep uit. Het gaat je aan het hart. Maar ik kan het alleen maar in Gods hand leggen.”
Na Nijkerk volgde Bergambacht, „een fijne maar veelkleurige gemeente, waar ik een goede, maar wel drukke tijd heb gehad.” En na Bergambacht: Wezep. Ds. Bakker: „Mijn vrouw is in die tijd heel ernstig ziek geweest. Dat was voor mij de aanleiding om per mijn 62e emeritaat aan te vragen. Ik heb dat ook gekregen. Maar het wonder gebeurde: mijn vrouw is weer helemaal genezen.”
Stilzitten was er voor de predikant, ook na zijn emeritering, niet bij. Tot begin dit jaar was hij lid van de raad van toezicht van de Driestar in Gouda, die nu is opgeheven. Tot zijn 65e assisteerde hij in de hervormde gemeente van Dordrecht. „Toen die gemeente ds. Belder erbij kreeg, heb ik me teruggetrokken en ben ik naar Voorschoten gegaan.” Op dit moment springt hij nog bij in Moerkapelle.
Preekt hij nu anders dan veertig jaar terug? „Nee. Ik ben ouder geworden, wat wijzer misschien, maar de kern van mijn boodschap is hetzelfde gebleven. Van harte onderschrijf ik een prediking naar Schrift en belijdenis, met de nadruk op schriftuitleg én bevinding. Ik ben een groot voorstander van een schriftuurlijk-bevindelijke prediking. De bevinding moet uit de Schrift opkomen. Je zult bij mij niet zozeer een beschrijvende preek horen, een preek over hoe de Heere werkt in het leven van zondaren - zoals je die bij bepaalde oudvaders wel aantreft. Ik vind dat wel mooi, maar ik ben een beetje wars van een prediking die op afstand blijft staan. Het gaat erom: wat zegt het levende Woord in deze tijd tegen jongeren en ouderen? Hoe krijgt dat Woord handen en voeten in het leven van elke dag?”
Preken - de predikant doet het overal waar ze hem vragen. „Ik stel twee vragen: Zijn er geen vrouwelijke ambtsdragers? En: Mag ik mijn eigen liturgie houden, met onder andere de oude psalmberijming? Zo ja, dan kom ik.”
De huidige tijd wordt wel getypeerd als een geesteloze tijd. Ds. Bakker beaamt het. „En toch: ook nu nog komen er mensen tot geloof en worden er mensen bekeerd - en zelfs nog op de oude manier ook. Het was in Nijkerk. Een mevrouw, onkerkelijk, liep zomaar de kerk in, op Goede Vrijdag. Onder de preek is ze tot verandering gekomen. Ze wist precies waar het over ging: hoe een zondaar gerechtvaardigd wordt in Christus. Ze kerkt er nog altijd, met haar gezin.”