Koopkracht stijgt minder sterk dan verwacht
Door een hogere inflatie en een hogere zorgpremie stijgt de koopkracht voor de meeste mensen minder dan nog op Prinsjesdag werd verwacht. De gemiddelde stijging volgend jaar zal 0,7 procent zijn, terwijl in september nog werd uitgegaan van 1 procent.
Dat maakte het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid donderdag bekend.
Het is wel zo dat voor het vierde jaar op rij de koopkracht toeneemt. Huishoudens met een lager inkomen profiteren meer dan andere huishoudens.
Gepensioneerden met een vermogen boven de 2 ton of een aanvullend pensioen boven de 45.000 euro gaan er een paar procent op achteruit. Deze groep behoort tot de 18 procent van alle huishoudens die geen groei van hun koopkracht zien. Het kabinet verwacht dat ongeveer 82 procent van de huishoudens er wel op vooruit gaat.
Voor dit jaar wordt uitgegaan van een gemiddelde stijging van de koopkracht van 2,7 procent. Dat komt mede door het pakket belastingverlagingen van in totaal 5 miljard euro, dat vorig jaar was besloten.
De loonstrookjes laten volgend jaar kleine plusjes zien. Werknemers met een lager inkomen (tot ongeveer 40.000 euro per jaar) gaan er het meest op vooruit. Dat komt door een verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. De categorie 40.000-75.000 zal nauwelijks verschillen zien met dit jaar, terwijl de inkomens boven de 75.000 euro profiteren van de verhoging van de bovengrens van de derde belastingschijf.
Het inkomen kan volgend jaar ook toenemen doordat de huurtoeslag, zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag worden verhoogd.