Column: Aanmodderen in Mosul
Op 17 oktober maakte de Iraakse premier Abadi bekend dat het offensief tegen Islamitische Staat (IS) in Mosul begonnen was. Een coalitie die onder meer bestond uit het Iraakse leger en Koerdische peshmerga’s leverden grondtroepen, terwijl de Verenigde Staten zorgden voor de noodzakelijke luchtsteun. Sindsdien hebben woordvoerders van de coalitie hoog opgegeven van behaalde successen maar er is alle reden om dit met een korreltje zout te nemen. IS blijkt namelijk veel sterker dan gedacht en buitengewoon effectief te vechten.
Mosul bestaat uit een oostelijk en een westelijk deel, die door de rivier de Tigris van elkaar worden gescheiden. Het zwaartepunt van de IS-overmacht bevindt zich in westelijk Mosul, waar ook de meeste mensen wonen.
Na twee maanden strijd heeft de coalitie minder dan 50 procent van Oost-Mosul ingenomen. IS strijdt in Mosul op bekend terrein en heeft onder de hele stad ondergrondse gangenstelsels gegraven waardoor strijders zich ongehinderd kunnen bewegen. Om te voorkomen dat deze strijders zich van west naar oost bewegen heeft de coalitie vier van de vijf bruggen over de Tigris opgeblazen. Vanuit strategisch oogpunt kan men zich afvragen of dit wel zo verstandig is, want hoe moeten de leden van de coalitie straks zelf vanuit het oosten westelijk Mosul bereiken?
Dat de strijd om Mosul zo moeizaam verloopt komt doordat de oorspronkelijke opzet in duigen is gevallen. De VS waren van plan om Mosul in het oosten, zuiden en noorden te omsingelen, maar in het westen een corridor open te houden. Via deze westelijke vluchtroute kon IS dan naar Syrië trekken, waar ze vervolgens een Russisch probleem zou worden.
Moskou stak hier echter een stokje voor en Iran gaf sjiitische milities in Irak de opdracht om het westelijk deel af te sluiten. IS bleef daardoor in Mosul, waar zijn strijders zich ruim twee jaar grondig hadden voorbereid op de strijd.
Ook de factor tijd speelt hier in het voordeel van IS-strijders, want hun status zal wereldwijd groeien naarmate ze het langer uithouden in Mosul. Enkele duizenden IS-strijders vechten hier tegen een overmacht van ruim 100.000 coalitieleden.
Het Westen plengde humanitaire tranen toen bekend werd dat er in het Syrische Aleppo 82 burgers waren omgekomen. De indruk wordt gewekt dat het er in Mosul veel netter aan toe gaat. Zo zouden Amerikaanse precisiebombardementen altijd terroristen treffen en nooit burgers. Cijfers van de VN-organisatie United Nations Assistance Mission in Iraq komen in dit verband als een koude douche. Alleen al in november werden 1959 leden van de anti-IS-coalitie in Mosul gedood. Daarnaast kwamen er 926 burgers om het leven. Jan Kubis, gezant van de VN in Irak, noemde de cijfers „onthutsend.”
De druk op premier Abadi om sjiitische milities bij Mosul in te zetten wordt intussen groter. Dat zou precies zijn wat het sjiitische buurland Iran beoogt.
RD-correspondent Martin Janssen levert wekelijks commentaar op actuele gebeurtenisen in het Midden-Oosten. Vandaag: naarmate de strijd om Mosul langer duurt groeit het prestige van IS weer.