De jongste zoon van prinses Beatrix zegt zich zorgen te maken over de negatieve sentimenten rond intellectuelen. „Journalisten, kunstenaars, wetenschappers, van wie het werk en de integriteit bijna per definitie in twijfel wordt getrokken.”

De prins doet zijn uitspraken als erevoorzitter van het Prins Claus Fonds, dat morgen zijn twintigjarig bestaan viert. Het fonds, vernoemd naar zijn vader, is opgericht om culturele kennis te verspreiden en te vergroten. Het ondersteunt kunstenaars, vrijdenkers en erfgoedbeschermers in de hele wereld.

De prins vindt dat er in de westerse samenleving tegenwoordig „te frivool” wordt gedacht over kunst: „Wij zien kunst hier nogal eens als luxe. Mensen in andere delen van de wereld zijn bereid te sterven voor het uiten van hun mening en het behouden van hun cultuur.” Constantijn noemt cultuur „ook belangrijk om mensen aan het denken te zetten op een niet-alledaagse manier, om mensen over hun stereotypes na te laten denken, om dogma’s in twijfel te trekken.”

Hij reikt morgen aan zes mensen en organisaties uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika de Prins Claus Prijzen uit. „Wat ik altijd verbazingwekkend vind bij onze prijsuitreikingen, is dat ongeveer de helft van de winnaars een strafblad heeft”, aldus de prins. „Het zijn mensen die vechten voor de vrijheid om zich uit te drukken zoals zij willen onder omstandigheden die heel moeilijk zijn.”