Analyse: Rutte lonkt naar de zwijgende meerderheid
De Tweede Kamerverkiezingen komen eraan. Campagnestrategen breken zich het hoofd over de vraag: Hoe moet de lijsttrekker van hun partij de kiezer benaderen? VVD-lijsttrekker en regerend premier Rutte grijpt naar een vertrouwd concept: lonken naar de zwijgende meerderheid.
Ook de boze burger zweeft…
Met drie in het oog springende standpunten onderscheidt de boze burger zich van de rest van het electoraat: hij is sterk voor verkleining van de inkomensverschillen en voor verplichte integratie van minderheden en hij wil de voortschrijdende eenwording van de EU een halt toeroepen. Door de jaren heen vertegenwoordigt de groep kiezers die beantwoordt aan dit profiel zo’n 14 (in 2003) tot 30 procent (in 2006) van het electoraat, zo blijkt uit onderzoek van prof. dr. J. N. Tillie. In 2012 ging het om 20 procent.
Onderdak vinden deze kiezers behalve bij de PVV ook bij VVD, CDA, PvdA en SP. De manier waarop ze zich over deze partijen verspreiden, verschilt van jaar tot jaar. Opvallend is dat veel van deze kiezers in 2012 uiteindelijk neerstreken bij de PvdA, die zich in de Tweede Kamerdebatten over financiële steunpakketten aan Griekenland veel pro-Europeser opstelde dan de PVV en de SP. Mogelijk switchte een deel van hen pas op het laatste moment naar de PvdA, namelijk toen de partij in een nek-aan-nekrace met de VVD belandde. De campagne beëindigen als kandidaat-premier zou daarmee weleens belangrijker kunnen zijn om de boze burger aan zich te binden dan het in de Tweede Kamer vertoonde stemgedrag.
…en de verkiezingen kunnen ook gaan over de zorg
Het asielsysteem aanscherpen; kerkgenootschappen ontbinden als ze zich tegen de rechtsorde dreigen te keren; met opvallende voorstellen rond de thema’s integratie en asiel zoekt de VVD keer op keer de publiciteit. Helder is daarmee welk soort campagne de partij verwacht; eentje die vooral zal draaien om de vraag welke partij zich het meest sterk maakt voor het behoud van de Nederlandse identiteit.
Met het leggen van dat accent neemt de VVD evenwel een zeker risico; voor veel VVD-kiezers zijn integratie en criminaliteit & veiligheid momenteel bepaald geen prangende kwesties. De gezondheidszorg en de economie gaan voor, zo laten onderzoeksgegevens van het bureau Kantar Public (voorheen TNS NIPO) zien.
Het bureau legt kiezers maandelijks de vraag voor naar welke voorkeur hun partij uitgaat en welk thema daarbij het zwaarst heeft meegewogen. „Van de kiezers die in oktober aangaven VVD te stemmen noemde 35 procent de economie als eerste en 21 procent de gezondheidszorg”, aldus onderzoeker Koen de Groot.
Onverminderd belangrijk blijven de thema’s integratie en veiligheid wel voor PVV-kiezers, vervolgt De Groot. „Van hen noemt 27 procent integratie als eerste en 18 procent criminaliteit en onveiligheid.”
Landelijk gezien is het in het Kantar Publiconderzoek van oktober echter duidelijk de gezondheidszorg die de ranglijst aanvoert. Het thema wordt door 20 procent van de kiezers als eerste genoemd. Dat stemt overeen met gegevens van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat eens per kwartaal bij de burger informeert welke onderwerpen zij het hoogst op de agenda van de Nederlandse regering willen hebben. Op de Haagse publieksagenda van het derde kwartaal scoorde de gezondheidszorg het hoogst, met 24 procent.
Wie de kiezer aan zich wil binden, moet straks in de campagne dus niet alleen beginnen over imams, haatpaleizen of bootvluchtelingen. De versoberingen in de langdurige zorg, het sluiten van verzorgingshuizen en de stijging van de zorgpremie; het is de zwijgende meerderheid allemaal niet ontgaan.
Simplistisch denken; dát is de politieke kunst
Met wat voor lijsttrekker moeten we als VVD de Tweede Kamerverkiezingen in? Voor mr. Harm van Riel, ruim veertig jaar terug een erkend partijstrateeg binnen de liberale partij, was dat in 1972 geen prangende vraag. In talrijke interviews, brieven en redevoeringen deed de excentrieke, vrijgezelle senator zijn visie uit de doeken. Eerste vereiste, zo hield hij zijn partijgenoten voor, is dat de lijsttrekker een uitgesproken persoonlijkheid is. Genoeg was dat niet; het boegbeeld moest ook onbeperkt in zijn eigen gedachten kunnen geloven. „Simplistisch denken”, heette dat bij Van Riel.
In een interview met het weekblad Vrij Nederland maakte de in 1980 overleden strateeg het plaatje compleet. Hij dacht aan een profeet met veel gezond verstand en weinig professorabele neigingen. „Iemand die inderdaad in verbeterde vorm weergeeft wat een groot deel van de mensen beweegt op geestelijk en materieel gebied.”
Van Riel koppelde zijn visie op een lijsttrekker aan een uitgesproken opvatting over de electorale strategie. Om succesvol te zijn, moest de leider volgens hem „de zwijgende meerderheid” behagen. Geen intellectuele praatjes verkopen dus, en niet te vasthoudend hameren op beginselen en principes, maar luisteren naar de menigte en begrip tonen voor wat er bij de massa leeft. „De voor ons doorslaggevende massa der kleine burgers en hogere arbeiders”, voegde Van Riel daar in 1976 aan toe.
Aan de zijlijn
Alleen al uit historisch oogpunt is het boeiend dat ook huidig VVD-partijleider Rutte eind augustus, voorafgaand aan de presentatie van het VVD-verkiezingsprogramma, aangaf „de stem van de zwijgende meerderheid Nederlanders” te willen zijn. Wat houdt dat in, wat zegt dat over het soort campagne dat de premier na het kerstreces zal proberen te voeren?
Rutte sprak eerst over „schreeuwers aan de zijlijn, links en rechts.” Hij duidde hen aan als kiezers die boos zijn over van alles en nog wat. Op die mensen valt volgens hem geen samenleving te bouwen. „Ze verpesten het voor de rest.”
Daarna richtte hij de schijnwerper op de zwijgende meerderheid, waarbij hij duidelijk maakte te doelen op optimistische, trotse, nuchtere en koppige burgers; „gewoon leuke Nederlanders die een goed leven willen leiden.” Hén vertegenwoordigen is de inzet van de VVD-campagne, precies zoals Van Riel het zou hebben gewild.
Eén verschil ten opzichte van de jaren zeventig, de tijd waarin Van Riel zijn strategie uitdacht, springt echter in het oog: het sterk veranderde partijpolitieke landschap. De VVD pendelde destijds heen en weer tussen coalitie en oppositie. Hans Wiegel, in 1972 mede onder invloed van Van Riels ideeën aangewezen als lijsttrekker, hield om te kunnen groeien het vizier vooral gericht op de PvdA en de drie confessionele partijen KVP, ARP en CHU.
De zwijgende meerderheid paaien, betekende in die tijd zoveel als: socialistische dan wel confessionele kiezers losweken uit deze vier partijen. Dat was zeker geen onbegonnen werk, want de partijtrouw van religieuze kiezers vertoonde door de secularisatie al jaren een dalende lijn. De PvdA kon door de gestegen welvaart minder rekenen op de kiezersgunst van de kleine burgers en de hogere arbeiders; voorheen bijna automatisch een deel van hun electoraat.
Effectieve strategie
Wiegel speelde op deze ontwikkelingen in door zichzelf te positioneren als een degelijke en tegelijkertijd ook goed benaderbare bestuurder, zo schetsen de Nijmeegse politicologen Van der Heiden en Van Merriënboer in het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001. Hij hechtte aan orde en fatsoen, maar kwam ook op voor de middenklasse, waarvoor lastenverzwaringen dreigden vanwege het ruimhartige sociale beleid dat toenmalig PvdA-premier Den Uyl voorstond en vanwege het volgens Wiegel te royale gebruik dat daarvan werd gemaakt. Zo vertaalde hij het advies de zwijgende meerderheid te paaien in een effectieve, electorale strategie.
Bij het sterk uitgedunde CDA valt anno 2016/2017 voor Rutte echter veel minder te halen dan destijds voor Wiegel bij KVP, ARP en CHU. Ook veel zwevende, linksgeoriënteerde kiezers die zijn uitgekeken op de PvdA hebben inmiddels nieuw onderdak gevonden bij een keur aan later opgerichte of nieuw gevormde partijen: SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren en 50Plus. De groep kiezers die in de jaren zeventig nog kon doorgaan voor „de zwijgende meerderheid” –ex-confessionele en ex-socialistische stemmers– is dus zeker niet automatisch de groep op wie Rutte en de VVD zich ook nu moeten richten om succesvol te kunnen zijn. Wie dan wel?
Opkomst nieuwe groep
Prof. dr. J. N. Tillie, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, heeft wel ideeën over de groep op wie Rutte mikt. Afgelopen zomer publiceerden Tillie en drie collega-politicologen het boek ”Rumoer. Nederlandse kiezers en politiek 1998-2012”. Het boek is gebaseerd op het zogeheten periodieke Nationale Kiezersonderzoek (NKO). Dit omvangrijke enquêteonderzoek wordt sinds 1971 gehouden rond elke Tweede Kamerverkiezingen; eerst als een gezamenlijk project van alle leerstoelhouders politicologie in Nederland en sinds 1990 door de Stichting Kiezersonderzoek Nederland (SKON), die het veldwerk uitbesteedt aan steeds wisselende onderzoeksbureaus. De laatste jaren is dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
In hun studie gaan de onderzoekers na wat het electorale gevolg is geweest van de mondialisering, de toegenomen (arbeids)migratie binnen de EU en de geleidelijke afbouw van de verzorgingsstaat. Voornaamste doel daarbij is het traceren van de kiezersgroep die van deze ontwikkelingen de dupe is. „In 1998 vormden deze burgers, die je de verliezers van de mondialisering zou kunnen noemen, een nog lastig te traceren groep”, stelt Tillie. „Hoe je destijds aankeek tegen de integratie van minderheden zei namelijk nog niets over je houding ten opzichte van Europa. Inmiddels wel, de thema’s integratie en Europa zijn nauw verbonden geraakt. Als je tegen vluchtelingen bent, ben je ook tegen Europa. Dat is een duidelijke ontwikkeling geweest.”
Belangrijkste gevolg van de mondialisering is het ontstaan van een in omvang steeds wisselend, maar desondanks steeds groter en stabieler wordend electoraat dat, zoals Tillie het omschrijft, linkse sociaaleconomische opvattingen combineert met conservatieve sociaal-culturele. „Het gaat om een kiezersgroep met uitgesproken opvattingen over inkomensnivellering, integratie en Europa”, legt Tillie uit. „De betreffende kiezers zijn sterk voor kleinere inkomensverschillen tussen de hoogst- en de laagstverdienende burgers. Ook willen ze het recht van nieuwkomers om vast te houden aan hun eigen gewoonten sterk inperken. En ze willen maatregelen tegen de steeds verdergaande eenwording van de EU.”
Geen voorkeur
Het onderzoek bracht nog meer aan het licht: de groep boze burgers, die misschien beter bezorgde burgers kan heten, vormt strikt genomen geen meerderheid én heeft zeker geen exclusieve voorkeur voor de PVV. Tillie: „Ze worden weleens weggezet als schreeuwers die achter Wilders aanlopen. Dat lijkt mij een karikatuur, dat geldt maar voor een klein deel. Let wel, we hebben het hier over mensen die standpunten huldigen die je in de parlementaire democratie ook gewoon mag huldigen. Wie voor inkomensnivellering en voor gedwongen integratie is en tegen de EU is nog geen racist of xenofoob. Kortom, in deze groep bevinden zich ook keurige mensen; ambtenaren, leerkrachten, ondernemers. Op die groep doelt Rutte als hij het heeft over de zwijgende meerderheid.”
Er valt voor de VVD dus best iets te halen bij deze groep? „Zeker weten”, zegt Tillie. „Veel zal afhangen van de vraag of we, zoals nu vaak wordt voorspeld, gaan afstevenen op een soort Nederland-moet-Nederland-blijvencampagne. Draait het daarop uit, dan lijkt mij een tweestrijd tussen Rutte en Wilders onvermijdelijk. Maar ook dan is het nog zeker geen gelopen race.”