„Wilhelmus à Brakel, het grote licht der Friezen”
Zijn Rotterdamse ambtsbroeder Hellenbroek noemde Wilhelmus à Brakel „het grote licht der Friezen.” Dr. W. Fieret typeert À Brakel in zijn nieuwe biografie als „een gedreven dienaar in Gods kerk.” „ Door de jaren heen had Brakel nog een naam: Vader Brakel.”
Fieret had zich al eerder met À Brakel beziggehouden. Samen met zijn inmiddels overleden oud-collega drs. A. Ros schreef hij in 1988 een boekje voor de schoolverlaters van de toenmalige Brakelschool in Amersfoort. Een volwaardige biografie over hem was er echter niet.
„Maar hij verdient zo’n biografie wel. In 1892 verscheen er een wetenschappelijke studie over À Brakel, van de hand van F. J. Los. Maar iets wat meer populairwetenschappelijk van karakter was, was er niet. Op verzoek van uitgeverij Den Hertog ben ik in 2012 begonnen aan deze biografie.”
Fieret heeft al meer biografieën over nadere reformatoren op zijn naam staan. Hij schreef over Udemans (1985), Van der Groe (2008) en Hellenbroek (2009).
Uw belangstelling richt zich op nadere reformatoren. Hadden het ook puriteinen kunnen zijn?
„Het hadden ook puriteinen kunnen zijn. Maar ik ben mijn hele leven altijd meer vertrouwd geweest met de mensen van de Nadere Reformatie. Mijn vader was ambtsdrager in de oud gereformeerde gemeente van het Zeeuws-Vlaamse Oostburg. Hij las daar veel oudvaders, vooral preken van Smijtegelt, Hellenbroek en Van der Groe. Toen is mijn interesse voor oudvaders ontstaan en aangewakkerd. Maar dat geldt ook voor de puriteinen, want vader las ook veel van Gray, Flavel en de Erskines. Als je het onderscheid wilt benoemen, zou je kunnen zeggen dat de nadere reformatoren meer dan de puriteinen de nadruk legden op de toeleidende weg tot het heil. De puriteinen daarentegen boden Christus ruimhartiger en meer rechtstreeks aan aan de zondaar.”
Bij de presentatie van uw vorige biografie, over Hellenbroek, zei u: „Een volgende boek? Nee, hier houden we ’t maar bij.”
Met de handen omhoog: „Ik kan het niet laten. Als man uit het onderwijs onderzoek ik graag en wat ik onderzoek deel ik graag met anderen. Ik ben altijd geboeid geweest door grote namen uit de kerkhistorie, wil weten wat hen dreef, wat hen bezielde.”
Nog steeds hebben we het over Vader Brakel. Vanwaar?
„Dat is een erenaam waarmee hij al tijdens zijn leven werd aangeduid. Daaruit spreekt liefde en hoogachting. Voor tijdgenoten was hij een gezaghebbend predikant en zijn invloed was groot, tijdens zijn leven al. Hij was echt iemand van het volk, mens onder de mensen, iemand die de gewone man aansprak. Wilhelmus à Brakel was niet wereldvreemd maar stond midden in het leven. Door velen wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste representanten van de Nadere Reformatie. En in bevindelijke kringen, waar de oude schrijvers nog steeds worden gelezen, is hij een van de meest gelezen en meest geciteerde oudvaders. Hij had wat vaderlijks, waardoor de mensen vertrouwen in hem stelden. Hij was echt Vader Brakel. En dat is hij voor velen nog steeds.”
Velen zochten en vonden troost in zijn ”Redelijke godsdienst”. Sommigen vinden dat apart, troost zoeken in een dogmatiek.
„De ”Redelijke godsdienst” is populair door zijn pastorale inslag. Hij maakt in zijn dogmatiek de vertaalslag van de theologie naar het zielenleven van de mensen. Hij heeft oog voor het innerlijke, bevindelijke leven. Dat had hij meegekregen van zijn vader, Theodorus à Brakel, de mysticus van de Nadere Reformatie. In zijn preken, studeren en schrijven zag Wilhelmus à Brakel steeds mensen voor zich, mensen die onderweg zijn naar hun eeuwige bestemming, die op zoek zijn naar vrede voor hun ziel.
In de ”Redelijke godsdienst” spreekt hij ruim over het gaan tot Christus. Tegenover de zondigheid en de verlorenheid van de mens stelt hij de bereidheid van God in Christus om mensen met Hem te verzoenen. De Zaligmaker staat bij hem de hele dag met uitgestrekte armen om de zondaar te roepen. Beeldend spreekt hij over de nodiging om tot Christus te komen: „De Heilige Geest wenkt u met de vinger.””
Nu wordt de ”Redelijke godsdienst” hertaald. Alleen, het derde deel niet. Daar zou nu minder behoefte aan zijn. Sommigen zeggen: À Brakel is geamputeerd. Wat vindt u?
„Twee dingen: uitgeverij de Banier is te prijzen dat ze dit grote werk in hedendaags Nederlands durft uit te geven, dat ze daarvoor haar nek heeft uitgestoken. Daarvoor is in een tijd van ontlezing moed nodig. Dat is: één. Twee is: ook ik vind het jammer dat deel 3 buiten beschouwing blijft. Als je iemands gedachtegoed waardevol vindt, moet je daar niet in gaan snijden. Dat is een vorm van censuur. Daar moet een uitgeverij niet in meegaan. Wát je ook vindt van Brakels uitleg van de Openbaring van Johannes, en van zijn visie op de toekomst van Israël en de eindtijd, het behoort tot zijn geestelijke nalatenschap. We moeten de historie wel recht doen.”
Was À Brakel een chiliast?
„In gematigde zin. We lezen bij hem nergens over een dubbele terugkeer van Christus. Wel schrijft hij over het duizendjarig vrederijk dat samenvalt met het gebonden zijn van de satan. Toch zal dit rijk volgens hem niet een tijd van volkomen vrede en gelukzaligheid zijn. De macht van satan zal beperkt zijn, maar volmaakt zal het op aarde niet worden.”
Wilhelmus à Brakel noemt de kerk „de vreugde van God op aarde, de eer van Christus.” Wat een hoogte in het geloof.
„Maar zo zag hij de kerk in zijn tijd ook niet altijd. Ieder mens ziet de eigen tijd als een sombere tijd. Lees maar bij Van der Groe. Van der Groe zegt vaak: „Was er ooit een tijd waarin de zonde hoogtij viert, dan is het wel onze tijd.” Je vindt zulke typeringen eerder al bij Augustinus en later bij ds. G. H. Kersten. Wilhelmus à Brakel was een optimistisch mens, maar bij hem zie je dat ook. Hij maakte zich overal zorgen over, over de nieuwe filosofie van zijn dagen, over het rationalisme, over de dwalingen van De Labadie.”
Mensen kijken met een zekere nostalgie naar het verleden, zegt Fieret. „Dat is verklaarbaar, want het verleden is afgesloten. Daar gaat geen dreiging meer van uit. De toekomst daarentegen is onzeker, want die moet nog aanbreken. Zo kunnen we ook kijken naar de tijd van À Brakel, met een zekere nostalgie.”
Maar de tijd van À Brakel was per definitief een religieuze tijd. Geen mens was niet-religieus.
„Als je niets van godsdienst weet, begrijp je ook niets van de zeventiende eeuw. Iedereen hield rekening met het bestaan van God. Er was niets in het leven dat niet viel onder de koepel van het Godsbestuur, en dat Godsbestuur ging over alle dingen, over oorlog en vrede, regen en droogte, over misoogsten en onweer. De godsdienst reikte van de wieg tot het graf. Van dat leven maakte À Brakel deel uit. Zijn boodschap landde in een samenleving waarin religie overal aanwezig was.”
Maar voor À Brakel was er maar één zichtbare kerk in Nederland. Hij was wars van scheuring en afscheiding. U kreeg er vast een beetje heimwee van.
„De huidige versnippering doet iedereen pijn. Mij ook, natuurlijk. Wij zijn zo vertrouwd geraakt met het feit dat er zo veel kerken zijn, dat sommigen misschien nog wel wat praten over ledeboeriaans heimwee, maar we moeten eerlijk zeggen dat het nauwelijks meer leeft. Aan de andere kant: hoe meer je vertrouwd raakt met het denken van de oudvaders, hoe meer je ziet dat er ook onder hen al nuanceverschillen zijn geweest. Koelman was een ander mens dan Van Lodenstein. En tussen Udemans en Theodorus à Brakel waren ook veel verschillen.”
Toen À Brakel beroepen werd in Rotterdam, was daar juist Ridderus overleden. En de Maasstad wenste een predikant van hetzelfde niveau. Hellenbroek zei daarover: „Niemand kon daaraan beter voldoen dan À Brakel, het grote licht der Friezen.” Overdreven of terecht?
„Dat citaat komt uit de lijkrede die Hellenbroek uitsprak na À Brakels overlijden. Zulke verheven zinnen horen in de context van die tijd. Maar soms denk ik bij het lezen van die lijkrede ook: „Nou Hellenbroek, À Brakel was ook maar een mens die van genade moest leven.”
Schrijven over oudvaders heeft al menig hagiografie opgeleverd. Bent u aan dat gevaar ontkomen?
„Dat heb ik geprobeerd. Je moet altijd oppassen dat je je niet al te zeer identificeert met „jouw held.” Ik heb niet geschroomd ook zijn minder goede eigenschappen op te schrijven, zoals zijn eigenzinnigheid en de niet-correcte wijze waarop hij het beroep naar Rotterdam aannam. Hij was een mens met fouten en gebreken zoals alle mensen.”
Weten we nu precies wie Wilhelmus à Brakel was?
„Ten dele. We zullen hem nooit echt kennen. Een historicus moet het doen met de bronnen die er zijn. Die moet hij duiden, interpreteren met voorzichtigheid. Wat met de bronnen in de hand wel gezegd kan worden, met grote stelligheid zelfs, is dit: Wilhelmus à Brakel was een kind en knecht des Heeren, iemand die velen heeft geleid, gesticht en vertroost.”
Wim Fieret
Wim Fieret (1950) werd geboren en groeide op in het dorp Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen. Hij leerde voor onderwijzer aan de Driestar in Gouda, studeerde in de avonduren geschiedenis en promoveerde in 1990 op de Staatkundig Gereformeerde Partij in de periode 1918-1948. Zijn onderwijsloopbaan startte hij op de Ds. Aangeenbrugschool in Terneuzen. In 1976 stapte hij over naar het Van Lodenstein College in Amersfoort. Daar werd hij leraar geschiedenis. Later vervulde hij in Amersfoort verschillende leidinggevende en bestuurlijke functies. In 2011 werd Fieret lector identiteit op het Hoornbeeck College. Sinds 1 januari 2015 is hij met pensioen.
Fieret heeft verschillende boeken over (kerk)historische onderwerpen geschreven, waaronder biografieën van de nadere reformatoren Udemans (1985), Van der Groe (2008), Hellenbroek (2009) en Wilhelmus à Brakel (2016). Fieret woont sinds kort in Leerdam. Hij is getrouwd, heeft zeven kinderen en zestien kleinkinderen.