Een waardige afsluiting van het Regerjaar
Liefhebbers van het werk van Max Reger konden deze week hun hart ophalen. In Zwolle speelde de Keulse organist Winfried Bönig dinsdag onder meer diens grote koraalfantasie over „Ein feste Burg”; zaterdag in Doesburg brachten Arjen Leistra en Jan Hage nog veel meer ‘Reger’ ten gehore. Wát een muziek toch.
Het is dit jaar honderd jaar geleden dat de Duitse componist Max Reger (1873-1916) overleed. „En waar kun je het Regerjaar mooier afsluiten dan in de Martinikerk in Doesburg, met z’n mooie Walckerorgel”, vraagt Arjen Leistra zich voorafgaand aan het concert, georganiseerd door de stichting Vox Humana, hardop af. Hij wijst er hierbij op dat het Walckerorgel honderd jaar terug „geboren” werd – het kwam in de Nieuwe Zuiderkerk aan de West-Zeedijk in Rotterdam te staan, die in 1968 werd afgebroken.
Vol emotie
Leistra, als organist verbonden aan de Grote Kerk in Schiedam, typeert Regers muziek als „heel dynamisch, vol emotie.” Ook van de registranten wordt bepaald het een en ander gevraagd. Uiterst zacht, volle werk: het wisselt elkaar soms in snel tempo af. Maar: „Het kan op dit orgel allemaal.”
Overigens, de vierklaviers Walcker mag dan „heel groot” zijn, zegt Leistra, het wordt nooit „heel hard.” En inderdaad, dat blijkt deze zaterdagmiddag wel: je zou soms net een tandje meer wensen – al klinkt het slotdeel van de grote fantasie over het koraal ”Halleluja! Gott zu loben” strálend.
B-A-C-H
De Schiedamse organist brengt, naast twee preludia en fuga’s van J. S. Bach (bewerkt door Reger), nog vier Regerwerken tot klinken. Drie ervan komen uit zijn ”opus 67”. Ze passen mooi bij de tijd van het jaar: het virtuoze ”Vom Himmel hoch da komm’ ich her”, het verstilde ”Nun komm, der Heiden Heiland” en het ”Wie schön leuchtet der Morgenstern”, dat héél in de verte begint en groots eindigt.
Maar, vergeleken bij de ”Phantasie und Fuge über B-A-C-H”, waarmee Leistra zijn aandeel aan het Max Regerconcert II besluit, zijn dat maar niemendalletjes, weldoordachte niemendalletjes, welteverstaan.
Bach, voor Reger was hij „het begin en einde van alle muziek”, memoreert Leistra. In de fantasie en fuga klinkt zijn naam daarom continu: b-a-c-h. Het ruim twintig minuten durende werk opent typisch Regeriaans en besluit dito. Daartussenin gebeurt er héél veel: crescendo, decrescendo, snelle loopjes, klavierwisselingen – voor organist én registranten lijkt het soms bijna niet te doen. Maar ze redden het, beslist, al vraag je je soms even af of Leistra niet te veel op safe speelt. Maar die gedachte is ook zo weer weg. En steeds is-ie er weer: B-a-c-h.
Intensiteit
Ook de Utrechtse organist Jan Hage voert twee omvangrijke Regerwerken uit. Allereerst de Fantasie und Fuge d-moll, opus 135b, Regers laatste grote compositie. Een werk, zegt Hage in zijn toelichting vooraf, waarin levensvreugde doorklinkt, maar ook „een geweldige intensiteit, die in het licht staat van de vergankelijkheid. Leven en dood, ze keren in Regers werk steeds terug. Reger is ook niet oud geworden.”
Hage geeft er –opnieuw– blijk van weinig moeite te hebben met de niet eenvoudige muziek. Het is de Walcker ook op het lijf geschreven. In die zin: Reger hóórt gewoon op een instrument als dit. Zeker, de Schnitger in Zwolle dinsdagavond had ook wat. Maar deze Walcker, met zijn donkere tinten, de zwelkast, de strijkers, de ronkende 32-voeten: híér hoort Reger echt thuis.
Bach trouwens ook, of beter: Bach in een –geromantiseerde– bewerking van Karl Straube, vriend en grote promotor van Max Reger. De Phantasie und Fuge g-moll, BWV 542, had best nog een poosje langer mogen duren… En Regers ”Nun danket alle Gott” (uit opus 67): mooi! Mooi is overigens ook ”Jesu, meine Freude”, door Hage (anders dan Cor van Wageningen) gespeeld met een tongwerkje als uitkomende stem.
Morgenster
Max Reger componeerde acht grote koraalfantasieën. Ze vormen eigenlijk een combinatie van de oude koraalpartita’s en de „symfonische gedichten” van Franz Liszt, zegt Hage. Begon Leistra de middag met de fantasie over ”Halleluja! Gott zu loben”, hijzelf sluit het concert af met de majestueuze fantasie over het koraal ”Wie schön leucht’t uns der Morgenstern”.
Het gaat in dit koraal over Christus als de Morgenster, maar ook over Christus als de Bruidegom uit het Hooglied. „Bevindelijkheid, lyriek, Reger brengt in deze fantasie alles samen, om te eindigen in een geweldige extase.”
Vol zet het orgel in. Wat een grandeur! Tatá…!
Toch, gaandeweg bekruipt je het gevoel dat de Utrechtse domorganist de weerbarstige Walcker een tikje onderschat heeft. Of ligt het aan zijn registranten (al eerder verstoorde een tongwerk plots ruw een zacht gedeelte)? Hoe dan ook: de fantasie klinkt niet helemaal zoals-ie zou kúnnen klinken.
Een kniesoor evenwel die daar verder veel woorden aan zou wijden. Dit zaterdagmiddagconcert –van 15.00-17.45!– vormde een waardige afsluiting van het Regerjaar 2016.
Laat Vox Humana vooral doorgaan met het organiseren van zulke concerten.
Lees ook in Digibron:
Worstelen met Reger (Reformatorisch Dagblad, 21 mei 2016)
Een honderdjarige met elan (Reformatorisch Dagblad, 19 maart 2016)
Reger: een omstreden componist (Reformatorisch Dagblad, 14 mei 2016)
In de ban van „heilige Sebastian” (Reformatorisch Dagblad, 21 mei 2016)