„Let op de interpretatie, niet op de tekst”
Noch de omstreden passages uit het boek ”De weg van de moslim”, noch de tekst uit het bijbelboek Leviticus over de „vrouwelijke bijligging” van een man bij een man rechtvaardigt grote politieke commotie, vindt prof. dr. A. M. van Kalmthout, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Tilburg.
De suggesties logen er niet om in de week voor het kamerdebat over ”De weg van de moslim”: het strafrecht uitbreiden, het betreffende boek verbranden, de El Tawheed-moskee sluiten en de imam van de moskee het land uitzetten.
Tijdens het kamerdebat slaagde minister Donner van Justitie er echter in zonder al te veel moeite de gemoederen tot bedaren te brengen. De Kamer besloot uiteindelijk het strafrechtelijk onderzoek tegen het reilen en zeilen in de moskee af te wachten en zag af van verdere stappen. „Toch maar geen boekverbranding”, kopte NRC donderdag plagend richting de eerder nog zo daadkrachtig ogende kamerleden.
Van Kalmthout heeft het debat, zo verklaart hij, met gekromde tenen gevolgd. Door het wegebben van de commotie is zijn ergernis iets verminderd, maar verdwenen is ze nog lang niet. Hijzelf is naar eigen zeggen kritisch-katholiek, maar een streng rooms-katholieke opvoeding ten spijt is hij geen trouwe kerkganger meer. „Zo af en toe word ik geroepen de kerk te adviseren”, zegt de hoogleraar, die ooit samen met bisschop Muskens de minister opriep tot een rechtvaardig asielbeleid. „En dat doe ik dan ook.”
Met name zijn eigen ervaringen met moslims voeden Van Kalmthouts ergernis over de ontstane ophef. Korzelig: „Er hoeft maar iets naar buiten te komen uit de wereld van de islam of de politiek reageert direct als door een horzel gestoken.”
U vindt alle ophef overdreven?
„Zeer overdreven, zeker met betrekking tot de passage uit het gewraakte boek. Het is voor mij dan ook zeer de vraag hoeveel kamerleden de moeite hebben genomen zich in het boek, of beter nog, in de koran te verdiepen. Behalve dat ik de gedane suggesties overdreven vind, lijken ze mij voor de moslimgemeenschap in ons land ook zeer vernederend en dus onverstandig.”
Wat is volgens u dan de status van de gewraakte passage. Die liegt er toch niet om?
„Dat is wel het laatste wat ik zou willen bestrijden; die is inderdaad lomp, ongenuanceerd en absoluut onaangenaam om te lezen. Maar dat is, ook juridisch gezien, geen reden om te zeggen: op de brandstapel ermee. Het boek is geen handleiding voor het liquideren van homo’s.
Een belangrijke bijkomstigheid is dat ons strafrecht niet in de eerste plaats gericht is op een boek of tijdschrift dat een idee lanceert, maar op de idee zelf. Als ik me niet vergis, was dat ook het uitgangspunt van Donner in het kamerdebat en dat is volkomen juist.
Stel, er is een orthodox-calvinistische voorganger, die in een kerkdienst met verwijzing naar Leviticus 20 aanzet tot haat tegen homo’s. Dan is het juridisch gezien volkomen misplaatst en ook vrijwel uitgesloten dat een rechter het boek Leviticus gaat uitpluizen op strafbare passages. Maar er is wel reden tot vervolging van zo’n voorganger, want uiteindelijk gaat het om de interpretatie, niet om de tekst.”
„Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben… zij zullen zekerlijk gedood worden”, aldus Leviticus 20 vers 13. Ook ongenuanceerd en onaangenaam om te lezen?
„In mijn ogen is dat inderdaad het geval, maar opnieuw met dezelfde kanttekening: alleen als je de tekst haalt uit de context en de tijd waarin hij is geschreven. Het letterlijk nemen van zo’n bijbeltekst kom je in het protestantisme vrijwel niet meer tegen. Dat is in mijn ogen ook de verklaring voor het feit dat vrijwel geen kamerlid nog een link legde tussen deze tekst en het omstreden boek.”
Hoe kijkt u aan tegen christenen die nieuwtestamentische bijbelteksten die homoseksualiteit veroordelen als zondig, letterlijk nemen?
„Houden die zich zó hardnekkig aan de Bijbel vast dat ze die teksten alleen maar letterlijk kunnen nemen? Of verschuilen ze zich achter die teksten om te rechtvaardigen dat ze een homoseksueel op geen enkele wijze willen accepteren? Dat zijn dingen die ik mij op basis van mijn eigen ervaringen met mensen die zo denken altijd afvraag.
En om de vraag te beantwoorden: een open dialoog met homoseksuelen is in mijn ogen alleen mogelijk als je afstand neemt van de opvatting dat homoseksualiteit zondig is. Dat kan heel zwaar gaan wegen, bijvoorbeeld als de homoseksuele geaardheid in een ouder-kindrelatie aan de orde komt. Juist dan is het zaak dat het letterlijk nemen van een bijbeltekst geen barrière wordt of dat het mensen ontslaat van de verplichting zich nader te verdiepen in de aard van homoseksualiteit.
Als er iets is wat God ons mensen gegeven heeft, dan is het ons denkvermogen. Wie dat uitschakelt, loopt het risico een verstikkende, onbarmhartige sfeer te creëren die niet te rijmen valt met de grondbeginselen van een democratie. Dat zou ik zulke mensen graag voorhouden.”