Pakistan haalt christelijke zenders uit de lucht
Het recente besluit van de Pakistaanse Media Autoriteit (Pemra) om alle christelijke televisiekanalen in Pakistan uit de lucht te halen, heeft grote consequenties voor de christelijke minderheid in het land.
De Pemra motiveerde het besluit met de bewering dat de elf zenders geen vergunning hebben om uit te zenden en dus illegaal zijn. Een Pakistaanse pastor zei in een reactie hierop dat het voor christenen in zijn land zeer moeilijke tijden zijn. „We waren net aan het proberen om via deze christelijke zenders onze christelijke minderheden te bereiken die door andere televisiestations gewoonlijk genegeerd worden.”
In de meeste islamitische landen is in de wetgeving een aantal artikelen van de sharia opgenomen. Pakistan is een van de weinige landen waar de sharia staatswet is. De christelijke minderheid in Pakistan heeft vaak het gevoel dat ze niet hoeft te rekenen op staatsbescherming.
Kerkelijke leiders in het Westen lijken vaak moeite te hebben met het inschatten van de situatie in Pakistan. Een voorbeeld hiervan is de publiciteit rond het bezoek dat de Pakistaanse geestelijke Muhammed Naqib ur Rehmen in september bracht aan Engeland, waar hij hartelijk werd ontvangen door de aartsbisschop van Canterbury. De aartsbisschop schreef later op Twitter over de „geweldige” ontmoeting met de sjeik. Deze staat in Pakistan echter bekend als iemand die de haat tegen christenen aanwakkert. Muhammed Naqib riep na de executie van Mumtaz Qadri op tot protestdemonstraties. Mumtaz Qadri was de moordenaar van Salman Taseer –de gouverneur van Punjab– die Asia Bibi had verdedigd nadat zij wegens vermeende blasfemie gevangen was genomen. Sjeik Muhammed Naqib noemde Mumtaz Qadri een islamitische martelaar. Pakistaanse christenen waren ronduit geschokt dat de aartsbisschop van Canterbury een man ontving die een vurig verdediger is van de blasfemiewetten in Pakistan.
Steeds meer Pakistaanse christenen reizen daarom naar landen als Sri Lanka en Thailand, waar ze politiek asiel aanvragen bij de VN-mensenrechtenorganisatie (de UNHCR). Ze blijken echter in een onmogelijke situatie terecht te komen. De UNHCR, die de asielaanvragen behandelt, laat zich leiden door richtlijnen van het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken. Die richtlijnen stellen dat „Pakistaanse christenen gediscrimineerd worden, maar dat dit niet gelijkstaat aan vervolging.” De UNCHR wijst de meeste asielaanvragen van Pakistaanse christenen daarom af.
Nadat de dossiers van deze afgewezen christenen gesloten zijn, krijgen de Thaise autoriteiten bericht over hun status. De christenen worden vervolgens gearresteerd en in gevangenissen geplaatst in afwachting van hun uitzetting. De christelijke pastor Baber Masih is een van hen. Masih werd in 2012 in Pakistan beschuldigd van blasfemie. Hij vluchtte met zijn gezin naar Thailand, waar hij vier jaar lang de UNHCR probeerde te overtuigen van het feit dat hij in Pakistan gevaar liep. Het mocht echter niet baten. Zijn verzoek tot asiel werd onlangs afgewezen. De wanhopige Masih maakt zich geen enkele illusie over wat hem na terugkomst in Pakistan te wachten staat.