In Uganda valt de regen niet meer op gezette tijden
De hardste klappen van klimaatverandering vallen in de landen die het minst bijdragen aan de opwarming van de aarde. Zoals in Uganda, waar de allerarmsten kampen met droogte en overstromingen. De verwachting is dat dit in de toekomst alleen maar erger wordt, dus proberen ze zich voor te bereiden op zwaardere tijden.
In een klaslokaal op een heuvel met uitzicht op de hoofdstad Kampala gaat een hand de lucht in. „Onze regio is erg heuvelachtig. Als het hard regent stroomt het water naar beneden, waardoor er modderverschuivingen ontstaan. Huizen worden verwoest en soms sterven mensen zelfs”, vertelt Philip, een priester uit het zuiden van Uganda.
Om beurten vertellen de deelnemers, allen werkzaam voor een kerk of een lokale organisatie, waar zij in hun gebied mee te maken krijgen. Het doel van de training, een initiatief van de Europese coalitie EU Aid, is het beter voorbereiden van de lokale bevolking op natuurrampen.
„Mensen hier krijgen steeds vaker te maken met klimaatverandering. Regens blijven uit en het wordt warmer. Boeren kunnen niet meer vertrouwen op het droge en het regenseizoen bij het planten en oogsten”, legt Rachel Kyozira van de Nederlandse organisatie ICCO, partner van EU Aid en de organisator van de training, uit.
Volgens haar is het belangrijk om juist te focussen op het weerbaarder maken van mensen voordat er iets gebeurt, zodat de schade beperkt blijft en rampen zelfs voorkomen kunnen worden. Zo probeert pastor Philip samen met zijn gemeenschap de kans op modderstromen te verkleinen. „Bewoners graven nu kleine kanalen op de heuvel waardoor het water de grond insijpelt, en niet meer in desastreuze hoeveelheden naar beneden stort.”
Droogte
Om te zien hoe de Ugandezen kampen met de gevolgen van klimaatverandering, reizen we naar het noorden. Het wordt steeds droger. De houten gebouwen langs de kant van de weg, meestal met een dak van landbouwplastic of golfplaten, zijn bedolven onder een laag rood stof. In het dorpje Osamito ontmoeten we David, een man met een voortdurende stralende glimlach. Met zijn vrouw en zes kinderen woont hij op een mooi erf, bestaande uit een aantal ronde lemen huizen met rieten daken, omgeven door bananenbomen en maisvelden.
„Toen ik jong was, wisten we dat de regen op komst was als we een bepaalde vogel hoorden fluiten”, vertelt hij. „We kunnen nu niet meer vertrouwen op dit soort signalen. Officieel is het nu regenseizoen, maar we hebben al weken geen regen gehad. Droogte is ons grootste probleem.” David wordt gezien als voorbeeld in zijn gemeenschap. De lokale kerk helpt hem zich te wapenen tegen de droogte.
„Om minder afhankelijk te zijn van bepaalde gewassen ben ik nu begonnen met het verbouwen van wortels. Dat is helemaal nieuw hier. Ze groeien hard en ze smaken goed!” Onder een rieten afdak groeien kleine boompjes die hij vervolgens verkoopt. Het gaat uiteindelijk de kap van hoognodige bomen tegen. „Met de opbrengsten betaal ik schoolgeld voor de kinderen en kunnen we ons extra voedsel veroorloven.”
Samenwerken
Een paar kilometer verderop hebben ruim twintig mensen van allerlei leeftijden zich verzameld in een grote tent. De groep boeren, aangestuurd door voorzitter Solomon, komt wekelijks bijeen om hun problemen te bespreken en samen naar oplossingen te zoeken. Ze kampen vooral met het gebrek aan water, en het tekort aan voedsel dat daaruit voortkomt.
Het geld dat ze verdienen met hun gezamenlijke moestuin, belandt in een kluis die zorgvuldig bewaakt wordt door een van de vrouwen. „Het is onze bank. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om geld te lenen voor het kopen van eten of zaden.” Ook zijn ze begonnen met alternatieve manieren om geld te verdienen, zoals het houden van bijen voor honing. Volgens Solomon is hun groep heel belangrijk: „We denken dat het in de toekomst alleen maar erger gaat worden, dus we hebben elkaar nodig.”
De reis vervolgt zich door kleine dorpen waar het ruikt naar gegrilde maiskolven en verbrand vlees. Via een smal wandelpad bereiken we Omanju, waar de zussen Tabitha en Salma en hun familie wonen. Vorig jaar heeft de kerk hier, als test, een biogassysteem geïnstalleerd. In een put op het erf worden koeienmest en water gemengd. De stof die vrijkomt belandt via een pijp in de kookhut. Op deze manier hoeven de zussen geen bomen meer te kappen om te kunnen koken.
Ze weten zelf niet precies hoe het systeem werkt, maar ze zijn er wel blij mee: „Er komt veel minder rook vrij, en het bereiden van eten gaat sneller.” De buren zijn ook geïnspireerd geraakt, maar de zussen vragen zich af of het op grote schaal gebruikt kan gaan worden. „Het is heel duur en ingewikkeld om aan te leggen”, zegt Salma terwijl een van de kinderen bij haar op schoot kruipt.
Bijbelse landbouw
Aan de oevers van Lake Kyoga, op de route terug naar Kampala, houden vissers pauze in een houten kano in de schaduw van een boom. Visser Geoffrey komt net terug en houdt zijn vangst trots omhoog. Maar echt blij blijkt hij niet te zijn. „Vroeger liepen we een paar meter het water in en vingen we al tilapia en nijlbaars. Nu moeten we veel verder varen voor een goede vangst.”
Ook zijn collega’s zien het somber in. „Misschien moeten we andere dingen gaan doen om geld te verdienen, maar wij zijn altijd afhankelijk geweest van vis. Dit is ons leven.” Op het grasveld verderop vegen vrouwen in kleurrijke jurken kleine gedroogde visjes op een net bij elkaar, om ze vervolgens in emmers te scheppen. Klaar voor de markt. „Ugandezen zijn er dol op”, vertelt een van hen.
Volgens Kyozira van ICCO is de houding van de vissers kenmerkend. „Het laat zien hoe moeilijk het is om je aan te passen aan een nieuwe situatie, zelfs als het dringend nodig is. Een verandering in denken is noodzakelijk. Het gaat langzaam, maar alle kleine stapjes helpen.”
Haar collega Jeroen Jurriëns, ingevlogen vanuit Nederland om samen met Kyozira de training te geven, denkt dat juist de lokale organisaties en kerken hier een grote rol kunnen spelen, omdat zij midden in de gemeenschap staan.
Een van de deelnemers, George uit het noorden van Uganda, vertelt dat zij de boeren in hun omgeving leren om „op Gods manier” landbouw te bedrijven. „Tijdens de schepping van de aarde liet God de natuur in haar waarde. Het is belangrijk om goed voor het milieu te zorgen en dus geen bomen te kappen. Bij ons werkt deze aanpak, want veel mensen willen volgens de Bijbel leven.”
Dit verhaal is mede tot stand gekomen dankzij een reis georganiseerd door de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie ICCO.