Jan Neven, kunstschilder en musicus
Hij is in de eerste plaats kunstschilder. Maar Jan Neven is ook een begaafd musicus. „Op mijn vijftiende speelde ik al drie uur per dag orgel. Mijn muziekleraar was ontgoocheld toen hij hoorde dat ik naar de kunstacademie ging.” Met zeventien jaar was hij de jongste student aan de Koninklijke Academie voor Beelden Kunsten in Den Haag.
Het huis van de familie Neven aan de Stationsstraat in Veenendaal ligt dicht aan de weg. De poortdeur staat uitnodigend open. Erachter bevindt zich een smalle maar verrassend diepe tuin. Jan Neven staat binnen zijn handen te wassen. Roodbruin haar, vriendelijke ogen, een blos op het gezicht; dit is de kunstenaar van wie er nauwelijks een foto te vinden is via Google. Hij heeft het niet zo op digitaal, zo blijkt. Een eigen website heeft hij wel en hij is druk bezig die te vernieuwen. Maar tijd om zijn Facebooktijdlijn bij te houden, gunt hij zich niet. Geen wonder als je kunt schilderen, componeren en musiceren, als je van lezen houdt en van schrijven, en als je echtgenoot bent en vader van vijf kinderen.
„Zullen we naar het bijgebouw gaan”, stelt Neven voor. Met de bouw van dit pand in de achtertuin is hij de laatste jaren druk geweest. Veel deed hij zelf. Het voorste gedeelte van het pand in wording is het atelier. De ingebouwde kast maakte hij van panelen uit de woonkamer en de laatjes boven in de muur kwamen van de buurman. Neven houdt ervan om materialen die in de ogen van anderen waardeloos zijn een tweede kans te geven.
De zon maakt de ruimte licht en warm, en dat is prettig want er zit nog geen verwarming in het gebouw. Aan de muur hangt een abstract schilderij dat Neven maakte naar aanleiding van Psalm 58, een lied over recht en onrecht.
U staat bekend als een realistisch schilder, maar er hangt een abstract werk aan de muur?
„Jarenlang heb ik alleen realistisch geschilderd, inderdaad. Toen ik naar de academie ging, wist ik nog niet welke stijl ik zou ontwikkelen. Ik vond wel dat ik realistisch moest kunnen schilderen alvorens ik andere vormen zou gaan proberen, maar dat ik me met realistisch schilderen zou blijven bezighouden had ik niet verwacht.
Anderzijds is het ook wel logisch, want ik ben een perfectionist. Ik wil het tot in de kleinste details onder de knie hebben. Daarnaast vind ik realistisch werk gewoon prachtig, het is een geweldige uitdaging.
Veel realisten zijn alleen met realisme bezig, maar ik heb me altijd ook gericht op de compositie en de expressieve waarde ervan. Daardoor ging ik soms wat meer naar het abstracte. Ondertussen veranderde mijn leven. Mijn vader overleed, ik trouwde met Inge en we werden vader en moeder, onlangs werd de vijfde geboren. Dat alles beïnvloedt je stijl. Realistisch bezig zijn is mooi, maar ik mis er ook iets in. Als ik losser kom, kan ik meer direct inhoud geven aan het schilderij.”
Hoe komt een schilderij tot stand?
„Op drie manieren. Eén: ik begin met het tekenen van een compositie. Als ik daarover tevreden ben, werk ik dat uit in een schilderij. Eerst zet ik een acryllaag op het doek, daarna breng ik de olieverf aan op het droge acryl. De eerste laag maakt de kleuren intenser. Bij het aanbrengen van de derde laag glaceer ik olieverf over de nog natte tweede laag. Dat zorgt ervoor dat je de voorstelling als door een snoeppapiertje ziet. Het gros van wat je ziet, is de tweede laag.
De tweede manier gebruik ik tegenwoordig vaker. Ik heb een Bijbeltekst of -gedeelte in mijn hoofd en op basis daarvan schilder ik. Ik laat de tekst eerst bezinken, omdat resultaten daardoor beter worden. Dat geldt trouwens ook voor de muziek die ik maak. Kunstenaar of musicus ben je niet als je aan het schilderen of musiceren bent, je bent het altijd. In mijn hoofd ontwikkelen en verbeteren de ideeën zich.
Verder, en dat is de derde manier, probeer ik muziek en schilderkunst bij elkaar te brengen. De overeenkomsten tussen deze twee hebben mij sterk beziggehouden. In de Bergkerk in Deventer heb ik eens een concert gegeven terwijl er ook schilderijen van mij te zien waren. Dat wil ik vaker gaan doen. Zowel het schilderij als de muziek vindt z’n oorsprong in een Bijbeltekst. Het schilderij is dan als het ware geïmproviseerd, gemaakt zonder voorbereiding. Dat is natuurlijk relatief, want je bereidt je altijd op een bepaalde manier tóch voor.”
U moet met de kunst uw brood verdienen.
„Op de academie word je niet opgeleid op het gebied van ondernemen. Dat moet je in de praktijk leren. Veel kunstenaars, ikzelf incluis, zijn er niet goed in. Mijn vrouw is gelukkig zakelijker ingesteld. De prijzen voor mijn schilderijen bepaal ik allang niet meer zelf, want ik ga steevast te laag zitten.
Ik heb een tijdje lesgegeven, zowel in mijn atelier aan groepjes van twee of drie mensen als op een middelbare school, op het Van Lodenstein College in Amersfoort. Hierdoor raakte de week echter enorm versnipperd. Daarom ben ik ermee opgehouden. Nu richt ik mij op het afronden van dit gebouw. Daarna wil ik vooral in opdracht gaan schilderen en lesgeven aan kleine groepen hier in het atelier.
Om aan werk te komen plaats ik geen advertenties, dat werkt niet. Opdrachten krijg je vaak via via, vanuit je netwerk. Soms komen mensen bij me die jaren geleden al iets van mijn werk gezien hebben.”
Hoe bepaal je de prijs van een schilderij?
„Dat is een complex iets. Veel mensen denken dat een groot doek duur is en een klein doek goedkoop. Je kunt met het laatste doek echter veel langer bezig zijn geweest. De tijd, de techniek, het materiaal, de marktwaarde van dergelijke kunst, alles speelt mee.”
Hoe komt uw geloof terug in uw werk?
„De Bijbelteksten naar aanleiding waarvan ik schilder en musiceer zijn bepaald door mijn persoonlijk geestelijk leven. Het geloof was al vanaf het begin van mijn kunstenaarschap de basis van mijn bestaan.”
U voelde zich er niet door beperkt?
„Nee, juist niet. Beperking geeft mogelijkheden, bakent dingen af. Ongelimiteerde vrijheid betekent chaos. De Bijbel biedt houvast en structuur. Gods Woord is een sterke eenheid. God is dat Zelf ook, een absolute Eenheid. Het is voor mij heel wezenlijk om eenheid te bereiken, om me te enten op God.
Al vroeg werd ik geraakt door het verschijnsel dat veel spullen door ons als waardeloos worden beschouwd. Ik zie vaak wel wat in dat soort dingen. Dat associeerde ik met hoe God ons ziet, met hoe Hij Zich toch ontfermt en genadig is.
Later raakte ik gefascineerd door licht. Jezus zegt: Ik ben het Licht der wereld. Zonder licht kun je geen ruimte zien. Verder wordt licht vaak verbonden met inzicht en met God. Elk schilderij moet zinderen van licht. Vroeger bracht ik licht subtieler aan, nu benadruk ik meer de intensiteit ervan.”
Ondertussen bent u getrouwd en heeft u vijf kinderen. Leidt een gezin niet af van de kunst?
„Het is moeilijk om een balans te vinden tussen het gezinsleven en het werk. Maar ik denk dat dit atelier mij gaat helpen, ik kan me hier goed concentreren.
Ik vind het geweldig dat we kinderen mochten krijgen. We hechten veel waarde aan de geloofsopvoeding. Volgens mij wordt huisgodsdienst in onze kring ondergewaardeerd, terwijl dat toch het voornaamste is waarin je kunt bezig zijn. Daarom componeer ik regelmatig muziek bij Bijbelteksten. Mijn oudste dochter heb ik zo zingend Psalm 1 uit het hoofd geleerd, gewoon de tekst zoals die in de Statenvertaling staat. Door de muziek leer je een tekst veel makkelijker. In de tijd van de Bijbel kende men hele lappen tekst uit het hoofd. Wij zijn dat kwijtgeraakt en dat is een verarming.
De melodie die ik maak, bedenk ik vanuit de tekst. Daarvoor gebruik ik de klassieke compositieprincipes, de zogeheten affectenleer. Simpel gezegd maak je volgens deze leer geen vrolijke muziek bij een droevige tekst. Maar je kunt dat ook heel sterk verfijnen. Daarover zijn in de muziekgeschiedenis veel theorieën bedacht. Schubart, niet te verwarren met Schubert, was hier heel goed in. Bach ook.”
Met wie heeft u het meest, Rembrandt of Bach?
„Wat Rembrandt voor de schilderkunst is, is Bach voor de muziek. Ik vind ze allebei geweldig. Als ik moet kiezen, denk ik dat ik toch voor Bach ga. Hij is in godsdienstig opzicht en qua kunst rechtlijniger. Al blijft het appels met peren vergelijken.”
Facebook of een leesboek?
„Een leesboek. Ik heb niets met sociale media. Ik ben ooit op Facebook gegaan, maar gun me de tijd niet om het bij te houden.
Vroeger las ik veel. Nu is het meer bladzijdenwerk. Maar ik doe het nog steeds graag. De laatste tijd vooral theologische werken. Maar ook het boek ”Verweesde generaties” over opvoeding, van dr. R. Toes, vind ik interessant.”
Luisteren of spreken?
„Ik ben meer een luisteraar. Ik vind het wel fijn om iets te vertellen, maar dan graag op papier. Een spreker ben ik niet, meer een schrijver, vooral in de kunstzinnige betekenis van dat woord. Als ik lesgeef of als ik met de kinderen ben, spreek ik natuurlijk wel en dat gaat me ook goed af, maar in het dagelijks leven ben ik echt een luisteraar.
Ik ben niet zo geneigd om op de voorgrond te treden. Dat vind ik soms een beetje lastig aan mijzelf. Het is iets waar ik steeds alert op moet zijn.
Verder ben ik een type dat heel procesmatig werkt. Eerst het één, dan het ander. Mijn vrouw is veel meer resultaatgericht. We kunnen elkaar daardoor versterken, maar je moet dan wel eerst begrip hebben voor elkaars zienswijze, anders is het alleen maar lastig om zo verschillend te zijn.”
Muziek of schilderkunst?
„Dat blijft een moeilijke keus. Omdat ik eerst de kunstacademie gedaan heb, blijf ik me vooral kunstschilder voelen. Toen ik in 2009 op het conservatorium in Tilburg orgel ging studeren, gaf de bekende organist Henco de Berg mij weleens een 10-. Bij mijn toelatingsexamen speelde ik de Prière van César Franck. De Berg lachte mij vierkant uit toen ik vertelde dat ik dat wilde gaan spelen. Achteraf zei hij echter: Dat heb je knap gedaan. Schilderen en musiceren zijn twee talenten die ik van God heb gekregen en die ik ook allebei wil inzetten.
Schilderen kan ik sneller dan componeren. Dat komt doordat ik dat veel meer gedaan heb. Door te doen, bouw je vaardigheid op.
Vier jaar heb ik aan het conservatorium gestudeerd. Dat werd mogelijk gemaakt door een speciale beurs waardoor ik het collegegeld kon betalen dat alle studenten betalen, hoewel ik daar na vier jaar academie eigenlijk geen recht meer op had. Toen deze regeling ophield, ben ik gestopt, omdat het onmogelijk is om 10.000 euro per jaar neer te tellen.”
Een dag niet eten of een dag niet schilderen?
Lachend: „Wat wil je eigenlijk vragen? Ik vind het allebei niks. Eten is een eerste levensbehoefte. Maar schilderen is dat voor mij eigenlijk ook. Toch blijf ik in leven als ik het niet zou doen.
Schilderen geeft mijn leven inhoud. Ik doe het lang niet iedere dag, maar dat hoeft ook niet. Als ik maar met iets bezig kan blijven in mijn hoofd.”
Levensloop Jan Neven
Jan Neven werd in 1978 geboren in Gouda en volgde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag de opleiding tekenen en schilderen. In 1999 studeerde hij af. Groeps- en solotentoonstellingen volgden. Momenteel wil Neven vooral in opdracht gaan werken.
Neven studeerde het complete orgel-oeuvre van J. S. Bach in, en andere grote werken. Ook componeert hij zelf muziekstukken.
Neven is getrouw met Inge en samen hebben ze vijf kinderen in de leeftijd van 6 jaar tot één maand. Het gezin is lid van de hersteld hervormde gemeente rond de Brugkerk in Veenendaal.